Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4065/GA, 9 juli 2020, beroep
Uitspraakdatum:09-07-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-19/4065/GA                        

Betreft [klager]            Datum 9 juli 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen vermissing van zijn goederen.

De alleensprekende beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwegein heeft op 19 juni 2019 het beklag ongegrond verklaard (NM2019/212). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. K. Bruns, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Nieuwegein (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft begrepen dat tijdens de ontruiming van zijn cel, zijn spullen werden ingepakt door een ZBIW-er genaamd N., die zou zijn geholpen door een medegedetineerde die ‘K’ wordt genoemd en een reiniger. Klager verblijft niet meer in de inrichting en kan derhalve niet meer aantonen dat hij de spullen, die hij meent te vermissen daadwerkelijk in zijn bezit heeft gehad. De lijst met ingepakte spullen komt niet overeen met de spullen die klager in zijn bezit had en nu worden vermist. Hieruit leidt klager af dat de spullen die hij mist niet zijn ingepakt.

Standpunt van de directeur

Klager heeft geen invoerbewijs, aankoopbon of ander bewijs kunnen verstrekken waaruit blijkt  dat hij wel in het bezit was van de spullen die hij zegt te missen. De cel ontruiming is, zoals voorgeschreven, op 30 december 2018 door twee piw-ers uitgevoerd, te weten B. en R. en er is een lijst gemaakt van alle spullen, die op klager’s cel zijn aangetroffen en ingepakt. Onvoldoende is aangetoond dat op de ontruimingslijst spullen ontbreken die wel in de cel moeten zijn aangetroffen. Er is geen reden om aan de juistheid van het ontruimingsverslag te twijfelen. Daarnaast heeft klager in beroep niet weerlegd dat hij al in PI Grave had kunnen constateren dat zijn spullen niet volledig waren. 

3. De beoordeling

Klager heeft zich op 8 maart 2020 beklaagd over het feit dat hij diverse kledingstukken mist, zoals een geblokte badjas, diverse T-shirts, een groen trainingspak van the Northface, een lederlook jas met schuine rits en twee Nivea bodysprays. Klagers cel is overeenkomstig de wettelijke voorschriften ontruimd door twee piw-ers en daarvan is een verslag opgemaakt. Uit dat verslag valt niet af te leiden dat de vermiste goederen ten tijde van de ontruiming zich op klagers cel bevonden. Bovendien heeft klager daarna in PI Grave verbleven en getekend voor de ontvangst van zijn spullen. Eerst nadat hij in PI Nieuwegein was teruggeplaatst, heeft klager de gestelde vermissing gemeld. De beroepscommissie is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat aan het ontruimingsverslag moet worden getwijfeld of dat de directeur een verwijt treft voor de vermissing van klagers spullen voor zover daar sprake van is.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Deze uitspraak is op 9 juli 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, U.P. Burke en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven