In dit hoofdstuk kijken wij naar het zorggebruik en de uitgaven. Daarvoor analyseren wij de uitgaven aan de zorgvormen zzp, vpt, mpt, pgb met ook de uitgaven aan aanvullende vormen van zorg. Wij kijken naar de uitgaven over het gehele jaar 2018 en niet op een bepaalde peildatum, zoals in het vorige hoofdstuk.
4.1 Uitgaven in de langdurige gehandicaptenzorg
In de eerste paragraaf van dit hoofdstuk kijken wij naar de totale uitgaven binnen de gehandicaptenzorg. Wij geven ook aandacht aan de uitgaven per cliëntgroep met een zzp, vpt, mpt en pgb. Ten slotte geven wij een totaal overzicht van de uitgaven aan aanvullende zorg bij zzp- en vpt-cliënten en van losse mpt-prestaties. Zoals eerder is toegelicht kan dagbesteding als aanvulling, maar ook als 'losse' prestatie (zonder een zzp of vpt) worden gedeclareerd.
Totale uitgaven
In 2018 gaven wij volgens het CBS in Nederland € 100,0 miljard uit aan zorg en welzijn. Bijna 10% hiervan (€ 9,0 miljard) was voor de zorg voor langdurig gehandicapten.
Uitgaven aan verblijfscliënten met zzp
Van dit bedrag was € 6,7 miljard (74%) bestemd voor cliënten die permanent verblijven bij een zorgaanbieder. Zowel de kosten voor zorg als verblijf wordt vergoed (zzp). Ook is in dit bedrag de aanvullende uitgaven voor zorg inbegrepen (€ 492 miljoen; 7%), zoals meerzorg (3,8%), dagbesteding en vervoer (2,4%) en aparte toeslagen voor gespecialiseerde zorg (1%). Binnen de langdurige gehandicaptenzorg is de cliëntgroep met verblijf veruit het grootst. Cliënten met een vpt, mpt en ook pgb hebben een beperkter omvang en worden hieronder kort beschreven.
Uitgaven aan thuiswonende cliënten met vpt
Een relatief kleine groep (€ 199 miljoen; 2%) krijgt zorg thuis van een zorgaanbieder. Alleen de zorg wordt vergoed en niet de woonlasten (vpt). Ook bij vpt-cliënten zien wij aanvullende zorg
(€ 8,4 miljoen; 4,2%) van vooral dagbesteding en vervoer (€ 5,7 miljoen; 2,9%). Zo wordt dagbesteding vaak los afgenomen in combinatie met vpt-prestaties zonder dagbesteding. Meestal wordt die gebruikt als de dagbesteding bij een andere zorgaanbieder wordt afgenomen.
Uitgaven aan thuiswonende cliënten met mpt
Een andere kleine cliëntgroep (€ 428 miljoen; 5%) binnen de gehandicaptenzorg heeft geen zorgpakket zoals een zzp of vpt, maar maakt gebruik van losse vormen van zorg via modules (mpt). De meeste mpt-cliënten maken gebruik van de losse prestaties voor dagbesteding en vervoer
(€ 312 miljoen; 73%). Bijna de helft van deze prestaties zijn bedoeld voor dagbesteding voor kinderen. Ook zien wij bij mpt-cliënten dat zij gebruik van afzonderlijke zorgfuncties (€ 81 miljoen; 18,8%) in de vorm van begeleiding, persoonlijke verzorging, verpleging, behandeling en huishoudelijke hulp. In aanvulling op de losse zorgfuncties kunnen mpt-cliënten ook in aanmerking komen voor specifieke toeslagen (€ 0,4 miljoen). Het gaat bij mpt-cliënten vooral om prestaties voor gespecialiseerde behandelzorg en woonzorg voor jeugd, kind en jongvolwassenen. Daarnaast zien wij dat mpt-cliënten ook (tijdelijk) gebruik maken van de aparte prestaties voor logeeropvang (kortdurend verblijf) (€ 30 miljoen; 7,1%).
Uitgaven aan cliënten met pgb
Ten slotte gaat € 1,7 miljard naar cliënten met een pgb (19%). In vergelijking met de thuiswonende cliënten met een vpt of mpt werd er aanzienlijk meer gebruik gemaakt van een pgb binnen de langdurige gehandicaptenzorg. Ook in vergelijking met andere sectoren, zoals de ouderenzorg wordt er in de langdurige gehandicaptenzorg relatief veel meer gebruik gemaakt van een pgb.
Uitgaven aan aanvullende zorg bij zzp of vpt en losse vormen van zorg bij mpt
In deze monitor geven wij ook een overzicht van de uitgaven aan andere vormen van zorg, anders dan de basisprestaties zzp en vpt. Hiermee bieden wij een andere dwarsdoorsnede van de uitgaven, zodat bijvoorbeeld de uitgaven aan dagbesteding of meerzorg beter in perspectief geplaatst kunnen worden. Van de € 9,0 miljard aan uitgaven binnen de langdurige gehandicaptenzorg is in 2018
€ 929 miljoen uitgegeven aan aanvullende zorg voor zzp en vpt of losse (mpt-)prestaties. Dit is 10% van de totale uitgaven in de gehandicaptenzorg. Ongeveer de helft (54%) is gebruikt in combinatie met een zzp of vpt en de rest aan cliënten met een mpt. In deze monitor bespreken wij de uitgaven aan dagbesteding en dagbehandeling, vervoer, meerzorg, losse zorgfuncties, toeslagen, crisiszorg en logeren.
Dagbesteding, dagbehandeling en vervoer (€ 480 miljoen; 7% van de totale uitgaven)
Er zijn meer dan 60 prestaties voor dagbesteding en dagbehandeling in de gehandicaptenzorg. De prestaties variëren in zorgzwaarte en voor elke deelsector zijn er prestaties en tarieven op maat. Bij elkaar gaat het om € 384 miljoen (5% van de totale uitgaven (zin)) in 2018. Het grootste deel van deze uitgaven is in combinatie met een zzp of vpt (25%) en de rest (75%) als losse mpt-prestatie. Dagbesteding wordt vooral gebruikt bij cliënten met een verstandelijke handicap. Voor kinderen en volwassenen zijn er aparte dagbestedingsprestaties en specifieke toeslagen. Van de uitgaven aan dagbesteding (inclusief toeslagen voor dagbesteding) was ongeveer 47% bestemd voor kinderen. Vervoer van en naar deze dagbesteding omvat zo'n € 96 miljoen.
Meerzorg (€ 253 miljoen; 3% van de totale uitgaven)
Met de regeling meerzorg kan men aanvullende zorg financieren voor cliënten bij wie het zorgprofiel te weinig financiële mogelijkheden biedt om die extra zorg te krijgen. Meerzorg is alleen mogelijk bij bepaalde zorgprofielen en zien wij altijd in combinatie met een zzp of vpt. In alle deelsectoren binnen de gehandicaptenzorg maakt men gebruik van de regeling meerzorg.
Toeslagen (€ 67 miljoen; 0,9% van de uitgaven)
Toeslagen zijn bedoeld voor gespecialiseerde zorg en worden in de meeste gevallen gebruikt als aanvulling op een zzp en vpt. Er zijn iets meer dan 20 prestaties met toeslagen. Er zijn toeslagen voor gespecialiseerde epilepsiezorg, chronische invasieve beademing, non-invasieve beademing, klinisch intensieve behandeling, zorg na een CVA (beroerte) en observatie.
Men maakt het meest gebruik van de toeslagen voor woonzorg (jeugd, kind en jongvolwassen) en voor epilepsiezorg in aanvulling op een zzp. Toeslagen voor dagbesteding maken in de analyse deel uit van dagbesteding en dagbehandeling.
