Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/5930/GB, 10 april 2020, beroep
Uitspraakdatum:10-04-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/5930/GB             

                                   

Betreft [klager]            Datum 10 april 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 28 mei 2019 beslist klager te plaatsen in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 21 januari 2020 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klagers raadsvrouw, mr. S.G.H. van de Kamp, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De beslissing op bezwaar is veel te laat genomen. Dit moet binnen zes weken. De termijn is zodanig overschreden, dat het beroep alleen daarom al gegrond verklaard zou moeten worden.

In de bestreden beslissing wordt onvoldoende ingegaan op klagers persoonlijke situatie. In het selectieadvies staat slechts vermeld dat klager erg achterdochtig is en dat hij daarom meer zorg nodig heeft dan hem kan worden geboden in de Inrichting voor Stelselmatige Daders (ISD). Dat is feitelijk ook het enige dat in de indicatiestelling staat. Op grond van artikel 20c van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) is voor plaatsing in een PPC echter een psychiatrische stoornis, persoonlijkheidsstoornis, psychosociale problematiek, verslavingsproblematiek of een verstandelijke beperking ‘nodig’. Daarvan is niet gebleken en in dat kader wordt ook niet nader geobserveerd. Klager wil graag worden gehoord.

Standpunt van verweerder

In het selectieadvies is vermeld dat klager licht verstandelijk beperkt is. Ook is sprake van verslavingsproblematiek. Klager heeft een kokervisie, waardoor hij niet openstaat voor meningen of adviezen van anderen. Hij is erg achterdochtig en weigert mee te werken aan klinische behandeling in het kader van zijn ISD-traject. Hij heeft meer zorg nodig dan hem in de ISD kan worden geboden. Klager vormt een actueel gevaar en er is risico voor letselschade. Behandeling is geïndiceerd. Het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) heeft een indicatiestelling afgegeven. Klager verblijft nog steeds in het PPC, dus de indicatiestelling is nog steeds actueel. Uit de evaluatierapportages van klagers ISD-traject blijkt dat er bij klager een persoonlijkheidsstoornis is vastgesteld.

3. De beoordeling

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

Klager verbleef in de Inrichting voor Stelselmatige Daders (ISD) van de PI Vught. Op 31 mei 2019 is hij in het PPC van de PI Vught geplaatst.

Op grond van artikel 20c van de Regeling kunnen in een PPC gedetineerden worden geplaatst, ten aanzien van wie:

-           in verband met een psychiatrische stoornis, een persoonlijkheidsstoornis, psychosociale problematiek, verslavingsproblematiek of een verstandelijke beperking, forensische zorg is geïndiceerd; of
-           in verband met de vraag of forensische zorg is geïndiceerd, nadere observatie is vereist.

Uit het selectieadvies en de indicatiestelling van het NIFP van 27 mei 2019 blijkt dat klager in het PPC is geplaatst, omdat hij door zijn achterdochtige houding meer zorg nodig heeft dan hem in de ISD kon worden geboden. In de indicatiestelling is als hoofddiagnose vermeld: “aan middelen gebonden stoornis”. Op grond van de indicatiestelling is er sprake van verslavingsproblematiek, waarmee de achterdocht van klager samenhangt. De plaatsing van klager in het PPC voldoet daarmee aan de eisen van artikel 20c van de Regeling.

De beroepscommissie merkt tot slot op dat de beslissing op bezwaar inderdaad erg laat is genomen, waarbij de wettelijke termijn ruim is overschreden. Dat is zeer onwenselijk, maar de wet verbindt hieraan geen gevolgen. Dit kan dan ook niet leiden tot gegrondverklaring van het beroep.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 10 april 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. M.J. Stolwerk en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

             

secretaris        voorzitter

Naar boven