Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-20/3726/SGB, 2 juni 2020, schorsing
Uitspraakdatum:02-06-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          S-20/3726/SGB                      

Betreft verzoeker        Datum 2 juni 2020

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van verzoeker (hierna: verzoeker)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 26 maart 2020 beslist verzoeker van de Zeer Beperkt Beveiligde Inrichting (ZBBI) van de locatie Ter Peel te Sevenum over te plaatsen naar de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn. 

Verzoeker heeft daartegen bezwaar ingesteld.

Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing en verzoekt tevens om huisarrest met een enkelband.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van verweerder op het schorsingsverzoek en is ambtshalve bekend met de uitspraken RSJ 25 maart 2020, S-20/3286/SGA en RSJ 3 april 2020, S-20/3341/SGB betreffende verzoeker.

2. De beoordeling

In beginsel kan, gelet op het bepaalde in artikel 73, vierde lid, van de Pbw, gelezen in verband met artikel 66, eerste lid, van de Pbw, pas schorsing worden verzocht als verweerder het bezwaarschrift ongegrond heeft verklaard en verzoeker tegen die ongegrondverklaring beroep heeft ingesteld. Dit beginsel lijdt slechts uitzondering in die gevallen waarin de beslissing van verweerder lang op zich laat wachten of in die gevallen waarin sprake is van uitzonderlijke omstandigheden. Verweerder heeft het bezwaarschrift op 30 maart 2020 ontvangen en hierop thans nog niet beslist. De voorzitter overweegt dat de termijn van zes weken, zoals is neergelegd in artikel 17, vierde lid, van de Pbw, is verstreken en de beslissing van verweerder dus te lang op zich laat wachten, zodat verzoeker kan worden ontvangen in zijn verzoek.

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van een verzoek om schorsing van een beslissing van verweerder slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing van verweerder is genomen in strijd met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de beslissing van verweerder. Naar het oordeel van de voorzitter is dat deels het geval.

Verzoeker voert aan dat hij in onzekerheid verkeert, omdat verweerder nog steeds niet heeft beslist op zijn bezwaar van 30 maart 2020 en er ook geen duidelijkheid is over het verdere verloop van zijn detentie. Verzoeker stelt dat zijn hoger beroep inmiddels ontvankelijk is verklaard, wat - in geval hij zou verblijven in een ZBBI - zou inhouden dat er geen gronden meer zijn om niet geschorst te worden, zoals andere gedetineerden die in de ZBBI verbleven. In dat geval zou verzoeker dus met een enkelband naar huis toe kunnen.

Uit de inlichtingen van verweerder volgt dat het juist is dat verzoekers bezwaar nog niet is behandeld, maar dat dit snel zal gebeuren. Ten aanzien van het intrekken van verzoekers hoger beroep geeft verweerder aan dat uit informatie van verzoekers casemanager van de ZBBI van de locatie Ter Peel volgt dat de advocaat-generaal (AG) van het Openbaar Ministerie (OM) heeft laten weten dat intrekken van het hoger beroep niet meer mogelijk is, nu er al gestart is met de behandeling van het beroep. Er hebben inmiddels twee zittingen plaatsgevonden. Op grond van de nieuwe informatie in het schorsingsverzoek zal verweerder het bezwaar van verzoeker met spoed behandelen.

Met betrekking tot verzoekers verzoek om huisarrest met een enkelband stelt verweerder dat, zoals ook volgt uit S-20/3286/SGA, deze beslissing zich niet leent voor schorsing.

De voorzitter begrijpt dat verzoeker zich in een onzekere situatie bevindt. Verzoeker verbleef in maart 2020 in de ZBBI van de locatie Ter Peel. Op 26 maart 2020 is door verweerder beslist tot overplaatsing van verzoeker vanuit de ZBBI van de locatie Ter Peel naar de PI Alphen in verband met de getroffen noodmaatregelen om de (verdere) verspreiding van het coronavirus tegen te gaan. Verzoeker stelt dat hem in de ZBBI van de locatie Ter Peel is voorgehouden dat hij een enkelband aangesloten zou kunnen krijgen zodat hij daarna de inrichting zou kunnen verlaten. Om aan de voorwaarden te kunnen voldoen voor een enkelband, moest hij zijn hoger beroep intrekken. Verzoeker stelt dat hij daarom zijn hoger beroep heeft ingetrokken. Daarna is hij echter niet met een enkelband heengezonden, maar geselecteerd voor de gevangenis van de PI Alphen. Uit de inlichtingen van verweerder volgt dat de AG van het OM heeft laten weten dat het intrekken van verzoekers hoger beroep niet (meer) mogelijk is, nu met de behandeling van het hoger beroep is gestart. Uit verzoekers registratiekaart van 2 juni 2020 van de PI Alphen volgt echter dat verzoeker op dit moment is ingesloten op grond van de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf met parketnummer 01-865133-18 (rechtbank Oost-Brabant), met als einddatum 9 december 2020. De voorzitter gaat er dan ook vanuit dat verzoeker onherroepelijk is veroordeeld, zodat de beslissing tot terugplaatsing van verzoeker naar de PI Alphen spoedig heroverwogen dient te worden door verweerder en op dit moment zodanig onredelijk en onbillijk moet worden geacht dat er thans een spoedeisend belang is om over te gaan tot schorsing. Gelet op het voorgaande zal de voorzitter het verzoek in zoverre toewijzen.

Voor zover verzoeker het schorsingsverzoek heeft ingediend om te bewerkstelligen dat hij alsnog met een enkelband naar buiten kan overweegt de voorzitter dat verzoeker geen belang heeft bij een toewijzing van het verzoek, omdat dat niet kan leiden tot het beoogde resultaat, namelijk huisarrest met enkelband. Daarvoor zou een nieuwe beslissing genomen moeten worden en de voorzitter is niet bevoegd om verweerder op te dragen een nieuwe beslissing te nemen of om te bepalen dat deze uitspraak daarvoor in de plaats treedt (zoals bedoeld in artikel 68, derde lid, onder a. en b., in verbinding met artikel 73, vierde lid, van de Penitentiaire beginselenwet). Nu verzoeker geen belang heeft bij een toewijzing, zal de voorzitter het verzoek ook in zoverre afwijzen.

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe ten aanzien van verzoekers terugplaatsing vanuit de ZBBI Ter Peel naar de PI Alphen en schorst de beslissing van verweerder met onmiddellijke ingang tot het moment dat op het bezwaarschrift is beslist en wijst het verzoek voor het overige af.

Deze uitspraak is op 2 juni 2020 gegeven door mr. R.H. Koning, voorzitter, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven