Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/5710/GA, 7 april 2020, beroep
Uitspraakdatum:07-04-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer:         R-20/5710/GA

 

Betreft: [Klager]           datum: 7 april 2020

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.J.P.M. Mooren, namens [….], verder te noemen klager, gericht tegen een op 31 december 2019 genomen beslissing van de directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de penitentiaire inrichting Vught, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

Het beroep betreft de beslissing van de directeur van 31 december 2019, inhoudende dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (verder: a-dwangbehandeling) voor de duur van drie maanden.

 

2.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt – kort en zakelijk weergegeven – toegelicht. De bestreden beslissing tot het ondergaan van een a-dwangbehandeling moet in het geval van klager disproportioneel geacht worden. Voorts is de beslissing onvoldoende gemotiveerd en daarmee onvoldoende zorgvuldig tot stand gekomen. Ten slotte ontbreekt het behandelplan.

Door de directeur is de bestreden beslissing als volgt – kort en zakelijk weergegeven – toegelicht.  Klager is niet trouw met het innemen van zijn medicatie, waardoor het risico op agressief gedrag wordt vergroot. Klager heeft zich geprobeerd te bewapenen met een scheermesje, omdat hij zich angstig voelt. Klager is zich opnieuw aan het bewapenen, bijvoorbeeld met een pen, hetgeen hij doet vanuit zijn psychose. Klager heeft dit eerder gedaan, door met een mes naar de medische dienst te gaan en hij daar met hete thee heeft gegooid richting het personeel. Als klager wordt aangesproken op zijn gedrag is hij over het algemeen afwerend en blijkt hij op geen enkel moment inzicht te hebben in zijn eigen gedrag en laat zich hier dan ook moeizaam op aanspreken. Meerdere malen is aan klager medicatie aangeboden, maar hij blijft weigeren.

 

3.         De beoordeling

Op grond van het bepaalde in artikel 46e in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw kan de directeur beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de gedetineerde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

De directeur heeft de beslissing klager te verplichten tot het ondergaan van een a-dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager en van een psychiater die meer dan een jaar niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest, maar hem kort tevoren heeft bezocht. De directeur heeft deze verklaringen conform het bepaalde in artikel 46e, tweede lid, van de Pbw overgelegd. Voorts heeft de directeur het behandelingsplan van klager overgelegd, waarin is voorzien in de mogelijkheid een geneeskundige dwangbehandeling toe te passen.

Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen komt het navolgende – kort en zakelijk weergegeven – naar voren.

Bij klager is sprake van een psychotisch toestandsbeeld, mogelijk een eerste episode in het kader van een schizofreniespectrumstoornis. Bij klager wordt een stemmingscomponent niet uitgesloten. Klager is gediagnosticeerd met ADHD, een verstandelijke beperking en een stoornis in verband met cannabisgebruik. Klager is op 17 december 2019 in een reguliere inrichting geplaatst. Aldaar heeft hij, aldus de mededelingen van de directeur, bedreigingen geuit naar en heeft hij hete thee gegooid over het personeel. Daarnaast heeft klager zich bewapend met een mes toen hij naar de medische dienst ging, omdat hij zich bedreigd en onveilig voelde. Klager is ten gevolge van voorgaande incidenten overgeplaatst naar het PPC in Vught. In de mededeling a-behandeling deelt de directeur mee dat bij binnenkomst klager motorisch onrustig is, plukt aan diverse goederen, zoals het ventilatierooster, de rolluiken en de tafeltennistafel. Klager is geagiteerd in gesprek en heeft een afwerende houding. Aandacht is moeilijk te trekken, hij laat zijn gesprekspartner niet uitspreken. De agitatie loopt snel op en klager komt dreigend over. Klager maakt soms overmatig oogcontact, maar kijkt ook naar plekken in de ruimte. Klagers denken is snel van tempo en inhoudelijk is duidelijk sprake van achterdocht en paranoïde waangedachten. Klager blijft zijn medicatie weigeren. Klager wenst alleen medicatie aan te nemen die is voorgeschreven door zijn eigen huisarts, omdat hij de medewerkers van de inrichting niet vertrouwt.

Gelet op de aard van de aan het gevaar ten grondslag liggende stoornis zijn geen alternatieven beschikbaar voor de noodzakelijke behandeling dan behandeling met een effectief en voldoende lang toegediend antipsychoticum. Afzondering of een individueel programma kan niet worden gezien als een adequaat alternatief voor de noodzakelijk behandeling. Medicamenteuze behandeling op vrijwillige basis is gezien de voorliggende stukken niet bespreekbaar met klager.

Uit het voorgaande blijkt afdoende dat sprake is van het in artikel 46a van de Pbw vermelde gevaar, te weten het gevaar dat de gedetineerde met hinderlijk gedrag agressie van anderen zal oproepen, het gevaar dat de gedetineerde een ander ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen en het gevaar dat de gedetineerde een ander, die aan zijn zorg is toevertrouwd, zal verwaarlozen.

Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat volgens de psychiaters bij klager sprake is van een psychische stoornis. Verder is voldoende aannemelijk dat klager vanuit die stoornis gevaar veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de psychische stoornis klager doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Tevens is voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. De beslissing van de directeur om bij klager een dwangbehandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw toe te passen kan derhalve niet worden aangemerkt als onredelijk of onbillijk.

Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. dr. J. de Lange, voorzitter, mr. J.M.L. Niederer en mr. A.M.G. Smit, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Groot, secretaris, op 7 april 2020.

 

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven