Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-545, 25 oktober 2018, beroep
Uitspraakdatum:25-10-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-545

betreft: [klager] datum: 25 oktober 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.M.J.P. Penners, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 15 mei 2018 van de beklagcommissie bij de locatie Roermond, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van bovengenoemde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de beslissing van 18 december 2017 tot afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten

Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – samengevat – toegelicht.

Klagers verlofaanvraag is middels de beslissing van 18 december 2017 afgewezen, echter is deze beslissing pas op 24 januari 2018 aan klager medegedeeld. Deze aanvraag zag op de periode van 21 december tot en met 23 december 2017. Dit bleek uiteindelijk voor de periode vanaf 19 januari tot en met 21 januari 2018 te zijn. Aangezien de beslissing van de inrichting te lang op zich liet wachten, ging niet alleen het verlof in december 2017 niet door. Tevens kwam de verschoven aanvraag naar januari 2018 door het stilzitten van de inrichting in gevaar. In het licht van voornoemde omstandigheden, die niet aan klager kunnen worden toegerekend, kan thans niet worden gesteld dat de aanvraagdatum na de gewenste periode van het verlof ligt. De inrichting had deze situatie kunnen voorkomen door alerter en adequater op te treden.

De directeur heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep niet toegelicht.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De vrijhedencommissie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

De advocaat-generaal bij het ressortparket te Arnhem - Leeuwarden heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.

De reclassering heeft in een advies van juni 2017 het recidiverisico als hoog ingeschat.

 

3.         De beoordeling

Klager ondergaat een gevangenisstraf wegens winkeldiefstal en diefstal met bedreiging. Aansluitend dient hij 54 dagen vervangende hechtenis te ondergaan op grond van de wet Terwee. De einddatum van klagers detentie is thans bepaald op 11 januari 2019.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.

Uit het dossier blijkt dat klager voor het eerst in aanmerking kwam voor algemeen verlof op 20 januari 2018. De op 18 december 2017 gedateerde afwijzende beslissing ziet op de verlofaanvraag van 21 tot en met 23 december 2017. Deze beslissing is op 24 januari 2018 aan klager uitgereikt. Uit de toelichting van de directeur blijkt dat het verlof geen doorgang kon vinden wegens het negatieve advies van de advocaat-generaal en de eerste wettelijke verlofmogelijkheid op 20 januari 2018. Voorts bevindt zich in het dossier een aanvraagformulier waarin klager verzoekt om algemeen verlof voor de periode van 19 tot en met 21 januari 2018.

De beroepscommissie overweegt dat een afwijzing voor de verlofaanvraag van 21 tot en met 23 december in de rede lag, gelet op de eerste wettelijke verlofmogelijkheid alsmede de negatieve adviezen van de advocaat-generaal en de vrijhedenhedencommissie en het door de reclassering hoog geschatte recidiverisico. De beroepscommissie verklaart het beroep in zoverre ongegrond en bevestigt op dit punt de uitspraak van de beklagcommissie.

Ten aanzien van de uitreiking van de afwijzende beslissing overweegt de beroepscommissie als volgt. Op grond van artikel 6, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) dient de directeur – indien hij bevoegd is over het verlof te beslissen – de gedetineerde schriftelijk in kennis te stellen van zijn beslissing. Anders dan artikel 58 van de Pbw stelt de Regeling niet uitdrukkelijk als eis dat dit onverwijld geschiedt. Een voortvarende schriftelijke kennisgeving ligt echter voor de hand, gelet op de belangen die een gedetineerde kan hebben bij het tijdig op de hoogte zijn van de mogelijkheid om tijdelijk de inrichting te verlaten en in voorkomend geval het indienen van een daarmee samenhangend klaagschrift. Naar het oordeel van de beroepscommissie kan de uitreiking van de schriftelijke beslissing in dit geval niet worden aangemerkt als het voortvarend in kennis stellen van de gedetineerde door de directeur van zijn beslissing, nu de kennisgeving geschiedde enkele dagen na de dag waarop het verlof volgens klager zou moeten aanvangen. De beroepscommissie stelt bovendien vast dat niet is gebleken dat een beslissing is genomen op klagers verzoek om verlof te mogen genieten in het weekend van 19 tot en met 21 januari 2018.

De beroepscommissie zal het beroep – gelet op het voorgaande – in zoverre dan ook gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie op dit punt vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu klager inmiddels niet meer in de locatie Roermond verblijft en de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal de tegemoetkoming vaststellen op € 17,=.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond voor wat betreft de afwijzende beslissing en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond voor wat betreft de uitreiking van de afwijzende beslissing, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond.

Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 17,=.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 25 oktober 2018.

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven