Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-20/3203/SGA, 16 maart 2020, schorsing
Uitspraakdatum:16-03-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          S-20/3203/SGA                      

           

Betreft […]       Datum  16 maart 2020

 

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van […] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Ter Apel (hierna: de directeur) heeft op 10 maart 2020 aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd van veertien dagen opsluiting in een strafcel, vanwege zijn betrokkenheid bij een woordenwisseling en vechtpartij, ingegaan op 10 maart 2020 om 13:15 uur en eindigend op 24 maart 2020 om 13:15 uur.

Verzoekers raadsman, mr. T. den Haan, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur en de mededeling van de commissie van toezicht dat het klaagschrift is ontvangen (Ta-2020-000110).

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Namens verzoeker wordt schorsing gevraagd van de bestreden beslissing wegens zijn fysieke gesteldheid en omdat er sprake is van een situatie waarbij een zware straf wordt opgelegd die een grote invloed heeft op zijn persoonlijke vrijheid binnen de inrichting.

Uit de inlichtingen van de directeur, waaronder het schriftelijk verslag van 10 maart 2020, komt naar voren dat verzoeker betrokken was bij een incident. De directeur geeft aan dat tussen verzoeker en een medegedetineerde een woordenwisseling plaatsvond waarop de medegedetineerde een stoel richting verzoeker gooide. Hierdoor raakte een personeelslid gewond. De directeur geeft aan dat hierna een handgemeen ontstond tussen verzoeker en de medegedetineerde waarbij verzoeker rake klappen kreeg van de medegedetineerde. Een personeelslid hield verzoeker vast en toegesnelde collega’s hielden de medegedetineerde in bedwang. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter lijkt het fysieke geweld in het bijzonder uitgegaan te zijn van de medegedetineerde jegens verzoeker. Dat een personeelslid gewond is geraakt is bijzonder te betreuren, maar geen gevolg van de handelswijze van verzoeker. In dat verband acht de voorzitter de disciplinaire straf voor de duur van veertien dagen onredelijk en onbillijk. Het verzoek zal daarom worden toegewezen.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

 

Deze uitspraak is op 16 maart 2020 gegeven door mr. A.M.G. Smit, voorzitter, bijgestaan door mr. S.C. Vogel, secretaris.

      

secretaris        voorzitter

Naar boven