Onderwerp: Bezoek-historie

elektrificatie en onderhoud Amelandcluster NAM

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Geachte heer ,

Met uw e-mail van 3 februari 2020 heeft u namens de Nederlandse Aardoliemaatschappij B.V. (NAM) om een vergunning verzocht op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) voor het elektrisch voortzetten van de gaswinning Ameland en het regulier putonderhoud op in gebruik zijnde locaties in het Amelandcluster.

Ik verleen u hierbij de gevraagde vergunning. Voor de winning beschikt de NAM reeds over een Wnb-vergunning (besluit van 21 maart 2013, kenmerk DGNR-RRE/12376114), waarmee de gaswinning is vergund. Met dit besluit worden de elektrificatiewerkzaamheden en het reguliere onderhoud in de nieuwe situatie vergund. Beide Wnb), waarmee de gaswinning is vergund. Met dit besluit worden de elektrificatiewerkzaamheden en het reguliere onderhoud in de nieuwe situatie vergund. Beide -vergunningen zijn naast elkaar van toepassing.

In dit besluit vindt u de voorschriften en de inhoudelijke overwegingen die aan mijn beoordeling ten grondslag liggen. De aanvraag inclusief vier bijlagen maken deel uit van dit besluit.

1. Aanvraag
1.1. Onderwerp

In artikel 7u van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (Staatsblad 2018, nr. 438) is het elektrificeren van het gaswinplatform Ameland-Westgat (AWG) opgenomen. Uiterlijk vóór 1 januari 2022 moet zijn voldaan aan de emissiegrenswaarden, genoemd in artikel 3.10d van het Activiteitenbesluit milieubeheer.1 Om deze termijn te halen is het, rekening houdend met een planmatige aanpak van werkzaamheden op basis van interne saldering van de stikstofdepositie, noodzakelijk om in de eerste maanden van 2020 te starten met de realisatiefase.

In het eerste kwartaal van 2020 wordt door de NAM een investeringsbeslissing genomen. De keuze die voorligt is 1) volledige elektrificatie van het mijnbouwcluster Ameland of 2) het plaatsen van filters op de gascompressor, waardoor ook aan de emissiegrenswaarden wordt voldaan. De NAM heeft het voornemen om de gaswinlocaties van het Amelandcluster te elektrificeren en zodoende de gaswinning geheel elektrisch voort te zetten. Dit is vanuit de bescherming van natuur tegen emissies de optimale variant. Bij elektrificatie stopt zowel de uitstoot van stikstofoxiden (NOx) als die van kooldioxide (CO2).2 Dit project is eerder door de coalitie Duurzaam Ameland uitgewerkt als een activiteit in het programma voor de verduurzaming van Ameland.

1.2. Project
De drie gaswinlocaties zijn Ameland-Oost (AME-1), de locatie op de oostpunt van het eiland, het gasproductieplatform AWG ten noorden van Ameland in de Noordzeekustzone op ca. 2,5-3 km van het strand en het satellietplatform Ameland-Oost (AME-2) dat op een afstand van ca. 2 km van het strand ten westen van AWG is gesitueerd. De beide platforms zijn gelegen in Natura 2000-gebied Noordzeekustzone en AME-1 ligt in Natura 2000-gebied Duinen Ameland.

AME-2 ontvangt reeds elektriciteit die op AWG wordt opgewekt. Het doel van het elektrificatieproject is de locaties AME-1 en AWG op het landelijk elektriciteitsnet aan te sluiten. Naast het elektrisch voortzetten van de gaswinning Ameland, wordt er op deze locaties regelmatig putonderhoud uitgevoerd. Ook deze reguliere werkzaamheden zijn als onderdeel van het project (gebruiksfase) passend beoordeeld.

De elektrificatiewerkzaamheden in de realisatiefase zijn eenmalig. De werkzaamheden in de gebruiksfase zijn terugkerend. Een beschrijving van de voorgenomen activiteiten is opgenomen in de passende beoordeling (PB), die onderdeel uitmaakt van dit besluit.

1.3. Bevoegdheid
Op basis van artikel 1.3, lid 5, van de Wnb en artikel 1.3, lid 1, sub b, onder 3°, luidend: 'activiteiten ten aanzien van het opsporen, winnen of opslaan van diepe delfstoffen, bedoeld in artikel 1 van de Mijnbouwwet' van het Besluit natuurbescherming ben ik bevoegd om op uw aanvraag te beslissen.

De wetteksten zijn te raadplegen op www.overheid.nl onder 'Landelijke wet- en regelgeving'.

1.4. Vergunningplicht
De aangevraagde activiteit is een project dat, afzonderlijk of in cumulatie met andere plannen of projecten, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor de Natura 2000-gebieden Duinen Ameland, Waddenzee en Noordzeekustzone, kan leiden tot significante gevolgen voor de natuurlijke habitats of de leefgebieden van soorten in die gebieden. Daarom geldt een vergunningplicht op grond van artikel 2.7, lid 2, jo artikel 1.3, lid 5, van de Wnb.

De aanvraag moet betrekking hebben op het gehele project. De NAM heeft ten behoeve van de winning op Ameland en het noordoostelijk deel boven de kust van Ameland bovengenoemde drie gaswinlocaties in gebruik. Zij vormen samen het Amelandcluster. Ze zijn onderling verbonden en behandelen sinds 1987 het gas uit het Amelandveld. De voorgenomen werkzaamheden voor de elektrificatie van deze locaties en het reguliere putonderhoud op deze locaties zijn zodanig onlosmakelijk met elkaar verbonden dat zij samen als één project moeten worden aangemerkt.

Voor een project dat afzonderlijk of in cumulatie kan leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen, kan alleen een vergunning verleend worden als de aanvrager een PB heeft overgelegd, waaruit zonder redelijke wetenschappelijke twijfel kan worden geconcludeerd dat het project niet zal leiden tot een aantasting van de natuurlijke kenmerken van de betrokken Natura 2000-gebieden. Deze moet rekening houden met de instandhoudingsdoelstellingen van de mogelijk beïnvloede gebieden. De PB biedt de grondslag voor de vaststelling van de aard en omvang van de gevolgen of de cumulatieve gevolgen en de manier waarop in mitigatie van die gevolgen is voorzien. De PB toetst de effecten aan de instandhoudingdoelstellingen uit de aanwijzingsbesluiten van de Natura 2000-gebieden Duinen Ameland, Waddenzee en Noordzeekustzone.

Hieronder volgt mijn beoordeling van de effectenanalyse zoals die is neergelegd in de PB.

2. Beoordeling
2.1. Afbakening

Gebied
De activiteiten vinden plaats in de Natura 2000-gebieden Duinen Ameland en Noordzeekustzone.

Gevolgen
De PB inventariseert welke in redelijkheid denkbare typen gevolgen kunnen optreden en beoordeelt deze. Ik vind dat de in paragraaf 5.1. genoemde mogelijke storingsfactoren op een juiste manier worden afgebakend en dat de in paragraaf 5.1.1. besproken effecten terecht buiten verdere beschouwing kunnen blijven.

De beschermde waarden en de relevante instandhoudingsdoelstellingen van de betrokken Natura 2000-gebieden staan vermeld op www.rijksoverheid.nl/lnv ('Onderwerpen' >'Natuur en Biodiversiteit' > 'Natura 2000').

Conclusie afbakening
Ik ben van oordeel dat de afbakening van het beïnvloedingsgebied en de inventarisatie van mogelijke gevolgen van het project op de natuurwaarden in de PB op een juiste wijze hebben plaatsgevonden.

2.2. Mogelijke effecten en mitigatie
Op de in de volgende paragrafen besproken habitattypen en -soorten kunnen zich mogelijk effecten als gevolg van de nog uit te voeren werkzaamheden voordoen. Op andere, volgens de PB in de ruimere omgeving van het plangebied, aanwezige habitattypen en soorten acht ik enig effect uitgesloten.

De mogelijke verstorende effecten van helikoptervluchten en scheepvaartbewegingen beoordeel ik hieronder voor de betrokken Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijnsoorten (paragrafen 2.2.1. en 2.2.2.). In de paragrafen 2.2.3. en verder worden de effecten per relevant habitattype c.q. relevant leefgebied van een soort besproken.

2.2.1. Helikoptervluchten
Helikopters kunnen voor de aanvoer en afvoer van personeel en materieel tot maximaal 5 keer per week vanaf en naar het platform vliegen tijdens de aanleg- en gebruiksperiode van het tijdelijk werkplatform. Dit kan verstorende effecten hebben op foeragerende of op zee rustende vogelsoorten in het plangebied en aangrenzende delen. Het betreft met name eidereend, kleine mantelmeeuw, grote stern, noordse stern, roodkeelduiker, parelduiker, fuut, aalscholver, zwarte zee-eend, brilduiker, middelste zaagbek, grote zaagbek, slechtvalk en dwergmeeuw. Alle voorkomende vogels van de betreffende soorten kunnen tijdelijk uitwijken en hun foerageerroute en de plaatsen waar zij foerageren of op zee rusten aanpassen.

Significante effecten op de instandhoudingsdoelen van deze vogelsoorten acht ik uitgesloten. Dezelfde conclusie trek ik voor in het plangebied en aangrenzende delen voorkomende gewone en grijze zeehonden. Gewone zeehonden rusten op platen op circa 5 kilometer afstand van AWG en zijn flexibel in hun foerageergedrag. Grijze zeehonden komen in het plangebied nauwelijks voor. Daarom acht ik significante verstoring van deze soorten door helikoptervluchten uitgesloten.

2.2.2. Scheepvaartbewegingen
Het aantal scheepvaartbewegingen vanuit de scheepvaartroute neemt tijdens de tijdelijke werkzaamheden toe met 2 tot 3 extra bezoeken per week. Ten zuiden van AWG liggen gedurende een aantal weken een kabellegschip en een standby schip. Deze bewegingen kunnen tijdelijk tot extra verstoring leiden.

In de eerste plaats kunnen verstorende effecten optreden op foeragerende of op zee rustende vogelsoorten in het plangebied en aangrenzende delen. Het betreft met name eidereend, kleine mantelmeeuw, grote stern, noordse stern, roodkeelduiker, parelduiker, fuut, aalscholver, zwarte zee-eend, brilduiker, middelste zaagbek, grote zaagbek, slechtvalk en dwergmeeuw. Alle voorkomende vogels van de betreffende soorten kunnen tijdelijk uitwijken en hun foerageerroute en de plaatsen waar zij foerageren of op zee rusten aanpassen. De vaarbewegingen vanuit de scheepvaartroute kunnen ertoe leiden dat vogels ten noorden van AWG zich tijdelijk zullen verplaatsen. Ten zuiden van AWG zal een gedeelte van het foerageergebied van deze soorten door de aanwezigheid van het kabellegschip en het standby schip gedurende een maand niet beschikbaar zijn. Het gaat om een tijdelijke en plaatselijke beperking van de rust- en foerageermogelijkheden. De voorkomende vogels van deze soorten kunnen uitwijken naar niet-verstoorde delen. Het gaat om een beperkt aantal individuen dat gaat uitwijken en voedselgebrek zal daarom, gezien de huidige omstandigheden, niet optreden.

In de tweede plaats kunnen gewone zeehonden worden verstoord. De PB maakt duidelijk dat zij op hun ligplaatsen geen geluidhinder zullen ondervinden van deze scheepvaartbewegingen. De individuele dieren die in dit gebied foerageren kunnen uitwijken naar niet-verstoorde delen, waar onder de huidige omstandigheden ook voldoende voedsel beschikbaar is.

Significante effecten op deze vogelsoorten en gewone zeehonden zijn naar mijn oordeel uitgesloten.

2.2.3. H1110B Permanent overstroomde zandbanken (Noordzeekustzone)
Gebruik elektrische compressor
Ik onderschrijf de conclusie in de PB dat er geen ecologische effecten zijn op bodemdieren, schaaldieren of vissen als gevolg van het gebruik van elektriciteitskabels. Gezien de beperkte capaciteit van de 20kV-kabel (enkele MW's) is de kracht van elektromagnetische velden beperkt en is er nauwelijks sprake van een toename van warmte rond de ingegraven oppervlakte. De kabel wordt op grotere diepte ingegraven, waardoor effecten op bodemdieren, schaaldieren en/of vissen zijn uitgesloten.

Aanleg 20kV-kabel door de Noordzeekustzone
Als gevolg van de plaatsing van het tijdelijk werkplatform zal een beperkt tijdelijk oppervlakteverlies van dit habitattype optreden. Significante gevolgen acht ik uitgesloten, omdat dit habitattype zich na de verwijdering van het werkplatform weer snel zal herstellen. Het ingraven van de kabel leidt tot lokale bodemverstoring, waardoor mogelijk een zeer klein deel van de bodemfauna wordt beïnvloed. Het betreft echter een beperkt gebied over een smalle langgerekte zone van een enkele tot 10 meter brede strook over een afstand van circa 2 tot 3 kilometer. Significante gevolgen acht ik uitgesloten, omdat de eenmaal aangelegde kabel weer snel, vanwege de dynamische, morfologische omstandigheden, door zand bedekt zal worden, waarna de kolonisatie van bodemdieren vanuit de directe omgeving kan volgen.

Workover
Het plaatsen van een boorplatform in het geval van een workover zal leiden tot een (tijdelijk) oppervlakteverlies. Dit geldt ook voor het plaatsen van stenen rondom de poten van dit tijdelijk boorplatform. Het betreft in voorkomende gevallen een beperkt oppervlakteverlies (minder dan 1.000 m2) met een mogelijk verlies aan bodemfauna op de plaatsen waar oppervlakteverlies zal optreden. Ik ben van oordeel dat het om beperkte tijdelijke effecten gaat, die niet leiden tot significante gevolgen in het licht van de instandhoudingsdoelen van dit Natura 2000-gebied. In de PB wordt uitgelegd dat er niet tegelijkertijd op verschillende locaties workover-activiteiten mogen plaatsvinden. Met voorschrift 21 wordt verzekerd dat bij dit soort werkzaamheden conform de beschrijving in de PB wordt gehandeld: om voor goedkeuring in aanmerking te komen moet een onderhoudswerkplan dan ook rekening houden met de in de PB opgenomen beperkingen.

De werkzaamheden leiden tot een tijdelijk en lokaal ruimtebeslag. Het gaat om een kleine oppervlakte op een totale oppervlakte van ruim 140.000 hectare van dit habitattype binnen Natura 2000-gebied Noordzeekustzone. Ik vind dat significante effecten zijn uit te sluiten.

2.2.4. H1140B Slik- en zandplaten (Noordzeekustzone)
Gebruik elektrische compressor

Ook op dit habitattype zijn, gezien de beperkte kracht van elektromagnetische velden en de beperkte warmtetoename, effecten op bodemdieren, schaaldieren en/of vissen in dit habitattype significante effecten uitgesloten.

Aanleg 20kV-kabel door de Noordzeekustzone
Ik verwijs naar mijn beoordeling en conclusie bij het habitattype Permanent overstroomde zandbanken. De daar beschreven effecten en de beoordeling zijn niet afwijkend van de effecten en beoordeling op het habitattype Slik- en zandplaten.

Naar mijn mening zijn significante effecten uitgesloten. Het gaat ook hier om een tijdelijk en lokaal ruimtebeslag.

2.2.5. H2110 Embryonale duinen (De Hon)
Gebruik elektrische compressor

Door ingebruikname van de elektrische compressor wordt de uitstoot van stikstof vanaf AWG gestopt. Significante effecten als gevolg van verzuring en vermesting door de elektrische compressor zijn daarmee uitgesloten.

Aanleg 20kV-kabel
Er zal niet door embryonale duinen worden gegraven. Significante effecten van aanlegwerkzaamheden op dit habitattype acht ik uitgesloten. Ik neem voorschrift 15 op om te borgen dat bij de aanleg van de kabel ook conform de in de PB beschreven werkwijze wordt gehandeld.

2.2.6. H2160 Duindoornstruweel (Duinen Ameland)
Aanleg 20kV-kabel

Als gevolg van de aanleg van de 20kV-kabel is een tijdelijk oppervlakteverlies van duindoorstruweel niet uit te sluiten. De werkzaamheden worden zodanig ingericht dat het verlies zo beperkt mogelijk wordt gehouden. De duindoornstruwelen om AME-1 zijn vitaal en zullen naar verwachting binnen enkele jaren weer dichtgroeien. Dit tijdelijke oppervlakteverlies leidt in mijn oordeel niet tot significante effecten op dit beschermde habitattype.

2.2.7. H2190 Vochtige duinvalleien
Aanleg 20kV-kabel

Dit habitattype komt ten westen van AME-1 voor. De afstand van het toegangspad tot aan deze vochtige duinvallei is circa 200 meter. Enkel tijdens de realisatie van het transformatorstation op de locatie van AME-1 en de aanleg van de kabel op het strand nabij de locatie van AME-1 vinden bemalingswerkzaamheden plaats en zouden tijdelijke verdrogende effecten kunnen optreden. Daarmee ontstaat een kans op verdroging van dit habitattype, omdat het een grondwaterafhankelijke duinvegetatie is.

De bemalingen vinden in het eerste kwartaal van 2020 plaats. In het eerste kwartaal van het jaar staat de bodem van de betreffende duinvallei doorgaans onder water. Mocht dat niet zo zijn, dan is een verlaging van de grondwaterstand mogelijk schadelijk voor de beschermde Europese natuurwaarden en mogelijk kan de natuur er extra baat bij hebben wanneer het zoete grondwater na bemaling in het gebied wordt geloosd.

Ik neem voorschrift 17 op, waarin de vergunninghouder wordt voorgeschreven dat dit eerste kwartaal daadwerkelijk wordt nagegaan of de duinvalleien voldoende onder water staan. Daartoe is een schriftelijke vaststelling van de beheerder van deze duinvalleien nodig. Indien blijkt dat dit niet zo is dan wordt nagegaan of lozing van het bemalingswater kan plaatsvinden in het gebied.

2.2.8. H1903 Groenknolorchis
Aanleg 20kV-kabel

Deze beschermde soort komt voor ten westen van AME-1. De groenknolorchis is een soort die in het habitattype Vochtige duinvalleien kan worden aangetroffen. Ik deel de conclusie dat deze plant niet nadelig beïnvloed wordt door een tijdelijke en beperkte daling van de grondwaterstand in de tijd van het jaar dat het grondwater in de duinvalleien nog hoog staat. Verder zorgt voorschrift 17 ervoor dat er geen nadelige beïnvloeding zal optreden.

2.2.9. H1365 Gewone zeehond
Gewone zeehonden gebruiken zandplaten om op uit te rusten. De dichtstbijzijnde zandplaten bevinden zich in het Friesche Zeegat op enkele kilometers afstand van het plangebied. Deze platen worden als rustplaats en als voortplantingsplaats gebruikt. De werkzaamheden vinden aan de noordkant van Ameland plaats. De werkzaamheden zullen geen verstorend effect op de lig- en voortplantingsplaatsen hebben. Ik heb voorschrift 14 opgenomen, waarin is bepaald dat de aanleg van de 20kV-kabel naar AWG buiten de voortplantings-, zoog- en verhaarperiode (mei-juli) moet plaatsvinden. De kans op significant verstorende effecten op gewone zeehonden in de maand augustus, een maand deze dieren nog kunnen verharen, en op gewone zeehonden die de Noordzeekustzone intrekken acht ik nihil. Als gevolg van de aanleg van de kabel door H1110B naar AWG treedt tijdelijk extra vertroebeling van het water op, waardoor de foerageermogelijkheden voor deze soort mogelijk tijdelijk worden beperkt. Het gaat om in de tijd en ruimte beperkte effecten. Verstoring door onderwatergeluid en extra verlichting bij de aanleg van de 20kV-kabel naar AWG en op het tijdelijk platform kunnen leiden tot een tijdelijke vermijding door foeragerende zeehonden. In de periode waarin ze verharen zijn ze om voedsel te kunnen vinden afhankelijk van de directe omgeving van hun ligplaatsen. Daarom is het van belang dat de werkzaamheden niet eerder beginnen dan in augustus. Ik heb voorschrift 14 opgenomen om te borgen dat de werkzaamheden niet in de periode mei tot en met juli plaats zullen vinden. Significante effecten op de populatie van deze soort acht ik uitgesloten.

2.2.10. H1364 Grijze zeehond
Grijze zeehonden maken vooral gebruik van de meer westelijk gelegen gebieden (Razende Bol en Engelse Hoek). De kans op significant verstorende effecten op de populatie grijze zeehonden acht ik klein, omdat deze incidenteel aanwezig kunnen zijn in het plangebied. Ik kom tot dezelfde conclusie als hierboven voor de gewone zeehond waar het mogelijke negatieve effecten betreft.

2.2.11. H1351 Bruinvis
Bruinvissen komen in het hele Nederlandse deel van de Noordzee voor. Het plangebied is onderdeel van het plangebied van bruinvissen. Ik acht de kans op significante effecten uitgesloten, omdat er tijdens de uitvoering van de aanlegwerkzaamheden van de 20kV-kabel en de opbouw- en gebruiksfase van het tijdelijk werkplatform voldoende uitwijkmogelijkheden voor bruinvissen zijn naar andere delen van het Nederlandse deel van de Noordzee met gelijkwaardige kwaliteit en foerageermogelijkheden. De geplande werkzaamheden leiden niet tot een vorm van onderwatergeluid die bruinvissen verstoort.

2.2.12. Broedvogels
Directe of indirecte effecten als gevolg van de elektrificatiewerkzaamheden en de periodieke onderhoudswerkzaamheden in het Amelandcluster op de instandhoudingsdoelen van broedvogelsoorten in de Waddenzee, de kwelders van De Hon, Het Oerd en de zandplaten in het Friesche Zeegat acht ik uitgesloten.

A021 Roerdomp (Duinen Ameland, jaarrond aanwezig)
Jaarlijkse voorkomende broedparen zijn aangetroffen in de Lange Duinen Noord. Dit is op grote afstand van de geplande werkzaamheden. Het foerageergebied van de roerdomp op Ameland bestaat uit overgangen van riet- naar grasland met een flinke randlengte van waterrietkragen. Dit type leefgebied komt niet voor in het plangebied of in aangrenzende delen. Ik acht significante effecten op deze vogelsoort uitgesloten.

A063 Eidereend (Duinen Ameland en Waddenzee, jaarrond aanwezig)
Als broedvogel zijn zowel de duinen als het open water voor de eidereend van belang. Met de voorschriften 13 en 14 wordt uitgesloten dat er werkzaamheden in het broedseizoen plaatsvinden. Significante effecten op de eidereend als broedvogelsoort acht ik daarom uitgesloten. Ik heb elders in dit besluit de effecten van deze werkzaamheden op de eidereend als niet-broedvogelsoort opgenomen.

A081 Bruine kiekendief (Duinen Ameland, aanwezig 15 maart-begin oktober)
De bruine kiekendief broedt in rietmoerassen, duinvalleien en foerageert in zowel rietmoerassen als omliggende agrarische percelen. Het vergraven van de 20kV-kabel van AME-1 door de duinen naar het strand en verder naar AWG leidt niet tot verstoring of vernietiging van het broedbiotoop of het foerageergebied van deze vogelsoort. Er wordt bovendien buiten het broedseizoen gewerkt. Significante effecten op de broedpopulatie van de bruine kiekendief acht ik daarom uitgesloten.

A082 Blauwe kiekendief (Duinen Ameland, jaarrond aanwezig)
Op Ameland zijn er geen recente broedgevallen bekend. Voor zowel de kwaliteit als oppervlakte voor blauwe kiekendieven op Ameland geldt een verbeterdoelstelling. Potentieel geschikt broedgebied zijn de open duinen in de omgeving van het plangebied. De voorgenomen werkzaamheden vinden echter buiten het broedseizoen plaats. Het potentiële foerageergebied bestaat uit duingebieden, kwelders en graslanden van het agrarische cultuurland. De aanlegwerkzaamheden leiden tot een lokale, tijdelijke verstoring. Op het totaal potentieel leefgebied bezien leidt dit niet tot een negatieve invloed op de draagkracht. Significante effecten in het licht van de instandhoudingsdoelstellingen acht ik daarom uitgesloten.

A119 Porseleinhoen (Duinen Ameland, aanwezig 15 maart-15 oktober)
De porseleinhoen broedt op grote afstand van het plangebied en gebruikt open moerassige terreinen van minimaal 1-2 hectaren. Deze biotopen liggen niet in de invloedssfeer van het plangebied. Significante effecten acht ik daarom uitgesloten.

A138 Bontbekplevier (Noordzeekustzone, aanwezig maart-oktober)
De bontbekplevier broedt in het hele waddengebied met als zwaartepunt de kwelders langs de Friese kust: deze kwelders liggen buiten het invloedssfeer van het plangebied. Omdat de werkzaamheden op land buiten het broedseizoen plaatsvinden, kan ook verstoring van de broedpopulatie van deze soort in de Waddenzee ter hoogte van Ameland worden uitgesloten. De bontbekplevier foerageert op zandige slikken en oeverzones vlakbij het nest, maar de werkzaamheden liggen buiten de invloedssfeer van deze foerageerlocaties. Deze gebieden kunnen tijdelijk worden verstoord door de aanleg van de kabel tussen AME-1 en AWG. Significante effecten zijn uit te sluiten.

A138 Strandplevier (Noordzeekustzone, aanwezig april-september)
De broedplaatsen bevinden zich op de Waddeneilanden en sporadisch langs de vastelandskust. De werkzaamheden op land vinden buiten het broedseizoen plaats. Verstoring van broedparen strandplevieren in de Waddenzee ter hoogte van Ameland doet zich daarom niet voor. Het strand waarin de 20kV kabel wordt ingegraven, is relatief steil en arm aan foeragerende vogelsoorten. Foeragerende strandplevieren komen er sporadisch voor en hebben voldoende uitwijkmogelijkheden. Significante effecten zijn uit te sluiten.

A195 Dwergstern (Noordzeekustzone, aanwezig april-september)
Verstoring van de belangrijkste broedplaatsen vindt niet plaats, omdat deze buiten de invloedssfeer liggen. Het foerageergebied in de Waddenzee wordt niet verstoord gezien de verstoringsafstanden (50 meter). Significante effecten zijn uit te sluiten.

A222 Velduil (Duinen Ameland, jaarrond aanwezig)
Velduilen broeden voornamelijk op Terschelling. Het broedgebied op Ameland ligt buiten de invloedssfeer van de werkzaamheden voor dit project. Het oppervlak verstoord foerageergebied is verwaarloosbaar ten opzichte van de beschikbare omvang foerageergebied. Significante effecten zijn uit te sluiten.

A277 Tapuit (Duinen Ameland, aanwezig maart-begin oktober)
De werkzaamheden zijn niet verstorend voor de tapuit omdat deze plaats vinden buiten het broedseizoen. Significante effecten zijn uit te sluiten.

A295 Rietzanger (Duinen Ameland, maart-oktober)
Het leefgebied van de rietzanger bestaat uit vochtige tot vrij droge overjarige rietkragen, rietlanden en kruidenrijke ruigten. De 20kV-kabel wordt ter plekke van de weg vergraven. Daarmee wordt geen broedbiotoop verstoord. De werkzaamheden vinden buiten het broedseizoen plaats. Significante effecten zijn uit te sluiten.

A338 Grauwe klauwier (Duinen Ameland, aanwezig mei-oktober)
Het laatste broedgeval op Ameland van de grauwe klauwier dateert van 1998. De instandhoudingsdoelstellingen voor zowel kwaliteit als oppervlakte richten zich op herstel. Het potentieel leefgebied van de grauwe klauwier bestaat uit gevarieerd duinlandschap. Er wordt geen broedbiotoop vergraven, omdat de 20kV-kabel ter plekke van de weg in de duinen komt. De werkzaamheden vinden buiten het broedseizoen plaats. Significante effecten zijn uitgesloten.

2.2.13. Niet-broedvogels
Directe of indirecte effecten als gevolg van de elektrificatiewerkzaamheden en de periodieke onderhoudswerkzaamheden in het Amelandcluster op de instandhoudingsdoelen van niet-broedvogelsoorten in de Waddenzee, de kwelders van De Hon, Het Oerd en de zandplaten in het Friesche Zeegat acht ik uitgesloten.

Voorkomende kwalificerende niet-broedvogelsoorten in de Noordzeekustzone en Duinen Ameland zijn:

A001 Roodkeelduiker (Noordzeekustzone, oktober-maart)
Roodkeelduikers kunnen buiten het broedseizoen in de Noordzeekustzone verblijven. Doorgaans verblijven ze in losse groepsverbanden tot 20 kilometer uit de kust. Roodkeelduikers foerageren ook in zeegaten en in de geulen tussen de Waddeneilanden.

Deze soort is gevoelig voor verstoring door scheepvaartbewegingen. Het gebied waar roodkeelduikers in de Noordzeekustzone kunnen verblijven wordt tijdelijk verstoord. Het gaat echter om een relatief klein oppervlak van het gehele foerageergebied. Er zijn voldoende uitwijkmogelijkheden waardoor significante effecten zijn uit te sluiten.

A002 Parelduiker (Noordzeekustzone, aanwezig in de winter)
Parelduikers komen schaars voor op open zee. Zij kunnen in de kustwateren verblijven. Ook deze soort is verstoringsgevoelig. Ik verbind dezelfde conclusie aan de analyse over parelduikers als hiervoor over roodkeelduikers.

A005 Fuut (Waddenzee en Noordzeekustzone, aanwezig in de winter)
Futen maken in de winter gebruik van de Noordzeekustzone en kunnen dan in grote aantallen voorkomen. De soort foerageert op 2 tot 4 meter diepte. De draagkracht van het gebied wordt niet negatief beïnvloed gezien de verstoringsafstand (200 meter). Significante effecten zijn uit te sluiten.

 

A017 Aalscholver (Waddenzee en Noordzeekustzone, jaarrond aanwezig)
Aalscholvers gebruiken de Noordzeekustzone zowel als foerageergebied als rustgebied. Tijdelijke verstoring als gevolg van de werkzaamheden kan optreden, maar er zijn voldoende uitwijkmogelijkheden waardoor significante effecten op deze soort zijn uit te sluiten. De draagkracht van de gebieden wordt niet negatief beïnvloed gezien de verstoringsafstanden (250 meter).

A048 Bergeend (Duinen Ameland en Noordzeekustzone, buiten de broedperiode: juli tot en met maart)
Bergeenden zijn vaak te vinden op open, ondiep zout water. Rustgebieden bevinden zich op het strand van Ameland. Tijdelijke verstoring als gevolg van de werkzaamheden kan optreden, maar er zijn voldoende uitwijkmogelijkheden waardoor significante effecten op deze soort zijn uit te sluiten.

A063 Eidereend (Noordzeekustzone, in pieken in oktober tot en met april)
Eidereenden komen jaarrond voor, maar kunnen in de Noordzeekustzone in piekaantallen voorkomen in oktober tot en met april. De Noordzeekustzone is belangrijk als uitwijkgebied voor deze soort indien er te weinig voedsel in de Waddenzee beschikbaar is. Eidereenden foerageren en rusten op open water. De verspreiding wordt bepaald door de beschikbaarheid van voedsel en rust. Eidereenden zijn gevoelig voor verstoring met vluchtafstanden van 1 à 2 kilometer afstand voor naderende schepen en lange terugkeertijden van 2 tot 4 uur. Eidereenden zijn in grotere aantallen aanwezig in de periode november-maart met een piek in de Noordzeekustzone tussen oktober en april. Het gaat dan ook om grote concentraties boven Ameland, ook in de zeegaten tussen de eilanden.

De voedselbeschikbaarheid van mosselen in de Waddenzee en alternatieve vormen van voedselaanbod als strandkrabben, zeesterren, kokkels en halfgeknotte strandschelpen zijn bepalend of de eidereenden zullen uitwijken naar de Noordzeekustzone. In de PB staat dat op droogvallende platen in de Waddenzee steeds grotere arealen mosselbanken aanwezig zijn. Door een goede zaadval in het najaar van 2016, in combinatie met een goede winteroverleving, zijn in 2017 veel nieuwe mosselbanken ontstaan. Als gevolg van een voedseltoename in de Waddenzee wordt niet verwacht dat eidereenden zullen uitwijken naar de Noordzeekustzone. Significante effecten op de populatie eidereenden in de Noordzeekustzone acht ik uitgesloten.

A065 Zwarte zee-eend (Noordzeekustzone, aanwezig in oktober tot en met april)
Zwarte zee-eenden komen vrijwel uitsluitend voor in de Noordzeekustzone benoorden de Waddeneilanden. Uit recente tellingen blijkt dat deze soort weer in grote aantallen aanwezig is boven Ameland en Terschelling. Zwarte zee-eenden zijn ongeveer in gelijke mate gevoelig voor verstoring als eidereenden. Zij zijn in de periode juni tot en met augustus beperkt aanwezig (< 5% van de aantallen in het winterhalfjaar). Bij tellingen in november 2016 bleek dat er geen grote groepen boven Ameland zijn waargenomen. In januari 2017 werden wel grotere groepen boven Ameland waargenomen, gemiddeld groepen met aantallen van 300 individuen. De ruimtelijke verdeling varieert echter al naar gelang de voedselbeschikbaarheid. De vaststelling in de PB is dat er met enige regelmaat grotere groepen boven Ameland voorkomen.

De zwarte zee-eend foerageert bij voorkeur op halfgeknotte strandschelpen met een maat van <19 mm. In en rond het plangebied komen relatief hoge dichtheden van deze soort schelpdieren voor; de hoogste concentraties op enkele kilometers ten noorden van AWG. Ik deel de uitkomsten van de aanvullende analyse van Arcadis bij de PB dat door de aanwezigheid van het tijdelijk hulpplatform en de extra helikopter- en scheepvaartbewegingen een klein deel van het foerageergebied van de zwarte zee-eend wordt verstoord binnen het Natura 2000-gebied Noordzeekustzone. Omdat de activiteiten niet plaatsvinden in de piekperiode van de aanwezigheid van deze soort is de draagkracht van het gebied dan nog niet bereikt. Buiten het gebied zijn alternatieve foerageergelegenheden in de vorm van halfgeknotte strandschelp en Amerikaanse zwaardschede. In de PB staat dat alleen aan het einde van de winterperiode (februari-maart) met de aanwezigheid van maximum aantallen zwarte zee-eenden voedselbeperking negatieve effecten kan hebben; dan zijn er mogelijk geen uitwijkmogelijkheden voor zwarte zee-eenden. In de andere maanden van het jaar is de draagkracht van het gebied nog niet bereikt. Ik verbind voorschrift 19 aan de vergunning als gevolg waarvan werkzaamheden in de periode december-maart rond AWG niet zijn toegestaan. Daarnaast heb ik voorschrift 18 opgenomen, waarin vastgelegd is dat conform de PB moet worden gewerkt voor wa betreft het plaatsen en het gebruik van een tijdelijk bij AWG geplaatst mobiel werkplatform.

A067 Brilduiker (Noordzeekustzone, aanwezig in oktober tot en met februari)
Brilduikers komen 's winters voor in de Noordzeekustzone. Hier foerageert deze soort op kleine schelpdieren en andere ongewervelde dieren. Brilduikers vertrekken aan het eind van de winter naar hun meer noordelijk gelegen broedgebieden. Omdat mogelijke verstorende werkzaamheden in de Noordzeekustzone niet in de winterperiode plaatsvinden, acht ik significante effecten op brilduikers uitgesloten.

A069 Middelste zaagbek (Noordzeekustzone, kan jaarrond aanwezig zijn)
Hoewel de middelste zaagbek voornamelijk in het Middellandse zeegebied overwintert, kunnen vogels van deze soort jaarrond in de Noordzeekustzone voorkomen. De soort foerageert hier in relatief ondiep water (3,5-7 meter diepte). Individuen van deze vogelsoort die op zee foerageren of rusten ten noorden van Ameland kunnen opgeschrikt worden door scheeps- of helikopterbewegingen. Zij kunnen uitwijken en hun foerageergedrag aanpassen. In de winterperiode is de soort het meest gevoelig voor verstoring. Dit is echter niet de periode waarin de werkzaamheden zijn gepland. Significante effecten op de middelste zaagbek zijn daarom uit te sluiten.

A103 Slechtvalk (Noordzeekustzone, jaarrond aanwezig)
Slechtvalken jagen vooral op middelgrote watervogels binnen relatief grote jachtterrioria. Ze kunnen ook in de Noordzeekustzone jaren omdat daar periodiek grotere aantallen vogels verblijven. Slechtvalken zullen uitwijken als zij verstorende activiteiten in hun jachtterritorium waarnemen. Significante effecten zijn uit te sluiten.

A130 Scholekster (najaar en winterperiode) en A144 Drieteenstrandloper (augustus-oktober en mei)
Aanleg 20kV-kabel en putonderhoudswerkzaamheden
Uit veldonderzoek is gebleken dat scholeksters en drieteenstrandlopers gebruik maken van het strand en de vloedlijn bij de locaties om te foerageren. Dit doen zij in paren of kleine groepen. Als gevolg van de werkzaamheden, die buiten het broedseizoen uitgevoerd worden, is echter een deel van het plangebied met de aangrenzende delen van het strand tijdelijk niet beschikbaar als foerageergebied. Daarnaast is er meer geluid als gevolg van de tijdelijke aanlegwerkzaamheden of putonderhoudswerkzaamheden. Scholeksters en drieteenstrandlopers komen ook op deze locatie in kleine dichtheden voor. Zij foerageren langs het hele strand van Ameland. Er is voldoende areaal langs het strand beschikbaar om te kunnen foerageren. Ik acht significante effecten voor scholeksters en drieteenstrandlopers daarom uitgesloten.

A132 Kluut (Noordzeekustzone, aanwezig augustus-december)

De Kluut is met name in de nazomer en het najaar van de Waddenzee afhankelijk als foerageergebied. Kluten zijn talrijk op slikrijke platen. Lokaal kunnen ook kwelders, binnendijkse poelen en begroeide stranden belangrijk zijn als rustgebied en/of hoogwatervluchtplaats voor de kluut. De geplande werkzaamheden vinden niet plaats in een voor de kluut belangrijk leefgebied. Individuele kluten die mogelijk door de aanlegwerkzaamheden op de locatie van AME-1 en het leggen van de 20kV-kabel verstoord kunnen worden, hebben voldoende uitwijkmogelijkheden. De omvang van het verstoord foerageergebied is te verwaarlozen en significante effecten zijn uit te sluiten.

A137 Bontbekplevier (Waddenzee, voorjaar en nazomer)
De kritische perioden voor de bontbekplevier zijn het voorjaar en de nazomer. Bontbekplevieren foerageren dan vooral op de droogvallende platen in de Waddenzee. Deze worden niet vergraven en liggen op grotere afstand van het kabeltracé en de locaties voor het onderhoud. Met een verstoringsafstand van 125 meter (vluchten) en 300 meter (alert zijn) vinden de werkzaamheden op te grote afstand plaats om significante effecten te veroorzaken.De platen zijn belangrijke foerageerplaatsen voor de bontbekplevier. Deze worden niet vergraven en liggen op grotere afstand van het kabeltracé en de locaties voor het onderhoud.Met een verstoringsafstand van 125 meter (vluchten) en 300 meter (alert zijn) vinden de werkzaamheden op te grote afstand plaats om significante effecten te veroorzaken.

A140 Goudplevier (Waddenzee, nazomer-herfst)
Goudplevieren zijn vooral in de herfst aanwezig en foerageren veelal in het binnenland. Er kunnen grote groepen op de hoogwatervluchtplaatsen langs het wad worden waargenomen, maar vaak slapen de dieren daar, om dan 's nachts in het binnenland naar voedsel te zoeken. Slechts een klein deel van de met hoogwater getelde goudplevieren vindt zijn voedsel op het drooggevallen wad. Het foerageergebied van goudplevieren op de Waddenzee wordt niet verstoord gezien de verstoringsafstanden van deze soort (100 meter). Significante effecten zijn uit te sluiten.

 

A141 Zilverplevier (Waddenzee, winter-voorjaar)

De meest kritische perioden voor in het waddengebied foeragerende zilverplevieren zijn de winter en het voorjaar. Deze soort foerageert voornamelijk in de intergetijdengebieden. Langs het strand waar de 20kV-kabel zal worden ingegraven komen zilverplevieren nauwelijks voor. Voor sporadisch langstrekkende exemplaren zijn voldoende uitwijkmogelijkheden. De omvang van verstoord foerageergebied is dus te verwaarlozen. Significante effecten zijn uit te sluiten.

A143 Kanoet (Waddenzee, jaarrond met een piek in augustus-oktober)
De draagkracht van de Waddenzee wordt niet negatief beïnvloed. Het foerageergebied op de Waddenzee wordt niet verstoord gezien de verstoringsafstanden van deze soort (125 meter). Significante effecten zijn uit te sluiten.

A144 Drieteenstrandloper (Waddenzee, augustus-oktober en mei)
De draagkracht van de Waddenzee wordt niet negatief beïnvloed voor de drieteenstrandloper. Het foerageergebied op de Waddenzee wordt niet verstoord gezien de verstoringsafstanden van deze soort (125 meter). Significante effecten zijn uit te sluiten.

A147 Krombekstrandloper (Waddenzee, alleen aanwezig: juli-september)
De draagkracht van de Waddenzee voor deze soort wordt niet negatief beïnvloed. Het foerageergebied op de Waddenzee wordt niet verstoord gezien de verstoringsafstanden van deze soort (125 meter). Significante effecten zijn uit te sluiten.

A149 Bonte strandloper (Waddenzee, augustus-november)

De bonte strandloper is in grote aantallen aanwezig in het Waddengebied in de periode augustus-november. De draagkracht van de Waddenzee voor deze soort wordt niet negatief beïnvloed. Het foerageergebied op de Waddenzee wordt niet verstoord gezien de verstoringsafstanden van deze soort (125 meter). Significante effecten zijn uit te sluiten.

A157 Rosse grutto (Waddenzee, pieken augustus-september en in mei)
De rosse grutto is in grote aantallen aanwezig in het Waddengebied in de zomerperiode. Deze soort is afhankelijk van de wadplaten als foerageergebied. De draagkracht van de Waddenzee wordt niet negatief beïnvloed. Het foerageergebied op de Waddenzee wordt niet verstoord gezien de verstoringsafstanden van deze soort (100 meter). Significante effecten zijn uit te sluiten.

A160 Wulp (Waddenzee, nazomer en winter)

De wulp is in grote aantallen aanwezig in het Waddengebied in de nazomer en de winter. Deze soort is afhankelijk van de wadplaten als foerageergebied De draagkracht van de Waddenzee wordt niet negatief beïnvloed. Het foerageergebied op de Waddenzee wordt niet verstoord gezien de verstoringsafstanden van deze soort (100 meter). Significante effecten zijn uit te sluiten.

A161 Zwarte ruiter (Waddenzee, zomerperiode)

Zwarte ruiters jagen vooral op visjes en garnalen, maar ook wel wormen en krabben, in plassen en slenken van de wadplaten in de zomerperiode. De draagkracht van de Waddenzee wordt niet negatief beïnvloed. Het foerageergebied op de Waddenzee wordt niet verstoord gezien de verstoringsafstanden van deze soort (125 meter).

A162 Tureluur (Waddenzee, zomer en winter)

Tureluurs foerageren op droogvallende wadplaten in de Waddenzee in de zomer en in de winter. De draagkracht van de Waddenzee wordt niet negatief beïnvloed. Het foerageergebied op de Waddenzee wordt niet verstoord gezien de verstoringsafstanden van tureluurs (125 meter).


A164 Groenpootruiter (Waddenzee, najaarstrek juli-oktober en voorjaarstrek april-mei)
De draagkracht van de Waddenzee wordt niet negatief beïnvloed. Het foerageergebied op de Waddenzee wordt niet verstoord gezien de verstoringsafstanden van groenpootruiters (125 meter).

A169 Steenloper (Waddenzee, aanwezig in de trektijd: mei en augustus-september)

De draagkracht van de Waddenzee wordt niet negatief beïnvloed. Het foerageergebied op de Waddenzee wordt niet verstoord gezien de verstoringsafstanden van de steenlopers (125 meter).

A177 Dwergmeeuw (Noordzeekustzone, trek: april-mei en september-oktober)
Dwergmeeuwen gebruiken de Noordzeekustzone als foerageergebied tijdens hun trek. 's Winters trekken dwergmeeuwen naar grote open wateren en vooral naar zee, waar de soort foerageert op prooien dicht op het wateroppervlak. Dwergmeeuwen hebben een voorkeur voor de Waddenzee boven de Noordzeekustzone. Tijdens hun verblijf in de Noordzeekustzone komt de soort (vrijwel) niet aan land. Het aanleggen van de kabel op zee en het onderhoud op zee kan mogelijk verstoring van het foerageergebied, door de aanwezigheid van het materieel (in de deels verstoorde omgeving van het

boorplatform) veroorzaken. In de periode september-oktober zullen dwergmeeuwen echter kunnen uitwijken naar geschikt foerageergebied in de wijdere omgeving. Significante effecten zijn uit te sluiten.

A034 Lepelaar (Waddenzee/Duinen Ameland, maart-augustus)
Lepelaars broeden in de kolonie op de overgang van de kwelder De Hon naar de duinen op de oostpunt van het eiland. De werkzaamheden vinden buiten het broedseizoen plaats. Alleen buiten het broedseizoen wordt zeer lokaal en tijdelijk (tijdens de aanleg van de 20kV-kabel) foerageergebied verstoord. Uit waarnemingen van het Natuurcentrum Ameland blijken op die locatie maar zelden lepelaars te foerageren. Eventueel aanwezige foeragerende lepelaars zullen afstand houden tot de werkzaamheden houden en buiten de verstoringsafstand foerageren. Significante effecten zijn uit te sluiten.

2.3. Stikstofdepositie
Om de toestemmingverlening voor stikstofdepositie mogelijk te maken wordt in de PB gebruik gemaakt van interne saldering (Kamerstuk 32 670, nr. 167 en Kamerstuk 35 332, nr. 40). Voor de uitgebreide analyse van de effecten en de toegepaste saldering verwijs ik naar de bijlage Stikstofdepositie onderzoek: elektrificatie en onderhoudswerkzaamheden mijnbouwlocaties Ameland (Antea group, 30 januari 2020) inclusief de uitgevoerde stikstofdepositieberekeningen met AERIUS-Calculator (versie 2019A) bij de aanvraag.

Stikstofdepositieberekening
Er zijn berekeningen uitgevoerd met AERIUS Calculator (versie 2019.A). Voor de berekening is uitgegaan van de beoogde situatie in 2020 en 2021. Daarnaast zijn voor beide jaren verschilberekeningen met de bestaande situatie gemaakt:

  • referentiesituatie: 17 januari 2020, Ru6dVU6hRidr

  • realisatie 2020, aanlegfase: 17 januari 2020, RRPmcX9Y5m1b

  • realisatie 2021, aanlegfase: 17 januari 2020, RrvEY7ikfg5S

  • verschilberekening 2020: 18 januari 2020, RyPOVn5BZYBF

  • verschilberekening 2021: 18 januari 2020, RyPOVmyBR43F

De berekeningen zónder interne saldering laten uitkomsten zien met deposities groter dan 0,00 mol/ha/jaar op hexagonen waarvoor geldt dat de kritische depositiewaarde reeds of bijna is overschreden.

Referentiesituatie
Of toestemming met toepassing van interne saldering kan worden verleend hangt af van de toegestane depositie in de referentiesituatie. Anders dan AWG en AME-1 veroorzaakt het satellietplatform AME-2 geen directe NOx-emissie.

AME-1:
Voor AME-1 is op 3 augustus 1983 door de Minister van Economische Zaken een vergunning op grond van het Mijnbouwreglement verleend (kenmerk: 383/III/1293/EMK). Daarna zijn er meldingen gedaan op 8 januari 1988, 27 augustus 1991 en 19 januari 1998.

Voor AME-1 is op 29 februari 2012 door de Minister van Economische Zaken een actualisering van de bovengenoemde vergunning verleend (kenmerk: vergunning ETM/EM/ 12021989).

AWG:

Voor AWG is op 10 november 1998 een revisievergunning op grond van de Wet milieubeheer (kenmerk EOG/MW nr. 980 38 327) verleend. In de Wnb) verleend. In de -vergunning uit 2013 behoefde de stikstofdepositie van AWG op grond van artikel 19kd van de Natuurbeschermingswet 1998 niet te worden beoordeeld uitgaande van het referentiejaar 2004 en een emissie van 585 ton/N/jaar. De stikstofemissie nam niet toe. Voor AWG zijn de emissies bepaald op basis van de maximale capaciteit van de inrichting. Op basis daarvan geldt een toegestane NOx-emissie van 585 ton/N/jaar. Dit getal is de maximale vergunde capaciteit.

De referentiesituatie is bepaald in de eerste AERIUS-berekening (17 januari 2020, Ru6dVU6hRidr). Uitgangspunt bij intern salderen is dat het verschil in ruimte tussen de vergunde en gerealiseerde capaciteit wordt ingenomen bij een wijziging waar een nieuwe vergunning voor nodig is. Conform het uitgangspunt in de Kamerbrief van 4 december 20193 wordt hiervan in dit besluit afgeweken, omdat de elektrificatie door mij wordt aangemerkt als een innovatieve stikstofemissiereducerende techniek en deze een noodzakelijke bijdrage levert aan doelrealisatie in Natura 2000-gebieden. De stikstofdepositie van overbelaste habitattypen in het beïnvloedingsgebied van dit project neemt per saldo af als gevolg van de elektrificatie van onderdelen van het Amelandcluster. In deze situatie is de complete vergunde stikstofemissie beschikbaar voor intern salderen. In de hierboven aangehaalde AERIUS-berekeningen is echter uitgegaan van de feitelijk benutte capaciteit, dat wil zeggen van de daadwerkelijke emissiecijfers over het jaar 2018. Dit zijn aanmerkelijk lagere cijfers dan de toegestane maximale vergunde capaciteit: de ruimte voor intern salderen is daarmee conservatief berekend. Daarmee is dit project voor zover het de effecten van stikstofdepositie betreft vergunbaar.

Interne saldering werkzaamheden realisatiefase
Het elektrificeren van de gaswinlocaties zal in twee stappen, verdeeld over 2020 en 2021, plaatsvinden (zie figuur 1.2 van de PB). Het gaat om (A) het elektrificeren van AME-1, (B) de aanleg van de 20kV-kabel van AME-1 naar AWG en (C) de elektrificatie van de productielocatie AWG (voor de exacte planning: zie paragraaf 3.1 van de PB).

Onderdeel A, elektrificatie van AME-1, houdt in dat AME-1 wordt aangesloten op netstroom met de nieuwe 20kV-hoogspanningsleiding, die Liander in 2018 heeft aangelegd naar AME-1. Voor dit onderdeel moet een pre-fab transformatorstation (stroomverdeelunit) op AME-1 worden gebouwd in minder dan twee weken. Er vindt een aansluiting plaats op de kabel van Liander.
Onderdeel B, het leggen van de 20kV-kabel (diameter ca. 10 cm) van AME-1 naar AWG houdt in dat er een sleuf wordt gegraven van AME-1 door de duinen en het strand, waarna een schip de kabel in de zeebodem inspuit tot aan AWG.
Onderdeel C, het geheel elektrificeren van AWG, houdt in dat de gascompressor door een elektrische compressor zal worden vervangen.
De onderdelen A en B worden in 2020 uitgevoerd en onderdeel C wordt in 2021 uitgevoerd.

Realisatiefase

In de realisatiefase wordt een deel van de stikstofemissie veroorzaakt door het trekken van de 20kV-kabel tussen AME-1 en AWG en door de aan- en afvoer van mensen en materialen voor werkzaamheden op deze locaties. Omdat de stikstofemissies plaatsvinden vanaf dezelfde locaties en ten behoeve van hetzelfde project en omdat deze emissies deposities veroorzaken op dezelfde hexagonen dan in de bestaande situatie kan er intern gesaldeerd worden.

Gebruiksfase
De gebruiksfase bestaat uit het geëlektrificeerd voortzetten van de gasproductie. Tijdens deze gasproductie is periodiek onderhoud aan de gasputten nodig: in de PB wordt ervan uitgegaan dat er bij toekomstige onderhoudswerkzaamheden nog NOx vrijkomt. Het streven is bij toekomstig onderhoud ook gebruik te gaan maken van geëlektrificeerde apparatuur.4 De gebruiksfase omvat werkzaamheden, die op alle drie de locaties kunnen plaatsvinden en in theorie ook tegelijkertijd. De aard van deze werkzaamheden wordt toegelicht in de paragrafen 1.3 en 3.5 van de PB.

De onderhoudswerkzaamheden in de gebruiksfase zijn terugkerend: hiervoor wordt in voorkomende gevallen een werkplan ingediend bij het bevoegd gezag. Ik heb hierover voorschrift 21 opgenomen.

Beoordeling interne saldering
De emissiebronnen op AME-1 sluiten per maart 2020 en die op AWG per oktober 2021. Daarnaast wordt de NOx-emitterende gasturbine op AWG in 2020 gedurende twee weken stilgezet. Dit leidt ertoe dat er ten behoeve van de saldering in 2020 gewerkt wordt met twee weken van de feitelijk benutte capaciteit in 2018 voor AWG en tien maanden van de feitelijk benutte capaciteit in 2018 voor AME-1. Voor 2021 geldt dat er wordt gewerkt met twee maanden van de feitelijk benutte capaciteit in 2018 voor AWG en twaalf maanden van de feitelijk benutte capaciteit in 2018 voor AME-1. Hierover heb ik de voorschriften 11 en 12 opgenomen.

Voor het salderen van de realisatiefase is voor 2020 en 2021 afzonderlijk aangetoond dat de NOx-emissies als gevolg van het elektrificatieproject niet leiden tot een tijdelijke toename van stikstofdepositie op hexagonen in Natura 2000-gebied Duinen Ameland, waarvoor geldt dat de kritische depositiewaarde is overschreden. Hierbij zijn ook de voorziene emissies als gevolg van putonderhoud in die betreffende jaren betrokken.

De figuren 5.2. en 5.3. van het stikstofdepositie-onderzoeklaten zien dat interne saldering in beide jaren tot een afname van de stikstofdepositie op alle hexagonen leidt.

Conclusie effecten stikstofdepositie
Ik stel vast dat er na interne saldering geen depositietoename plaatsvindt op enig hexagoon in Duinen Ameland en dat er ook geen residuele effecten zijn op enig ander stikstofgevoelig (bijna) overbelast hexagoon in andere Natura 2000-gebieden in het Waddengebied, noch Natura 2000-gebieden elders in Nederland. Indien de elektrificatie van AME-1 en AWG zijn voltooid zal er geen voortdurende NOx-uitstoot meer plaatsvinden vanaf deze locaties. Bij de uitvoering van periodieke onderhoudswerkzaamheden zullen wel tijdelijke depositietoenamen plaatsvinden. Deze berekende tijdelijke depositietoenamen komen echter ruimschoots uit onder de berekende depositie in de referentiesituatie: per saldo zal de totale stikstofdepositie afnemen als gevolg van de volledige elektrificatie van de gaswinlocaties: het gaat om een afname van jaar op jaar. Er zal door interne saldering van de NOx-deposities na de volledige elektrificatie van AME-1 en AWG op geen enkel hexagoon een tijdelijke verslechtering optreden.

2.4. Cumulatie
Ik heb hiervoor al geconcludeerd dat de uitvoering van de voorgenomen werkzaamheden zelfstandig beschouwd, niet kan leiden tot een kwaliteitsverslechtering van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de betrokken Natura 2000-gebieden of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor deze gebieden zijn aangewezen.

Bij de beoordeling van cumulatie in de PB zijn activiteiten beoordeeld die vergund maar nog niet gerealiseerd zijn. In tabel 5.3. van de PB zijn recent verleende Wnb-vergunningen voor lopende activiteiten geïnventariseerd. Ik deel de conclusie in de PB dat de uitvoering van de projecten oesterherstelproject wrak M435, ensisvisserij Noordzeekustzone (twee vergunningen), baggerwerkzaamheden vaargeulverruiming Ameland-Westgat en voorjaarsmosselvisserij Waddenzee (twee vergunningen) geen of verwaarloosbare effecten hebben en ook in cumulatie beoordeeld met de elektrificatie en periodieke onderhoudswerkzaamheden van het Amelandcluster niet zullen leiden tot significante effecten op de betrokken Natura 2000-gebieden. Over geplande windenergieprojecten met mogelijke effecten op Natura 2000-gebied Noordzeekustzone bestaat nog geen definitieve besluitvorming en deze projecten worden daarom aangemerkt als toekomstige onzekere gebeurtenissen.

Ik concludeer dat in de aangeleverde PB een volledige en juiste cumulatietoetsing is uitgevoerd en dat er in cumulatie beoordeeld geen aantasting van de natuurlijke kenmerken van de Natura 2000-gebieden Duinen Ameland, Waddenzee en Noordzeekustzone zal plaatsvinden als gevolg van de uitvoering van de elektrificatiewerkzaamheden in het Amelandcluster en de periodieke putonderhoudswerkzaamheden aldaar.

2.5. Conclusie
Met de door u uitgevoerde PB en de daarbij behorende documenten, de vergunningvoorschriften en mitigerende maatregelen is de zekerheid verkregen dat het project waarvoor de vergunning is aangevraagd, niet leidt tot een aantasting van de natuurlijke kenmerken van de Natura 2000-gebieden Duinen Ameland, Waddenzee en Noordzeekustzone nog van enig ander Natura 2000-gebied in Nederland.

Op grond van het bovenstaande ben ik van mening dat de gevraagde vergunning, onder de opgenomen voorschriften en beperkingen, kan worden verleend.

Voorschriften en beperkingen

Ter bescherming van de in Natura 2000-gebieden Duinen Ameland, Waddenzee en Noorzeekustzone aanwezige beschermde natuurwaarden, verbind ik aan deze vergunning de volgende voorschriften en beperkingen.

Algemeen

  1. Deze vergunning staat op naam van de Nederlandse Aardoliemaatschappij B.V. (hierna vergunninghouder) (of diens rechtsopvolger).

  2. Deze vergunning wordt uitsluitend gebruikt door (medewerkers van) de vergunninghouder of aantoonbaar in opdracht van de vergunninghouder handelende (rechts)personen. De vergunninghouder blijft daarbij verantwoordelijk voor de juiste naleving van deze vergunning.

  3. De in voorschrift 2 genoemde (rechts)personen beschikken op de plaats waar de vergunde activiteit wordt uitgevoerd over een kopie van deze beschikking, inclusief alle daarbij behorende bijlagen.

  4. De in voorschrift 2 genoemde (rechts)personen zijn aantoonbaar op de hoogte van de inhoud en het doel van deze voorschriften en beperkingen, zodanig dat zij daar ook invulling en uitvoering aan kunnen geven.

  5. Het tijdstip waarop de vergunde activiteiten daadwerkelijk wordt gestart, wordt minimaal een week voor de aanvang ervan gemeld aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ter attentie van het cluster Natuurvergunningen (hierna: het bevoegd gezag).

  6. De vergunde activiteit wordt overeenkomstig de ingediende aanvraag en bijbehorende passende beoordeling uitgevoerd, met inachtneming van de aan deze vergunning verbonden voorschriften en beperkingen. Bij eventuele strijdigheid van de aanvraag en/of passende beoordeling met de voorschriften en beperkingen in onderhavige vergunning, prevaleren deze laatste.

  7. Als zich een incident voordoet, meldt de vergunninghouder dit met alle relevante gegevens onmiddellijk aan het bevoegd gezag. Een incident is in dit geval een onvoorziene gebeurtenis waardoor schade aan de natuurlijke kenmerken in het betrokken beschermde gebied is of kan worden toegebracht, bijvoorbeeld wanneer onbedoeld vrijgekomen schadelijke stoffen een habitattype of habitat- of vogelrichtlijnsoort bedreigen.

  8. Alle door of namens het bevoegd gezag te geven aanwijzingen en/of uitvoeringsbepalingen worden binnen de in de aanwijzing bepaalde termijn opgevolgd.

  9. Zodra de werkzaamheden met betrekking tot de vergunde activiteit feitelijk zijn beëindigd, wordt dit uiterlijk binnen een week bij het bevoegd gezag gemeld.

  10. Alle correspondentie uit hoofde van deze vergunning kan per reguliere post of per e-mail (wetnatuurbescherming@minlnv.nl) worden gedaan.

Nadere inhoudelijke voorschriften

  1. In februari 2020 dient de stikstofemissie door de stationaire emissiebronnen op AME-1 te vervallen om de stikstofemissies van de in 2020 geplande activiteiten intern te kunnen salderen met een emissie die overeenkomt met tien maanden. In het geval dat dit niet lukt of vertraagd wordt, dient een nieuwe berekening met AERIUS Calculator ter beoordeling aan het bevoegd gezag te worden aangeleverd waaruit duidelijk moet worden dat de in de zomer en het najaar geplande werkzaamheden na saldering niet leiden tot een toename van de stikstofdepositie op reeds of bijna overbelaste hexagonen.

  2. In oktober 2021 dienen de stationaire emissiebronnen op AWG te vervallen om de stikstofemissies van de in 2021 geplande activiteiten intern te kunnen salderen met de volledige emissies als gevolg van de stationaire bronnen op AME-1 en een emissie van de stationaire bronnen op AWG die overeenkomt met twee maanden. In het geval dat dit niet lukt of vertraagd wordt, dient een nieuwe berekening met AERIUS Calculator ter beoordeling aan het bevoegd gezag te worden aangeleverd waaruit duidelijk moet worden dat de in de zomer en het najaar geplande werkzaamheden na saldering niet leiden tot een toename van de stikstofdepositie op reeds of bijna overbelaste hexagonen.

  3. Het broedseizoen loopt van 15 maart tot en met 15 juli. De bouw- en aanlegwerkzaamheden voor een transformatorstation en de aansluiting op netstroom op AME-1 dienen plaats te vinden in de periode tot 15 maart en/of na 15 juli.

  4. De aanlegwerkzaamheden van een 20kV-kabel (diameter circa 10 cm) voor de hoogspanningsleiding naar AWG vindt plaats buiten het broedseizoen (periode 15 maart tot en met 15 juli) en buiten de voortplantings- en verhaartijd van de gewone zeehond (mei tot en met juli) en wordt gewerkt conform de beschrijving in de passende beoordeling.

  5. Bij de aanlegwerkzaamheden van een 20kV-kabel mag het aanwezige habitattype embryonale duinen niet worden aangetast. Er dient te worden gewerkt conform de in de passende beoordeling beschreven werkwijze.

  6. Bij de aanleg van het kabeltracé van AME-1 door de duinen en het strand worden de werkzaamheden uitgevoerd conform de beschrijving in de passende beoordeling.

  7. Tijdig vóór het begin van de aanlegwerkzaamheden moet door vergunninghouder worden nagegaan of bemalingen ten behoeve van de realisatie van het transformatorstation nabij de AME-1 locatie en de aanleg van de kabel geen negatieve effecten kunnen hebben op de habitattypen Vochtige duinvalleien en Groenknolorchis in de nabijheid van de locatie van AME-1. Vergunninghouder doet daarvan na een inspectie in het veld met de beheerder, na diens schriftelijke vaststelling, opgave aan het bevoegd gezag.

  8. Voor het plaatsen en het gebruik van een tijdelijk bijgeplaatst mobiel werkplatform AWG worden de werkzaamheden uitgevoerd conform de beschrijving in paragraaf 3.4. van de passende beoordeling.

  9. In de maanden december tot en met maart zijn er geen werkzaamheden met betrekking tot de plaatsing van een tijdelijk werkplatform of periodieke putwerkzaamheden op of rond AWG toegestaan met als doel te voorkomen dat er als gevolg van voedselbeperking significante negatieve effecten op zwarte zee-eenden in dit gebied kunnen optreden.

  10. Voor putonderhoudswerkzaamheden die gepland worden dient minimaal drie maanden vóór de datum van uitvoering van voorziene onderhoudswerkzaamheden wordt door of namens vergunninghouder een werkplan ter goedkeuring voorgelegd aan het bevoegd gezag.

  11. In dit werkplan wordt inzichtelijk gemaakt:
    - welke onderhoudswerkzaamheden zijn gepland;
    - op welke wijze onderhoudswerkzaamheden, zoals die voor workovers, gespreid zijn gepland.
    - op welke wijze de geluidsbelasting en de belasting door trillingen binnen de reeds vergunde geluidwaarden blijven;
    - in hoeverre de ecologische omstandigheden hetzelfde zijn gebleven dan wel gewijzigd zijn in vergelijking met de passende beoordeling;

    - op welke wijze verdroging van de vochtige duinvalleien en daarin voorkomende groenknolorchissen wordt voorkomen;
    - in hoeverre er sprake is van cumulatieve verbetering (vermindering van de stikstofdepositie ten opzichte van de referentiesituatie);
    - welke (aanvullende) mitigerende maatregelen worden uitgevoerd om negatieve effecten op beschermde habitattypen en leefgebieden van soorten te voorkomen in betrokken Natura 2000-gebieden.

    Het bevoegd gezag kan aanvullende eisen stellen aan de indieningstermijnen en inhoudsvereisten van onderhoudswerkplannen.

  12. Werkverlichting wordt uitsluitend toegepast wanneer en voor zo ver dat noodzakelijk is voor het veilig kunnen verrichten van werkzaamheden en voor een veilig verblijf van personeel op het platform of de boorinstallatie.

  13. Werkverlichting is zodanig opgesteld, afgesteld, ingericht en de lampen zijn zodanig naar buiten toe afgeschermd, dat lichtuitstraling naar betrokken Natura 2000-gebieden zoveel als mogelijk wordt voorkomen.

     

Toezicht

  1. De vergunninghouder voert een administratie waarin alle op deze vergunning betrekking hebbende documenten en bewijsstukken ten aanzien de naleving van de voorschriften en beperkingen van deze vergunning zijn opgenomen.

  2. De vergunninghouder geeft, overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht, alle medewerking aan de aangewezen toezichthouder(s).

  3. Gevraagde informatie en documenten worden op eerste vordering aan de daartoe bevoegde toezichthouders en opsporingsambtenaren getoond.

Looptijd/geldigheid

  1. De vergunning is geldig van de datum van afgifte tot en met het moment dat de vergunde activiteit wordt beëindigd, doch uiterlijk tot en met 31 december 2034.

Ter informatie

Op grond van artikel 5.1, eerste lid, van de Wnb jo de toepasselijke bepalingen in afdeling 4.1.1. van de Awb kan een verzoek tot wijziging van de vergunning worden ingediend.

Op grond van artikel 5.4, leden 1 en 2, van de Wnb kan de verleende vergunning worden ingetrokken of gewijzigd.

Op grond van artikel 7.2, lid 2, van de Wnb kan een last onder bestuursdwang worden opgelegd. Conform artikel 5:32, lid 1, van de Awb kan een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, in plaats daarvan, aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.

Hoogachtend,

de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
namens deze:

C. den Hartog MSc

MT-lid bij het Directoraat-Generaal Natuur, Visserij en Landelijk Gebied

Bijlagen:

  1. Natuurtoets en Passende beoordeling. Elektrificatie en onderhoudswerkzaamheden mijnbouwlocaties Ameland. Antea Group, projectnummer 0420060.100 definitief revisie 01 (30 januari 2020)

  2. Stikstofdepositie onderzoek. Elektrificatie en onderhoudswerkzaamheden mijnbouwlocaties Ameland. Antea Group, projectnummer 0420060.100 definitief (30 januari 2020).

  3. Berekeningen AERIUS Calculator.

  4. Verstoring van zwarte zee-eenden gedurende werkzaamheden NAM. Arcadis, referentie 083677909 0.2 (27 november 2019).

Bezwaar

Tegen dit besluit staat op grond van de Algemene wet bestuursrecht voor een belanghebbende de mogelijkheid open een bezwaarschrift in te dienen. Een bezwaarschrift moet binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit worden ingediend bij:

de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Afdeling Juridische Zaken

Postbus 40219

8004 DE Zwolle

Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en moet ten minste de volgende elementen bevatten:

  1. de naam en het adres van de indiener;

  2. de dagtekening;

  3. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar gericht is, en

  4. de gronden van bezwaar.

Het is raadzaam een kopie van dit besluit bij het bezwaarschrift te voegen.

Publicatie besluit

Op grond van artikel 8 van de Wet openbaarheid van bestuur zal het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit onderhavig besluit openbaar maken. De besluiten op grond van de Wnb, waaronder onderhavige, zullen, onder anonimisering van de persoonsgegevens, geplaatst worden op https://puc.overheid.nl/natuurvergunningen

Naar boven