Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6540/GV, 11 mei 2020, beroep
Uitspraakdatum:11-05-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/6540/GV                   

Betreft [klager]            Datum 11 mei 2020

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 26 maart 2020 klagers verzoek tot strafonderbreking afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. J.J. Serrarens, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Het verzoek tot strafonderbreking is gebaseerd op de vrees dat klager in de inrichting besmet wordt met het coronavirus en dat hij, in het geval hij besmet wordt, zeer ernstig ziek wordt of overlijdt. Klager heeft diverse, chronische aandoeningen. Die aandoeningen zijn bij de beroepscommissie bekend, omdat klager eerder een verzoek tot strafonderbreking op medische gronden heeft gedaan (RSJ 13 november 2019, R-19/4042/GV). Dat beroep is ongegrond verklaard. Uitgangspunt was daarbij voor de beroepscommissie dat klager, hoewel zijn gezondheidssituatie zorgelijk is en veel aandacht behoeft, in detentie de benodigde zorg geboden kan worden.

De onderhavige aanvraag verschilt fundamenteel van de vorige. Klager heeft een zwakke weerstand en stelt zich daarom op het standpunt dat hij een verhoogd risico loopt op overlijden of een ernstig ziektebeloop bij besmetting met het coronavirus. Hij is doorlopend verkouden en bij besmetting met griep kostte het in het verleden veel tijd om weer enigszins op te knappen. Hij valt dus in de risicogroep patiënten met een verminderde weerstand bij infecties, zoals vermeld in de LCI-richtlijn.

De medisch adviseur komt tot de conclusie dat klager niet tot een van de in die richtlijn genoemde risicogroepen behoort. De wijze waarop de medisch adviseur tot zijn advies is gekomen is echter onzorgvuldig, nu de medisch adviseur klager niet zelf heeft onderzocht of gezien. Het bijgevoegde medisch dossier van de inrichting zal hij wel bestudeerd hebben, maar daaruit blijkt niet waar de gebrekkige weerstand van klager door wordt veroorzaakt. Klager heeft de inrichtingsarts meermalen verzocht hem door te verwijzen naar het ziekenhuis, meer in het bijzonder naar een neuroloog, voor onderzoek. Tot op heden is aan die wens geen gehoor gegeven. Mogelijk kan een neuroloog een diagnose stellen. Klager heeft hevige neurogene pijnen die in de detentiesituatie met oxycodon onderdrukt worden. Daarnaast heeft hij in het verleden diverse aandoeningen gehad die tot een verminderde weerstand kunnen hebben geleid. Het is noodzakelijk dat in het ziekenhuis wordt onderzocht of en in hoeverre de diverse aandoeningen waaraan klager lijdt, tezamen en in onderlinge samenhang hebben geleid tot een verminderde weerstand. De huisarts die klager in Engeland had vóór zijn detentie, zag in 2009 in de ziektegeschiedenis van klager aanwijzingen voor levenslange verminderde weerstand.

Binnen de inrichting worden de RIVM-richtlijnen niet (voldoende) nageleefd. Met name de anderhalvemeterregel wordt niet gehandhaafd. Slechts een enkele medewerker van de medische dienst draagt handschoenen of een mondkapje. Klager tracht zichzelf wel te beschermen tegen besmetting door zoveel mogelijk op zijn cel te blijven, maar naarmate de coronacrisis langer duurt, wordt dat steeds minder haalbaar. Klager kan niet alle contact met anderen uit de weg gaan, omdat hij gehandicapt is en hij bij diverse alledaagse handelingen hulp behoeft. In de thuissituatie loopt hij veel minder risico.

Op grond van het voorgaande is de beslissing van verweerder onjuist. Klager loopt wel degelijk een verhoogd risico bij besmetting met het coronavirus.

 

Standpunt van verweerder

Het verzoek tot strafonderbreking is afgewezen, omdat de medisch adviseur strafonderbreking op medische gronden niet geïndiceerd acht. De visie van de medisch adviseur, die zijn advies heeft gebaseerd op verschillende (recente) medische informatiebronnen, is bepalend in dezen. Dat de medisch adviseur klager niet persoonlijk heeft onderzocht, maakt het advies niet onzorgvuldig. De nodige medische zorg kan in detentie worden geleverd, waardoor de noodzaak voor het verlenen van strafonderbreking ontbreekt.

 

Uitgebrachte adviezen

De medisch adviseur acht strafonderbreking op medische gronden niet geïndiceerd.
De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Sittard heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De politie heeft onderzoek gedaan naar het verlofadres en dit in orde bevonden.

 

3. De beoordeling

Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaren, met aftrek, wegens oplichting en witwassen. Aansluitend dient hij een hechtenis van driehonderd dagen te ondergaan op grond van de wet Terwee. De einddatum van zijn detentie is op dit moment bepaald op 11 juni 2021.

In artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) staat dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Strafonderbreking kan op grond van artikel 37 van de Regeling worden verleend wegens dringende redenen van lichamelijke of psychische aard, gelegen in de persoon van de gedetineerde, indien en voor zover de inrichtingsarts heeft bevestigd dat deze redenen aan de voortzetting van detentie in de weg staan.

Klager heeft verzocht om strafonderbreking, omdat zijn gezondheidstoestand zou maken dat hij zich in de inrichting in een levensgevaarlijke situatie bevindt, gelet op de situatie rondom het coronavirus .

Uit het dossier komt naar voren dat klager lijdt aan meerdere chronische aandoeningen. De medisch adviseur acht strafonderbreking op medische gronden evenwel niet geïndiceerd en motiveert zijn advies als volgt. De zorg die klager nodig heeft, heeft de afgelopen anderhalf jaar goed in en vanuit de inrichting plaats kunnen vinden. Klager heeft geen medische aandoening die op dit moment valt binnen de categorie aandoeningen waardoor hij een risico zou lopen op een ernstig beloop. Met de maatregelen die de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) heeft genomen wordt beoogd te voorkomen dan wel te minimaliseren dat bezoekers het coronavirus binnenbrengen. De medisch adviseur maakt deel uit van een crisisteam van DJI dat dagelijks zeer intensief bezig is om aan de hand van de laatste ontwikkelingen adviezen te formuleren voor beleidsbepalers, de Minister en de inrichtingen. Op dit moment is er geen reden om hoog-risico-gedetineerden met verlof te laten gaan of op andere wijze hun detentie op te schorten.

De beroepscommissie is van oordeel dat niet, althans onvoldoende is gebleken dat niet van voornoemd advies van de medisch adviseur kan worden uitgegaan. Op basis van dat advies mocht verweerder in redelijkheid concluderen dat klagers (chronische) aandoeningen in het licht van de ontwikkelingen rondom het coronavirus, op dat moment onvoldoende aanleiding gaven om strafonderbreking te verlenen en dat de benodigde zorg in en vanuit de inrichting kan worden geleverd. Bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de afwijzing van het verzoek daarom niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 11 mei 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter, F. van Dekken en mr. J.M.L. Niederer, leden, bijgestaan door mr. R. Smeijers, secretaris.

      

secretaris        voorzitter

Naar boven