Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5098/TA, 25 maart 2020, beroep
Uitspraakdatum:25-03-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:         R-19/5098/TA

betreft: [klager]            datum: 25 maart 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 22 oktober 2019 van de beklagcommissie bij FPC de Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de instelling, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Klager en het hoofd van de instelling hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie van 21 februari 2020, gehouden in de penitentiaire instelling Vught.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft:

a. de beslissing tot het opleggen van afdelingsarrest per 3 juni 2019 (PN 2019/90a),
b. de beslissing tot het opleggen van afzondering per 5 juni 2019 (PN 2019/90b),
c. de beslissing tot het houden van toezicht op post per 14 juni 2019 (PN 2019/98),
d. de beslissing tot het houden van toezicht op telefoneren op 14 juni 2019  (PN 2019/99).

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in het beklag onder a., het beklag onder b formeel gegrond verklaard en het beklag onder b., c. en d. materieel ongegrond verklaard, een en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De beoordeling

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie wat betreft het beklag onder b. t/m d. niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

Wat betreft het beklag onder a. wordt het volgende overwogen. Het afdelingsarrest is op 3 juni 2019 opgelegd vanwege het bij herhaling overtreden van afdelings- en kliniekregels. Op 5 juni 2019 is aansluitend afzondering opgelegd vanwege onder meer het zich herhaaldelijk niet houden aan de afspraken en daarnaast onder meer het vermoeden van betrokkenheid bij drugshandel. De beroepscommissie is, anders dan de beklagcommissie, van oordeel dat klager in het beklag over het afdelingsarrest kan worden ontvangen. Volgens inmiddels vaste jurisprudentie (zie bijvoorbeeld RSJ 2 november 2016, 16/2144/TA) kan sprake zijn van cumulatie van afdelingsarrest en afzondering als beide maatregelen dezelfde grondslag hebben en daarvan is in dit geval naar het oordeel van de beroepscommissie gedeeltelijk ook sprake. Gelet op hetgeen hierboven met betrekking tot het beklag onder b. betreffende de afzondering is overwogen, kan ook de beslissing tot het opleggen van afdelingsarrest niet onredelijk of onbillijk worden genoemd.

De beroepscommissie zal daarom klager alsnog ontvankelijk verklaren in het beklag onder a., maar dit beklag ongegrond verklaren. 

 

3.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep betreffende het beklag onder b. t/m d. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie; zij vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie betreffende het beklag onder a., verklaart klager daarin alsnog ontvankelijk maar verklaart dit beklag ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, mr. E. Lucas en prof. dr. H.J.C. van Marle, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 25 maart 2020.

           

 

 

            secretaris                                voorzitter                    

Naar boven