Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 01/0602/GA, 18 juli 2001, beroep
Uitspraakdatum:18-07-2001

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 01/602/GA
betreft: [klager] datum: 18 juli 2001

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 23 maart 2001 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.J.M.Cliteur, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 19 maart 2001 van de beklagcommissie bij de locatie "De Geniepoort" van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) "Midden Holland" te Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze beschikking is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 18 juni 2001, gehouden in de p.i. Zoetermeer te Zoetermeer, zijn gehoord klager en de heer [...], unit-directeur bij de locatie De Geniepoort.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de aanwezigheid van de transportgeleiders tijdens een behandeling in het ziekenhuis.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht:
Klager heeft tijdens het onderzoek in het ziekenhuis niet aan de behandelaar gevraagd of deze er voor wilde zorgen dat er geen transportgeleiders bij het onderzoek aanwezig waren. Klager heeft dit zelf aan de transportgeleidersgevraagd. Naar aanleiding van de vraag van klager ontstond er een ruzieachtige sfeer. Toen is er een tweede transportgeleider meegegaan bij het onderzoek. Dat onderzoek bestond uit het maken van een röntgenfoto van klagers enkel.Bij dat onderzoek was een vrouwelijk persoon aanwezig. Zij vertelde klager dat de uitslag van het onderzoek zou worden medegedeeld aan de medische dienst van de inrichting. Volgens klager is de uitslag van de foto medegedeeld aan detransportgeleiders. Klager wilde dat medisch onderzoek ondergaan zonder de aanwezigheid van de transportgeleiders. Klager wil zijn recht op privacy gewaarborgd zien. Klager bestrijdt de stelling van de directeur dat niet bij deinrichting maar bij de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) over deze zaak moet worden geklaagd. Klager vraagt zich af wat de reden was voor de aanwezigheid van de transportgeleiders. Klager staat niet bekend als vluchtgevaarlijkof gewelddadig. De inrichting had dit aan DV&O door moeten geven.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht:
Voorzover er problemen zijn met een transport van de inrichting naar een ziekenhuis, dient de gedetineerde daarover de directeur van de inrichting, eventueel door het indienen van een klacht bij de beklagcommissie, aan te spreken.Het transport geschiedt weliswaar door geleiders van de DV&O maar de directeur is daarvoor verantwoordelijk. Op grond van de Vervoersinstructie (met nummer 675240/98/DJI), en dan meer speciaal op grond van het daarin bepaalde inhoofdstuk 8, bepaalt de wagencommandant of er transportgeleiders bij het medisch onderzoek aanwezig moeten zijn. De behandelaar kan verzoeken om de behandeling buiten tegenwoordigheid van de transportgeleider te laten geschieden. Debehandelaar heeft een dergelijk verzoek niet aan de wagencommandant gedaan.

3. De beoordeling
Klager is door de DV&O vervoerd naar het ziekenhuis alwaar een onderzoek (het maken van een röntgenfoto van klagers enkel) heeft plaatsgevonden. Dit onderzoek geschiedde met aanwezigheid van een tweetal transportgeleiders van deDV&O. Op grond van het bepaalde in hoofdstuk 8 van de vervoersinstructie (met kenmerk 675240/98/DJI), meer speciaal in artikel 8.1, vindt een medisch onderzoek in beginsel plaats in het bijzijn van de transportgeleider(s). Slechtsindien de behandelaar uitdrukkelijk de wens te kennen heeft gegeven een gedetineerde buiten de tegenwoordigheid van de transportgeleider te willen onderzoeken, kan de wagencommandant hieraan gevolg geven, voorzover hij een en anderverantwoord acht. Klager heeft aan (een van) de transportgeleiders de wens te kennen gegeven buiten tegenwoordigheid van personeel van de DV&O te willen worden onderzocht. Klager had in plaats daarvan aan de behandelaarster moetenverzoeken om aan te geven dat het onderzoek buiten tegenwoordigheid van personeel van de DV&O plaats moest vinden. Nu de behandelaarster niet aangegeven heeft dat het onderzoek plaats diende te vinden buiten de aanwezigheid van detransportgeleiders, is toepassing gegeven aan het bepaalde in voornoemd artikel 8.1 van de Vervoersinstructie.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen kan niet worden gezegd dat de beslissing om het onderzoek plaats te laten vinden in tegenwoordigheid van transportgeleiders onredelijk of onbillijk moet worden geacht. Hetgeen in beroep naarvoren is gebracht kan daarom niet leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. H.B. Greven en mr. C.L. van den Puttelaar, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 18 juli 2001.

secretaris voorzitter

Naar boven