Losse zorgfuncties (€ 83 miljoen; 1% van de uitgaven)
De zorgfuncties worden vooral als losse mpt-prestatie afgenomen. Wij zien dit wel in combinatie met een zzp of vpt, maar dat is waarschijnlijk doordat de cliënt gedurende de maand instroomt op een zzp of vpt. Verreweg de meeste uitgaven zijn voor begeleiding. Hieronder vallen ondersteunende activiteiten bij algemene dagelijkse levensverrichtingen en het aanbrengen en behouden van structuur in en regie over het persoonlijke leven.
Logeren (€ 31 miljoen; 0,4% van de uitgaven)
Logeeropvang is kortdurend verblijf, bedoeld om mantelzorgers te ontlasten van de zorg voor de cliënt. Cliënten die bij een zorgaanbieder verblijven, hebben geen recht op logeeropvang. Deze prestatie kan niet in combinatie met een zzp of vpt of wordt daarom ook als losse (mpt) prestatie gebruikt door thuiswonende cliënten. Voor de deelsectoren (behalve sglvg) kennen wij aparte prestaties voor logeren. Aan de logeerprestaties wordt het meest uitgegeven binnen de deelsector verstandelijk gehandicapten (92%).
Crisiszorg (€ 6 miljoen; 0,1% van de uitgaven)
Crisiszorg is nodig bij een plotselinge, ernstige ontregeling met een acuut onhoudbare woonsituatie van de cliënt. Er zijn drie prestaties voor crisiszorg. Het betreft hier alleen de uitgaven aan bezette crisisbedden. Crisiszorg kan niet in combinatie met een zzp of vpt worden afgenomen, maar wij zien de uitgaven aan crisiszorg als een (tijdelijke) vervangende prestatie voor een zzp of vpt.
4.2 Uitgaven in de deelsectoren
In de vorige paragraaf hebben wij de uitgaven beschreven van de gehele langdurige gehandicaptenzorg. In deze paragraaf kijken wij specifiek naar de uitgaven van de cliënten per deelsector.
Cliënten met een verstandelijke handicap (vg)
De grootste groep cliënten heeft een verstandelijk handicap. In 2018 is € 7,6 miljard uitgegeven aan zorg voor cliënten met een verstandelijke handicap. Driekwart van deze uitgaven (75%) was voor cliënten die wonen bij een verblijfsaanbieder. Cliënten met zorgprofiel vg 7 zijn de grootste cliëntgroep binnen deze deelsector. Zij worden gekenmerkt door ernstige gedragsproblemen en verblijven in een (gesloten) woonvorm met zeer intensieve begeleiding, verzorging en gedragsregulering de grootste cliëntgroep. Wij zien dat het grootste deel aan middelen voor meerzorg bij deze cliëntgroep terechtkomt. Deze deelsector maakt relatief veel gebruik van een pgb (18%). Het zorggebruik van de pgb-cliënten is redelijk gelijk verdeeld over zorgprofielen vg 3 tot en met vg 6. Er gaan relatief weinig uitgaven naar pgb-cliënten met een hoger zorgprofiel (vg 8, maar vooral vg 7).
Cliënten met een (sterk gedragsgestoorde) licht verstandelijke handicap (sglvg)
In 2018 is € 98 miljoen uitgegeven aan cliënten met een licht verstandelijk handicap en € 36 miljoen aan cliënten met een sterk gedragsgestoorde licht verstandelijke handicap. De meeste cliënten in deze deelsectoren verbleven in een (gesloten) setting op basis van een zzp.
Vandaar dat er ook weinig uitgaven waren aan pgb. In de deelsector licht verstandelijk gehandicapten (lvg) zijn er over het algemeen veel cliënten met een licht verstandelijke handicap met veel gedragsproblemen (lvg 3). In de deelsector met een sterk gedragsgestoorde handicap (sglvg) kennen wij maar één zorgprofiel, maar zien wij naar verhouding veel aanvullende zorg in de vorm van meerzorg.
Cliënten met een lichamelijke handicap (lg)
Bijna € 994 miljoen is in 2018 uitgegeven aan deze deelsector. Cliënten met een lichamelijke handicap maken relatief minder gebruik van een zzp (63%) en in verhouding veel gebruik van het pgb-budget (32%). Voor de cliënten die verbleven bij een zorgaanbieder is minder geld bestemd voor integrale zzp-prestaties met dagbesteding en behandeling, namelijk ongeveer de helft van de zzp-uitgaven. De andere helft ging naar zzp-prestaties zonder behandeling of dagbesteding. Het zorggebruik verschilde ook tussen cliënten met een zzp en een pgb. Bij de zzp-cliënten waren lg 4 en lg 6 de grootste cliëntgroep qua uitgaven. Bij pgb zien wij een breder beeld met zorgprofielen lg 4, lg 5 en lg 6. Wel is het zorgprofiel lg 6 het grootst binnen beide zorgvormen. Dit zijn cliënten die zeer ernstig lichamelijk gehandicapt zijn en sociaal beperkt zelfstandig functioneren binnen een afgesproken vaste structuur. De cliënten zijn zelf niet in staat om de regie te voeren over hun eigen leven en hebben ten aanzien van de sociale redzaamheid hulp of soms overname van taken nodig.
Cliënten met een visueel of auditief zintuigelijke handicap (zg vis/zg aud)
In totaal is in 2018 € 276 uitgegeven aan cliënten met een zintuigelijke handicap. In deze deelsectoren ging het grootste deel van de uitgaven naar cliënten met een zzp (84%) die verblijven bij een zorgaanbieder. Ook zien wij uitgaven aan pgb (13%). De deelsectoren verschillen onderling weinig van elkaar met betrekking tot deze zorgvormen. In beide deelsectoren zijn de hogere zorgprofielen het meest van toepassing. Vaak met een zware cliëntgroep met ernstig meervoudige problematiek (zg-aud 3 en zg vis 5). Bij deze zorgprofielen zien wij ook uitgaven aan meerzorg.
4.3 Wijzigingen in de bekostiging
In de afgelopen jaren zijn er een aantal wijziging geweest in de bekostiging van de langdurige gehandicaptenzorg. Wij beschrijven hieronder een aantal veranderingen die relevant zijn voor deze monitor. In de beleidsregels van de NZa zijn alle mutaties ten opzichte van de beleidsregelversie van voorgaande jaar toegelicht. Ook is onderstaande informatie terug te vinden op de website van VWS (https://www.informatielangdurigezorg.nl).
Herijking Wlz tarieven (2019)
Per 2019 zijn bijna alle tarieven in de langdurige gehandicaptenzorg door de NZa herijkt. Dat gebeurde op basis van een kostenonderzoek Wlz. Vooral de tarieven van de hogere zorgprofielen zijn gestegen (€ 98 miljoen extra beschikbaar gesteld door VWS). Daarnaast zijn de tarieven voor vervoer naar dagbesteding verhoogd om de keuzevrijheid voor cliënten te verbeteren. Hiervoor stelde VWS € 75 miljoen beschikbaar. De tarieven van zg-visueel zijn later herijkt, ook op basis van het kostenonderzoek.
Doorontwikkeling van meerzorg ook voor groepen (2019)
Vanaf 2015 liep naast de meerzorg-regeling het experiment Proeftuin meerzorg. Hierin was het mogelijk om naast de directe kosten ook indirecte kosten te bekostigen en om meerzorg in een groepssetting te geven. Per 2016 is de regeling meerzorg opengesteld voor cliënten uit de ggz en de v&v. In 2019 is deze regeling samengevoegd met de regeling Experiment proeftuin meerzorg tot de regeling Prestatiebeschrijving en tarief zzp-meerzorg Wlz.
Nieuwe overgangsregeling bij lvg en sglvg (2019)
Zorgprofielen voor lvg en sglvg zijn bedoeld voor integrale, multidisciplinaire behandeling met verblijf in de instelling. In de praktijk woont een deel van de cliënten op een andere plek vanwege een wachtlijst bij de behandelinstelling of om andere redenen. Vanaf 2019 is dat niet meer mogelijk. Daarom is een overgangsregeling ontwikkeld als de zorg en behandeling van deze cliënten niet op de juiste manier wordt ingevuld. Bijvoorbeeld als het (lvg en sglvg) zorgprofiel is omgezet in een ander (VG) zorgprofiel of verzilverd is in een mpt of vpt. Ook geldt dit voor sommige lvg zorgprofielen (lvg 1 en 2) die in een pgb zijn omgezet. De overgangsregeling is bedoeld om te voorkomen dat cliënten gedwongen moeten verhuizen.
Nieuwe integrale prestaties logeren (2017) en deeltijdverblijf (2020)
Voor 2017 hebben wij nieuwe integrale logeerprestaties vastgesteld. Tot 2016 waren dat losse zorgprestaties en zorgfuncties: verblijfsdag met begeleiding, verpleging en verzorging. Vanaf 2020 is deeltijdverblijf ook mogelijk. Dit is een combinatie van thuis wonen én verblijf bij een zorgaanbieder. Deeltijdverblijf is gemiddeld 7, 8 of 9 dagen per 14 dagen bij een zorgaanbieder wonen. Bijvoorbeeld: om en om een week bij een zorgaanbieder en een week thuis.
Nieuwe prestaties en tarieven voor crisiszorg (2021)
De NZa heeft signalen ontvangen van ZN en VGN dat de prestaties voor crisiszorg binnen de sector niet meer toereikend zouden zijn omdat de zorgzwaarte en complexiteit zijn toegenomen. In opdracht van de NZa heeft Onderzoeksbureau Equalis Strategy & Modeling B.V. in 2020 onderzoek gedaan naar een passende bekostiging met bijbehorend tarief voor de crisis-ghz. Het advies van Equalis is om over te gaan op drie crisiszorgprestaties die oplopen in zorgzwaarte. Deze prestaties vervangen de bestaande prestaties Z490, Z491 en Z984. De indeling wordt gemaakt op basis van zowel kenmerken van de zorgvraagzwaarte van de cliënt als kenmerken van de zorgaanbieder. Het uitgangspunt is financiering per beschikbaar bed per dag, waarbij zorgaanbieders en zorgkantoren afspraken maken over het aantal bedden en de verdeling van de bedden (crisisniveau 1, 2 en 3). De nieuwe tarieven treden per 2021 in werking. Het onderzoeksrapport is vanaf juli 2020 openbaar en zal als bijlage worden toegevoegd bij de beleidsregels 2021.
Signalen over passende dagbesteding (in voorbereiding)
Branchepartij VGN meldt dat de prestaties dagbesteding binnen de gehandicaptenzorg inhoudelijk minder goed aansluiten op de huidige praktijk. Een aantal punten zijn belangrijk om hier op te nemen. VGN geeft aan dat bij dagbesteding de scheidslijn tussen betaald werk en dagbesteding vager wordt en dat er in toenemende mate aansluiting wordt gezocht bij het maatschappelijk leven. Ook dat de traditionele dagbesteding vaak wordt gezien als activiteiten van maandag t/m vrijdag en overdag. In de praktijk komt het vaker voor dat dagbesteding wordt aangeboden over zeven dagen in de week en in de avonduren. Daarnaast is de wens om dagbesteding meer 'levensloopbestendig' te maken. De wensen van cliënten ten aanzien van dagbesteding veranderen gedurende de levensloop van een cliënt. Oudere cliënten hebben behoefte aan een andere invulling van dagbesteding dan jonge cliënten. De NZa neemt deze signalen serieus en stemt hierover de komende maanden met partijen af.