Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-413, 22 augustus 2018, beroep
Uitspraakdatum:22-08-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          : R-413

Betreft : [klager]          datum: 22 augustus 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.M.P. Jongsma, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 2 mei 2018 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2.         De standpunten

Door en namens klager is het beroep als volgt – samengevat – toegelicht.

Het is onbegrijpelijk dat de medisch adviseur stelt dat sprake is van een sociaal probleem. Vanwege de medische of psychologische problematiek van klagers partner is zij niet in staat haar nieuw toegewezen woning in te richten. De medische adviseur had zich dan ook moet uitspreken over de gevolgen die klagers partner vanwege deze problematiek ondervindt. Voorts is de omstandigheid dat het Openbaar Ministerie (OM) geen medische gegevens van klagers partner heeft ontvangen, te wijten aan klagers casemanager. Deze heeft de medische gegevens niet aan het OM doorgespeeld. De vrijhedencommissie heeft geen individueel standpunt ingenomen, nu zij enkel verwijst naar het advies van de medisch adviseur. Hoewel de medisch adviseur kennis heeft kunnen nemen van verschillende medische stukken, beperkt het advies zich tot de verhuizing van klagers partner. Nu dit advies op onjuiste gronden is gebaseerd, is het onwenselijk dat verschillende instanties hun advies uitsluitend op het advies van medisch adviseur baseren. Verder kan uit het feit dat de moeder van klagers partner in de buurt van haar dochter woont niet worden opgemaakt dat zij in staat is de woning in te richten. De betrokken instanties zijn afstandelijk en terughoudend.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt – samengevat – toegelicht.

De medisch adviseur acht strafonderbreking op medische gronden niet geïndiceerd. Aan de bestreden beslissing ligt mede ten grondslag het feit dat klager, tijdens zijn verblijf in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.), regimaire verloven geniet. Voorts beschikt klager over een sociaal netwerk. Klager brengt zijn verloven door bij de moeder van zijn partner en heeft vrienden die in Rotterdam woonachtig zijn. De noodzaak tot het verlenen van strafonderbreking is onvoldoende aannemelijk gemaakt. De medische informatie die klager hieromtrent heeft verstrekt, maakt dit niet anders.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De vrijhedencommissie van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking. Er is geen sprake van omstandigheden in de persoonlijke sfeer op grond waarvan strafonderbreking zou moeten worden verleend.

De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Rotterdam heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking. Klager verblijft in een b.b.i. en geniet regimaire verloven. Vanwege het feit dat zijn vriendin kampt met psychische problemen verzoekt klager om strafonderbreking. Niet is gebleken van de noodzaak van klagers aanwezigheid. Uit het reclasseringsadvies van 20 oktober 2017 blijkt niet dat klagers vriendin in zodanige ernstige psychische nood verkeert dat strafonderbreking dient te worden verleend.

De medisch adviseur acht strafonderbreking op medische gronden niet geïndiceerd. Nu klager verzoekt om strafonderbreking teneinde de nieuwe woning van zijn partner in te richten, is sprake van sociaal probleem. De medisch adviseur doet geen uitspraken over sociale problematiek.

De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.

3.         De beoordeling

Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk, met aftrek, wegens brandstichting en handelen in strijd met de Wet wapens en munitie. De einddatum van klagers detentie is thans bepaald op 3 mei 2019.

Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Artikel 36 in verband met artikel 23 van de Regeling bepaalt dat strafonderbreking kan worden verleend voor een bezoek aan een in ernstige psychische nood verkerende levenspartner van de gedetineerde.

Klager verzoekt om strafonderbreking van acht weken teneinde zijn gezin te ondersteunen en zijn partner, die met psychische problemen kampt, te helpen haar nieuwe woning in te richten.

De noodzaak voor het verlenen van strafonderbreking is onvoldoende aannemelijk geworden. De medisch adviseur acht strafonderbreking op medische gronden niet geïndiceerd. Voorts staat vast dat klager in een b.b.i. verblijft, althans ten tijde van de bestreden beslissing in een b.b.i. verbleef, waarbij hij ongeveer één keer per maand regimair verlof geniet. Niet is gebleken dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Hoewel de beroepscommissie klagers wens de woning van zijn partner in te richten begrijpt, rechtvaardigen voornoemde omstandigheden een afwijzing van klagers verzoek om strafonderbreking. Derhalve kan de bestreden beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 22 augustus 2018

secretaris         voorzitter

Naar boven