Artikelsgewijze toelichting
Artikel 4 Algemene bepalingen
Per 2015 is voor patiënten vanaf 18 jaar de langdurige op behandeling gerichte intramurale geestelijke gezondheidszorg (iggz) voor de eerste 1095 dagen overgeheveld van de AWBZ naar de Zvw. Deze termijn geldt niet voor de mensen die op 31 december 2014 al een zzp-ggz B hebben in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. Deze patiënten gaan rechtstreeks over naar de Wet langdurige zorg.
Voor het registreren en declareren van verblijfsdagen gelden de dbc’s ggz als prestatie tot en met 365 dagen. Na 365 dagen gelden de zzp’s ggz als prestatie voor langdurig verblijf en mogen er géén verblijfsdagen geregistreerd worden op een dbc. Voor ambulante behandeling gelden altijd de dbc’s als prestatie, ongeacht de behandelduur. Het aantal verblijfsdagen is gebaseerd en wordt berekend op basis van artikel 2.12 van het Besluit zorgverzekering (Bzv).
In het Besluit zorgverzekering (Bzv) artikel 2.12 staat het volgende opgenomen over de aanspraak op verblijf:
- Verblijf omvat verblijf gedurende een onafgebroken periode van ten hoogste 1.095 dagen, dat medisch noodzakelijk is in verband met de geneeskundige zorg, bedoeld in artikel 2.4, of in verband met chirurgische tandheelkundige hulp van specialistische aard als bedoeld in artikel 2.7, al dan niet gepaard gaande met verpleging, verzorging of paramedische zorg.
- Een onderbreking van ten hoogste dertig dagen wordt niet als onderbreking beschouwd, maar deze dagen tellen niet mee voor de berekening van de drie jaar.
- In afwijking van het tweede lid tellen onderbrekingen wegens weekend- en vakantieverlof mee voor de berekening van de drie jaar.
Voor de gespecialiseerde ggz betekent bovenstaand artikel dat verblijf in het kader van behandeling in een ggz-instelling tot en met 1.095 dagen vanuit de Zvw wordt gefinancierd. Vanaf 1.096 dagen aaneengesloten verblijf eindigt de financiering voor deze zorg vanuit de Zvw en gaat dit over naar de Wlz. Als behandeling niet meer in combinatie met verblijf nodig is, zal de zorg vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) bekostigd worden.
Met de telling van aaneengesloten verblijf tot en met 1095 dagen
worden alle vormen van verblijf noodzakelijk16 in verband met geneeskundige zorg meegeteld. Het gaat hierbij om verblijf in een ggz-instelling, maar ook om verblijf in een ziekenhuis of andere instelling in verband met somatische problematiek.
In onderstaande tabel wordt de samenloop van dbc’s, zzp’s ggz en ozp’s weergegeven.
Te declareren in combinatie met: |
|
dbc ggz (Zvw)
|
dbc med spec zorg (Zvw)
|
Basis-ggz
|
ozp’s
|
zzp-ggz (Zvw)
|
Nee. Na 365 dagen aaneengesloten verblijf is er sprake van langdurige ggz. Dit wordt bekostigd met de zzp’s ggz. Vanuit het zzp-ggz wordt alle zorg in het kader van een ggz diagnose geleverd, ongeacht het type ggz diagnose die hieraan ten grondslag ligt.
|
Ja, mits sprake is van diagnose niet behorend tot de ggz, kan voor deze zorg een somatische dbc in rekening worden gebracht.
|
Nee, vanuit het zzp-ggz wordt alle zorg in het kader van een ggz diagnose geleverd, ongeacht het type ggz diagnose die hieraan ten grondslag ligt.
|
Ja
|
Tabel 1: Samenloop dbc’s, zzp’s en ozp’s
4.4 Regiebehandelaarschap – experimenteerruimte
Hierbij is de eis aan de derde onafhankelijke partij dat zij objectief, gemotiveerd en zorgvuldig tot een oordeel komt over de ingediende aanvragen. Dit stelt eisen aan de governance, zoals de aanwezigheid van een aanvraag- en bezwaarprocedure, en het volgen van het protocol dat onderdeel uitmaakt van het model kwaliteitsstatuut. Tenslotte moet de looptijd van het experiment begrenst zijn door de derde partij.
Toegekende aanvragen leiden tot de mogelijkheid om per direct gebruik te maken van een keuzemogelijkheid op dbc-niveau, die mogelijk maakt andere beroepen te selecteren dan genoemd in 1. Begripsbepalingen onder dd. Als een ander beroep wil acteren als regiebehandelaar, kan hij dit aangeven met bovengenoemde keuze. Deze keuze maakt mogelijk om een ander beroep als regiebehandelaar te laten fungeren. Dit betekent dat verzoeken in beginsel lopende het jaar aangevraagd kunnen worden en –bij toekenning- direct leiden tot declaratiemogelijkheden. De controle hierop ligt bij de zorgverzekeraar.
Artikel 5 Diagnose-behandelcombinaties (dbc’s)
Wat is een dbc
Dbc staat voor diagnose-behandelcombinatie. Een dbc omvat het traject tot maximaal 365 kalenderdagen dat een patiënt doorloopt als hij zorg nodig heeft voor een specifieke diagnose, vanaf het eerste contact bij een gespecialiseerde ggz-zorgaanbieder tot en met de behandeling die hier eventueel uit volgt. De dbc vormt de basis voor de declaratie van de geleverde zorg in het kader van deze diagnose bij de zorgverzekeraar van de patiënt.
Waaruit bestaat een dbc
Een dbc in de ggz is opgebouwd uit patiëntgerichte activiteiten, verblijfsdagen, dagbesteding en verrichtingen en de daaraan bestede tijd of aantallen. Afhankelijk van de set van activiteiten, verblijfsdagen, uren dagbesteding en verrichtingen en de tijd of aantallen die hieraan besteed zijn, wordt een aparte behandelprestatie, verblijfsprestatie en/of overige prestatie afgeleid. Aan de behandel- en verblijfsprestaties zijn tarieven verbonden. Deze tarieven worden jaarlijks door de NZa vastgesteld.
Welke ggz wordt niét geregistreerd met behulp van de dbc-systematiek:
- generalistische basis-ggz
- lang verblijf
Een verblijf in een ggz-instelling van een aaneengeschakelde periode tot en met 365 dagen valt onder de Zvw (artikel 2.10 Bzv)17 en wordt bekostigd via de dbc-systematiek. Duurt de opname langer dan 365 dagen, dan valt dit als het op behandeling gerichte ggz is nog steeds onder de Zvw, maar vindt bekostiging plaats op basis van zzp’s en niet op basis van dbc’s.
- forensische zorg
Voor de bekostiging van forensische zorg onder het strafrechtelijk kader (fz) gelden aparte registratieregels (dbbc-systematiek).
(Zorg die wordt opgelegd in het kader van Jeugdstrafrecht valt vanaf 1 januari 2015 onder verantwoordelijkheid van de gemeenten).
- zorg na overlijden van de patiënt
Zorg die is geboden na de overlijdensdatum van de patiënt, bijvoorbeeld het afronden van een dossier, mag niet geregistreerd worden op een dbc. Deze activiteiten worden volgens de Zvw niet vergoed door de verzekeraar omdat ze niet bijdragen aan de genezing van de patiënt.
- openbare ggz
Zorg die is uitgevoerd in het kader van de openbare ggz, waarbij het gaat om preventie en zorg die niet voortkomt uit een individuele en vrijwillige zorgvraag, mag niet geregistreerd worden op een dbc.
- collectieve preventie en dienstverlening
Zorg die is geboden in het kader van collectieve preventie en dienstverlening, zoals het voorlichten van jongeren over psychiatrische klachten, mag niet geregistreerd worden op een dbc.
Proces van dbc-registratie
De dbc-systematiek in de ggz werkt volgens een proces van registratie, validatie en afleiding.
- Registratie:
Het registratieproces start op het moment dat een patiënt die is verwezen naar een gespecialiseerde ggz-zorgaanbieder, zich bij de zorgaanbieder meldt met een zorgvraag. Op dat moment wordt meteen een zorgtraject en bij het eerste behandelcontact een dbc geopend. Een zorgtraject volgt het zorgproces voor één primaire diagnose en kan bestaan uit een initiële dbc waarin de primaire diagnose is gesteld en een onbeperkt aantal vervolg-dbc's.
- Validatie:
Als de dbc is afgesloten volgt de validatie. Tijdens de validatie wordt gecontroleerd of de dbc goed en technisch volledig is geregistreerd.
- Afleiding:
Na de validatie wordt via de afleiding bepaald in welke behandelprestatie/productgroep de dbc terechtkomt. Vervolgens wordt de dbc als onderdeel van de factuur naar de zorgverzekeraar van de patiënt gestuurd en worden daarnaast de dbc-gegevens aan het dbc-informatiesysteem (DIS) geleverd.
Figuur 1: Proces van registratie, validatie en afleiding
5.1.2 Openen dbc’s
Binnen de dbc-systematiek wordt onderscheid gemaakt tussen de termen ‘zorgtraject’, ‘initiële dbc’ en ‘vervolg-dbc’.
Zorgtraject
Voordat een dbc geopend kan worden moet eerst een zorgtraject zijn gestart. Dit zorgtraject omvat de totale zorg die wordt geleverd in het kader van de behandeling van één primaire diagnose. De aanmeldingsdatum van de patiënt bepaalt de startdatum van het zorgtraject. Een initiële dbc, met eventueel één of meerdere vervolg-dbc’s, vormt het zorgtraject. Het vastleggen van de aanmeldingsdatum is verplicht volgens de mds.
Wie opent een zorgtraject
Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door het secretariaat, op het moment dat iemand een afspraak maakt.
Relatie tussen zorgtraject en dbc
De startdatum van het zorgtraject kan hetzelfde zijn als de openingsdatum van de initiële dbc, maar dit hoeft niet. De startdatum van de initiële dbc is gelijk aan de datum waarop de eerste directe of indirecte patiëntgebonden activiteit, uitgevoerd door een beroep waarvan de tijd afleidt naar een prestatie, door de behandelaar plaatsvindt. Als die later dan de aanmeldingsdag plaatsvindt, ligt de startdatum van het zorgtraject vóór de openingsdatum van de initiële dbc.
Figuur 2: Zorgtraject en dbc’s
5.1.2.1 Wie opent een dbc
Iedereen onder verantwoordelijkheid van de regiebehandelaar kan een dbc openen.
5.1.2.2 Openingsdatum dbc
Bij het openen van een dbc moet een openingsdatum vermeld worden. Dit is verplicht volgens de mds. De openingsdatum van een initiële dbc is gelijk aan de datum waarop de eerste directe of indirecte patiëntgebonden activiteit, uitgevoerd door een beroep waarvan de tijd afleidt naar een prestatie, door de behandelaar plaatsvindt. De openingsdatum van een vervolg-dbc is gelijk aan de dag na sluiting van de voorgaande dbc. Uitzondering hierop is een vervolg-dbc met zorgtype exarcebatie/recidive (zorgtype 204). De openingsdatum van een vervolg-dbc met zorgtype 204 is gelijk aan de datum dat de eerste directe of indirecte patiëntgebonden activiteit, uitgevoerd door een beroep waarvan de tijd afleidt naar een prestatie, door de behandelaar plaatsvindt.
5.1.2.3 Initiële dbc 18
Een initiële dbc is de dbc die wordt geopend voor een eerste of nieuwe primaire zorgvraag van een patiënt. De initiële dbc is altijd de eerste dbc binnen een zorgtraject. De startdatum van de initiële dbc is gelijk aan de datum van de eerste (directe of indirecte) patiëntgebonden activiteit, uitgevoerd door een beroep waarvan de tijd afleidt naar een prestatie.
Wanneer een initiële dbc openen?
- Als een nieuwe patiënt zich aanmeldt.
Als een zorgaanbieder over meerdere locaties beschikt en een patiënt alleen van locatie verandert, maar niet van primaire diagnose, dan is er in dat geval géén sprake van een nieuwe patiënt. De regiebehandelaar op de andere locatie mag dan geen initiële dbc openen. Alle geboden zorg op de andere locatie voor dezelfde primaire diagnose moet op de al geopende dbc worden geregistreerd.
- Als een bekende patiënt voor een andere primaire diagnose in zorg komt dan de diagnose waarvoor de patiënt al in behandeling is.
Let op
Er kan sprake zijn van parallelle of opeenvolgende zorgtrajecten. De voorwaarden daarvoor staan vermeld in artikel 5.1.3 Typeren van dbc’s op pagina 12, en een nadere toelichting is te vinden in het artikel 5.1.3.6 Meerdere primaire diagnoses in de toelichting.
- Als een bekende patiënt voor dezelfde diagnose terug in zorg komt, waarbij er al meer dan 365 dagen zijn verstreken sinds het sluiten van de vorige dbc.
- Overgang naar andere bekostiging
Als een bekende patiënt in behandeling is waarbij deze behandeling wordt bekostigd vanuit een bekostigingsregime anders dan de Zvw, en de bekostiging overgaat naar de Zvw. De openingsdatum van een dbc is dan gelijk aan de datum waarop de eerst volgende directe of indirecte patiëntgebonden activiteit plaatsvindt.
Deze overgang is bijvoorbeeld aan de orde als een minderjarige patiënt tijdens de behandeling de 18 jarige leeftijd bereikt, en de bekostiging overgaat van de Jeugdwet naar de Zorgverzekeringswet. Voor die overgang is een apart zorgtype aangemaakt, zie Bijlage 1: Zorgtypen.
Een ander voorbeeld is als er sprake is van forensische zorg met strafrechtelijke titel waarbij de strafrechtelijke titel vervalt maar de behandeling wordt voorgezet onder de Zvw.
5.1.2.4 Heropenen dbc
Heropenen (initiële of vervolg) dbc
Als de patiënt binnen 35 dagen na het afsluiten van de dbc terugkomt in zorg voor dezelfde diagnose moet, tenzij de doorlooptijd van de dbc meer dan 365 dagen wordtde voorafgaande dbc heropend worden. Als de patiënt ongepland terug in zorg komt voor dezelfde primaire diagnose, maar de tussenliggende periode is meer dan 34 dagen, dan zijn er twee mogelijkheden: openen van een nieuwe (vervolg-)dbc of heropenen van de dbc. Deze laatste mogelijkheid zal in de praktijk vooral worden toegepast als de dbc nog niet is gefactureerd.
5.1.2.5 Vervolg-dbc
Als de behandeling na afsluiting van een dbc nog moet worden voortgezet, wordt een vervolg-dbc geopend. Een vervolg-dbc is een dbc die volgt op een voorgaande initiële dbc of vervolg-dbc. Een vervolg-dbc heeft altijd precies dezelfde primaire diagnose als de eerder afgesloten initiële dbc of vervolg-dbc.
Openingsdatum vervolg-dbc
Een vervolg-dbc wordt geopend op de dag na sluiting van de voorgaande dbc. Hierbij geldt een uitzondering voor dbc’s met het zorgtype recidive/exarcebatie (204): een vervolg-dbc met dit zorgtype wordt geopend op de dag van de eerste directe of indirecte patiëntgebonden activiteit, uitgevoerd door een beroep waarvan de tijd afleidt naar een prestatie.
Wanneer een vervolg-dbc openen
Het gaat hier altijd om een bekende patiënt en precies dezelfde primaire diagnose. Een vervolg-dbc valt altijd onder hetzelfde zorgtraject waaronder de bijbehorende initiële dbc en eventuele eerdere vervolg-dbc’s vallen.
- Als een (initiële of vervolg-)dbc 365 dagen openstaat en de behandeling nog niet afgerond is, moet een vervolg-dbc met één van de volgende zorgtypen worden geopend:
- (langdurig periodieke) controle (201)
- voortgezette behandeling (202)
- uitloop (203)
- Als een patiënt weer terug in zorg komt voor dezelfde diagnose binnen 35 dagen na afsluiting van de dbc moet, tenzij de doorlooptijd van de dbc meer dan 365 dagen wordt, de dbc heropend worden.
Let op
- Als een patiënt terug in zorg komt, maar er zijn al 365 dagen verstreken sinds de sluiting van de voorgaande dbc, dan opent de regiebehandelaar weer een initiële dbc.
- Als in de voorgaande dbc geen diagnose is gesteld en de patiënt komt terug in zorg, moet de regiebehandelaar een initiële dbc openen.
- Als een zorgaanbieder na second opinion de behandeling van een patiënt overneemt van een andere zorgaanbieder. Deze behandelaar heeft een second opinion uitgevoerd en hiervoor een dbc met het zorgtype ‘second opinion’ (106) geopend en gesloten. In dat geval moet deze regiebehandelaar een vervolg-dbc openen volgend op deze second opinion dbc. Een voorwaarde hiervoor is wel dat de afgesloten second opinion dbc dezelfde primaire diagnose bevat. Een vervolg-dbc met één van de volgende zorgtypen moet worden geopend:
- (langdurig periodieke) controle (201)
- voortgezette behandeling (202)
- uitloop (203)
Let op
Een initiële dbc met zorgtype ‘second opinion’(106) hoeft niet 365 dagen open te hebben gestaan.
Samenvatting
Figuur 3: Overzicht openen/heropenen initiële of vervolg-dbc’s
5.1.2.6 Verwijzing naar basis-ggz
Als een patiënt voor een vervolgbehandeling in aanmerking komt en voldoet aan één van de patiëntprofielen in de basis-ggz, dan wordt deze patiënt verwezen naar de basis-ggz. In deze situatie wordt geen vervolg-dbc geopend.
5.1.3 Typeren van dbc’s
5.1.3.1 Wie typeert?
De dbc moet bij het sluiten volledig en juist getypeerd zijn. Bij voorkeur typeert de regiebehandelaar de dbc binnen een maand na opening.
De regiebehandelaar is eindverantwoordelijke voor het juist invullen van de volledige typering.
Wanneer typeren?
De dbc moet bij het sluiten volledig en juist getypeerd zijn. Bij voorkeur typeert de regiebehandelaar de dbc binnen een maand na opening.
5.1.3.2 Vastleggen indentificatiegegevens
Welke gegevens de zorgaanbieder (bij een initiële dbc) in ieder geval moet invullen bij de identificatiegegevens van een patiënt, is gebaseerd op de mds. Dit zijn de volgende gegevens:
- naam patiënt
- geboortedatum
- geslacht
- postcode (wijkcode)
- burgerservicenummer (BSN)
- unieke identificatie zorgverzekeraar (conform het UZOVI-register19)
5.1.3.3 Vastleggen zorgtype
Welk zorgtype gebruiken
Er zijn verschillende zorgtypen voor initiële en vervolg-dbc’s.
In bijlage II is te zien uit welke zorgtypen de regiebehandelaar kan kiezen bij een initiële en een vervolg-dbc. Zijn er meerdere zorgtypen van toepassing? Selecteer dan het zorgtype dat het beste de aanleiding tot zorg beschrijft. Een meer uitgebreide beschrijving van de zorgtypen staat in Bijlage 1: Zorgtypen.
Gedurende de looptijd van de dbc mag het zorgtype gewijzigd worden. Het zorgtype moet echter bij het sluiten van de dbc volledig en juist geregistreerd zijn.
Let op
Is er sprake van Bemoeizorg, Crisismaatregel of een Zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte ggz? Selecteer dan altijd dit zorgtype, ook al is er eerder een ander zorgtype geregistreerd.
Anonimisering van zorgtypen
In verband met de privacy van de patiënt worden sommige zorgtypen die verband houden met een rechterlijke uitspraak niet op de declaratie aan de verzekeraars opgenomen. Voor de zorgtypen Zorgmachtiging en Bemoeizorg geldt dat deze de pseudocode 199 bij een initiële dbc en 299 bij een vervolg-dbc krijgen. In het geval van het zorgtype Crisismaatregelkrijgt de dbc de pseudocode 199.
5.1.3.4 Vastleggen diagnose
De diagnoseclassificatie in de dbc-systematiek sluit aan bij de regels die gelden rondom het gebruik van de DSM-5. De registratie van de diagnose gebeurt met behulp van de diagnosetabel van de NZa die is gebaseerd op de DSM-IV-TR. De bijbehorende codes van As 1 en As 2 sluiten aan bij de ICD-9-CM
Registreren diagnose per as
De regiebehandelaar registreert de diagnose conform DSM-IV-TR. Hierbij moet de diagnose geregistreerd worden op alle vijf zogeheten assen, die hieronder worden besproken.
As 1: Klinische stoornissen
Op As 1 kan één of meerdere stoornissen worden geselecteerd volgens de diagnosetabel. Tabel 2 laat zien hoe de hoofdgroepen van de diagnosetabel volgen uit de hoofdgroepen van de DSM-IV-TR.
Let op
- Op As 1 is de diagnose 799.9 ‘Diagnose/aandoening uitgesteld’ niet toegestaan.
- Registreer V71.09 ‘Geen diagnose of aandoening op As 1 aanwezig’ als er geen As 1-stoornis bij de betreffende patiënt aanwezig is.
As 1 Klinische stoornissen
|
DSM IV-TR
|
Diagnosetabel
|
Stoornissen in de kindertijd
|
Overige stoornissen in de kindertijd
|
Pervasieve ontwikkelingsstoornissen
|
Aandachtstekort stoornissen en gedragsstoornissen
|
Delirium, dementie en amnestische en andere cognitieve stoornissen
|
Delirium, dementie en amnestische en andere cognitieve stoornissen
|
Psychische stoornissen door een somatische aandoening
|
Restgroep diagnoses
|
Aan een middel gebonden stoornissen
|
Aan alcohol gebonden stoornissen
|
Overige aan een middel gebonden stoornissen
|
Schizofrenie en andere psychotische stoornissen
|
Schizofrenie en andere psychotische stoornissen
|
Stemmingsstoornissen
|
Depressieve stoornissen
|
Bipolaire en overige stemmingsstoornissen
|
Angststoornissen
|
Angststoornissen
|
Somatoforme stoornis
|
Somatoforme stoornissen
|
Nagebootste stoornissen
|
Restgroep diagnoses
|
Dissociatieve stoornissen
|
Restgroep diagnoses
|
Seksuele stoornissen en genderidentiteitsstoornissen
|
Restgroep diagnoses
|
Eetstoornissen
|
Eetstoornissen
|
Slaapstoornissen
|
Restgroep diagnoses
|
Stoornissen in de impulsbeheersing
|
Restgroep diagnoses
|
Aanpassingsstoornissen
|
Aanpassingsstoornissen
|
Andere aandoeningen en problemen die een reden voor zorg kunnen zijn
|
Andere aandoeningen en problemen die een reden voor zorg kunnen zijn
|
Tabel 2: As 1: klinische stoornissen
As 2: Persoonlijkheidsstoornissen
Op As 2 kunnen één of meerdere stoornissen worden geselecteerd volgens de diagnosetabel. Per stoornis moet worden aangegeven of de stoornis aanwezig is of dat er trekken van deze stoornis aanwezig zijn. Naast de registratie van de persoonlijkheidsstoornissen kan maximaal één code voor zwakzinnigheid of zwakbegaafdheid worden geregistreerd. In Tabel 3 is te zien hoe de hoofdgroepen van de diagnosetabel volgen uit de hoofdgroepen van de DSM-IV-TR.
Let op
- Per persoonlijkheidsstoornis sluiten de antwoordmogelijkheden ‘aanwezig’ en ‘trekken van’ elkaar uit.
- Op As 2 kunt u wel kiezen voor de code 799.9 ‘Diagnose/aandoening uitgesteld’, maar deze kan nooit de primaire diagnose van de dbc zijn.
- Registreer V71.09 ‘Geen diagnose of aandoening op As 2 aanwezig’ als er geen As 2-stoornis bij de betreffende patiënt aanwezig is.
As 2 Persoonlijkheidsstoornissen
|
DSM IV-TR
|
Diagnosetabel
|
Zwakzinnigheid (Stoornissen in de kindertijd)
· Lichte zwakzinnigheid
· Matige zwakzinnigheid
· Ernstige zwakzinnigheid
· Diepe zwakzinnigheid
· Zwakzinnigheid, ernst niet gespecificeerd |
Restgroep diagnoses
|
Persoonlijkheidsstoornissen
· Paranoïde persoonlijkheidsstoornis
· Schizoïde persoonlijkheidsstoornis
· Schizotypische persoonlijkheidsstoornis
· Antisociale persoonlijkheidsstoornis
· Borderline persoonlijkheidsstoornis
· Theatrale persoonlijkheidsstoornis
· Narcistische persoonlijkheidsstoornis
· Ontwijkende persoonlijkheidsstoornis
· Afhankelijke persoonlijkheidsstoornis
· Obsessieve - compulsieve persoonlijkheidsstoornis
· Persoonlijkheidsstoornis NAO
· Uitgesteld / geen persoonlijkheidsstoornis |
Persoonlijkheids-stoornissen
|
Zwakbegaafdheid (Bijkomende problemen die een reden voor zorg kunnen zijn )
|
Restgroep diagnoses
|
Tabel 3: As 2: Persoonlijkheidsstoornissen
As 3: Somatische aandoeningen
Registreer op As 3 alleen de somatische aandoening die een directe relatie heeft met de As 1- of As 2-stoornis (bijvoorbeeld: delirium door een somatische aandoening) en die van invloed is op de behandeling.
De registratie van somatische aandoeningen is in de dbc-systematiek beperkt tot drie niveaus:
- Geen of geen relevante diagnose op As 3
Als er geen somatische aandoening aanwezig is of als de somatische aandoening geen consequenties heeft voor de behandeling van de patiënt.
·
- Diagnose op As 3 enkelvoudig
Als er sprake is van een somatische aandoening die beperkte consequenties heeft. Doe dit dus alleen als deze naar verwachting zorgverzwarend is voor de behandeling van de primaire diagnose.
- Diagnose op As 3 complex
Als er sprake is van een somatische aandoening die veel consequenties heeft dan wel zorgverzwarend werkt voor de behandeling van de As 1- of As 2-stoornis. Van complex is bijvoorbeeld sprake wanneer:
- een medisch specialistische behandeling door een andere medisch specialist dan de psychiater noodzakelijk is;
- aanvullende zorg gericht op de somatische aandoening of als gevolg van de somatische aandoening noodzakelijk is. Bijvoorbeeld in geval van doofheid;
- er een specifieke behandelafdeling (paaz, puk, pmu/gazp/gaaz) nodig is om zorg te kunnen bieden;
- er sprake is van bepaalde specifieke ziektebeelden, zoals ziekte van Alzheimer of Hypothyreoïdie.
As 3 Somatische aandoeningen
|
Diagnosetabel
|
Bijzonderheden
|
Diagnose op As3, complex
|
Registreer alleen de somatische diagnoses die een directe relatie hebben met de As 1- of As 2-stoornis
|
Diagnose op As3 enkelvoudig
|
Geen of geen relevante diagnose op As3
|
Tabel 4: As 3: Somatische aandoeningen
As 4: Psychosociale factoren en omgevingsfactoren
Op As 4 worden de psychosociale factoren en omgevingsfactoren vastgelegd die een duidelijk zorgverzwarende factor vormen bij de behandeling van de primaire diagnose. Registreer ‘diagnose of aandoening niet aanwezig’ als er geen As 4-factor aanwezig is.
As 4 Pschosociale factoren en omgevingsfactoren
|
Factoren
|
Bijzonderheden
|
Problemen binnen de primaire steungroep
Problemen verbonden aan de sociale omgeving
Studie/scholingsproblemen
Werkproblemen
Woonproblemen
Financiële problemen
Problemen met de toegankelijkheid van gezondheidsdiensten
Problemen met justitie/ politie of met de misdaad
Andere psychosociale en omgevingsproblemen |
Deze psychosociale factoren en omgevingsfactoren mogen alleen vastgesteld worden als ze duidelijk zorgverzwarend werken.
|
Geen diagnose/ factor op As 4 aanwezig
|
Als er geen psychosociale factoren aanwezig zijn of wanneer deze geen consequenties hebben voor de behandeling van de primaire diagnose, moet deze code geregistreerd worden.
|
Tabel 5: As 4: Psychosociale factoren
As 5: GAF-score
Tenslotte registreert de regiebehandelaar op As 5 de Global Assessment of Functioning-score (GAF-score) driemaal:
- Bij openen (tweemaal):
- De hoogste GAF-score van de voorgaande 365 dagen. Is er geen eerdere GAF-score? Registreer dan de GAF-score bij het begin van de behandeling of maak een inschatting van de hoogste GAF-score van het afgelopen jaar.
- De GAF-score op het moment van openen van de dbc.
- Bij sluiten:
de GAF-score op de einddatum van de dbc.
De verdeling van de GAF-scores zoals deze wordt gebruikt in de dbc-systematiek is weergegeven in onderstaande tabel.
As 5 GAF score
|
GAF score 1- 10
|
GAF score 11- 20
|
GAF score 21- 30
|
GAF score 31- 40
|
GAF score 41- 50
|
GAF score 51- 60
|
GAF score 61- 70
|
GAF score 71- 80
|
GAF score 81- 90
|
GAF score 91-100
|
Tabel 6: As 5: GAF score
5.1.3.5 Registreren primaire diagnose
Nadat de diagnose op alle assen is geregistreerd, kan worden aangegeven wat de primaire diagnose van het zorgtraject is. De primaire diagnose is de belangrijkste reden voor de behandeling. Alleen een diagnose op As 1 of As 2 kan worden geselecteerd als primaire diagnose van het zorgtraject.
Let op
- De primaire diagnose kan niet een van de volgende codes zijn: ‘799.9 Diagnose/aandoening uitgesteld’ of ‘V71.09 Geen diagnose of aandoening op As 2 aanwezig’.
- Als er bij een diagnose op As 2 ‘Trekken van..’ wordt gescoord, kan deze wel dienen als primaire diagnose.
- De code op As 2 voor zwakzinnigheid of zwakbegaafdheid kan niet als primaire diagnose geregistreerd worden (hieronder vallen ook de codes voor stoornissen in de kindertijd op As 2).
Wijzigen diagnose bij lopende dbc
- Een vervolg-dbc heeft altijd precies dezelfde primaire diagnose als de voorgaande (initiële) dbc. Deze diagnose kan niet worden aangepast. Dit houdt ook in dat als de primaire diagnose in dezelfde hoofdgroep valt als bij de voorgaande dbc maar niet precies hetzelfde is, een initiële dbc geopend moet worden voor het behandelen van de nieuwe diagnose.
- Als de primaire diagnose van een openstaande initiële dbc wijzigt wordt de diagnose van die initiële dbc aangepast. Er wordt dus géén nieuwe initiële dbc (en geen nieuw zorgtraject) geopend. Dit geldt zowel bij wijzigen naar een diagnose binnen dezelfde hoofdgroep als naar een diagnose in een andere hoofdgroep. Een uitzondering geldt op dit punt bij stepped care. Als eerst één diagnose wordt behandeld en vervolgens de behandeling van een tweede diagnose wordt ingezet, mag voor de behandeling van de tweede diagnose een nieuwe initiële dbc worden geregistreerd.
5.1.3.6 Meerdere primaire diagnoses
Het is mogelijk dat bij een patiënt meerdere (primaire) diagnoses worden vastgesteld. Afhankelijk van hoe de diagnoses zich tot elkaar verhouden kan worden gekozen voor parallelle of seriële (opeenvolgende) zorgtrajecten.
Parallelle zorgtrajecten
Er is sprake van parallelle zorgtrajecten als de regiebehandelaar meerdere initiële dbc’s en bijbehorende zorgtrajecten opent. Parallelle trajecten kunnen worden geregistreerd als er sprake is van meerdere primaire diagnoses waarvoor gelijktijdig substantieel verschillende behandelingen moeten worden ingezet. De regiebehandelaar moet het openen van parallelle zorgtrajecten op dat punt ook kunnen verantwoorden.
Parallelle zorgtrajecten mogen niet in eenzelfde diagnosehoofdgroep vallen. Onder diagnosehoofdgroep verstaan we een combinatie tussen de hoofdgroepen zoals deze in de DSM-IV-TR worden aangeduid en de diagnosegroepen zoals opgenomen in de prestatiecode. In de onderstaande tabel wordt aangegeven welke hoofdgroepen ontstaan wanneer deze combinatie tussen DSM-IV-TR en de prestatiecode wordt gemaakt. In totaal zijn er voor de ggz 28 hoofdgroepen.
Parallelliteitscode ggz: hoofdgroepen
|
001
|
Overige stoornissen in de kindertijd
|
002
|
Pervasieve ontwikkelingsstoornissen
|
003
|
Aandachtstekortstoornissen en gedragsstoornissen
|
004
|
Psychische stoornissen door een somatische aandoening
|
005
|
Nagebootste stoornissen
|
006
|
Dissociatieve stoornissen
|
007
|
Seksuele stoornissen en genderidentiteitsstoornissen
|
008
|
Slaapstoornissen
|
009
|
Stoornissen in de impulsbeheersing
|
010
|
Bijkomende codes/ geen diagnose
|
012
|
Zwakzinnigheid (Stoornissen in de kindertijd)
|
013
|
Zwakbegaafdheid (Bijkomende problemen die een reden voor zorg kunnen zijn)
|
014
|
Bijkomende codes/ geen diagnose
|
016
|
Aanpassingsstoornissen
|
017
|
Andere aandoeningen en problemen die een reden voor zorg kunnen zijn
|
018
|
Delirium, dementie en amnestische en andere cognitieve stoornissen
|
019
|
Aan alcohol gebonden stoornis
|
020
|
Overige aan een middel gebonden stoornissen
|
021
|
Schizofrenie en andere psychotische stoornissen
|
022
|
Depressieve stoornissen
|
023
|
Bipolaire en overige stemmingsstoornissen
|
024
|
Angststoornissen
|
025
|
Persoonlijkheidsstoornissen
|
026
|
Somatoforme stoornissen
|
027
|
Eetstoornissen
|
Tabel 7: Mogelijke parallelle diagnosehoofdgroepen20
Toelichting van de uitzonderingen bij Parallelliteit
De hoofdregel is dat parallelle zorgtrajecten alleen kunnen worden geregistreerd als er sprake is van meerdere primaire diagnoses waarvoor gelijktijdig substantieel verschillende behandelingen moeten worden ingezet. Er gelden drie uitzonderingen op deze regel voorzover het parallelliteit tussen instellingen betreft. De uitzonderingen zijn gemaakt om praktische beperkingen in het declareren weg te nemen. Door deze uitzonderingen is het mogelijk dat twee aanbieders tegelijkertijd twee dbcs’s binnen twee zorgtrajecten met dezelfde primaire diagnose kunnen declareren. De dbc die in het parallelle zorgtraject wordt geopend moet als één van de zorgtypes ‘Uitzondering parallelliteit ECT’, ‘Uitzondering parallelliteit farmacotherapie’ of ‘Uitzondering parallelliteit tijdelijk verblijf’ worden geregistreerd. Op deze manier kunnen beiden aanbieders apart een dbc declareren. In plaats van parallelliteit kan ook gebruik gemaakt worden van onderlinge dienstverlening.
1. Behandeling bij ECT
Bij de behandeling van de patiënt is ECT nodig. De zorgaanbieder van het reguliere zorgtraject biedt geen ECT aan, daarom wordt deze behandeling uitgevoerd door een andere zorgaanbieder. In deze situatie kan de andere zorgaanbieder gelijktijdig een zorgtraject openen voor dezelfde primaire diagnose.
2. Behandeling bij Farmacotherapie
Bij de behandeling van een cliënt is farmacotherapie nodig. De behandeling van het reguliere zorgtraject wordt uitgevoerd door een beroep, anders dan een beroep dat bevoegd is medicatie voor te schrijven. In deze situatie kan de andere zorgaanbieder gelijktijdig een zorgtraject openen voor dezelfde primaire diagnose.
3. Behandeling bij Tijdelijk verblijf
Een cliënt moet in het kader van de behandeling óf door instabiliteit/ verergering van de problematiek tijdelijk verblijven binnen een (andere) instelling. De zorgaanbieder van het reguliere zorgtraject is niet in staat tijdelijk verblijf binnen de eigen instelling aan te bieden en moet hiervoor een andere aanbieder inschakelen. Het tijdelijk verblijf wordt dan door de aanbieder van het parallelle zorgtraject geleverd.
Om de tijdelijke aard van deze vorm van verblijf te borgen mag de andere aanbieder geen vervolg DBC openen. De parallel lopende initiele DBC zal dan na maximaal 365 dagen gesloten en gedeclareerd kunnen worden. Voor deze vorm kunnen dus nooit twee parallelle vervolg DBC’s zijn.
Parallelle zorgtrajecten in het geval van crisis
- Voor zorgaanbieders is het mogelijk om een vierde zorgtraject te openen, alleen wanneer dit acute psychiatrische hulpverlening betreft.
- Er kunnen geen twee crisis-dbc’s buiten budget parallel lopen.
Figuur 4: Parallelle zorgtrajecten
Opeenvolgende (seriële) zorgtrajecten
Er kan sprake zijn van verschillende diagnoses waarvan één diagnose het meest dringend is (comorbiditeit). Er is dan sprake van één primaire diagnose en meerdere nevendiagnoses. In een dergelijke situatie opent de regiebehandelaar eerst een initiële dbc en een zorgtraject voor de primaire diagnose. Als de patiënt voor de primaire diagnose is uitbehandeld, sluit de regiebehandelaar het zorgtraject en opent een nieuwe initiële dbc en een nieuw zorgtraject, waarbij de eerdere nevendiagnose de nieuwe primaire diagnose wordt. We spreken dan van ‘opeenvolgende zorgtrajecten’. Deze vorm van opeenvolgend behandelen heet ook wel de ‘stepped care-systematiek’.
Figuur 5: Opeenvolgende zorgtrajecten
Let op
De voorwaarde voor opeenvolgende dbc’s en bijbehorende zorgtrajecten is dat de primaire diagnoses van elkaar verschillen.
Voorbeeld:
Een patiënt heeft een alcoholverslaving en een depressie. Is de alcoholverslaving de aandoening die het meest dringend moet worden behandeld, dan opent de regiebehandelaar daarvoor een initiële dbc en vinkt de alcoholverslaving als primaire diagnose aan. Als de patiënt voor de alcoholverslaving is uitbehandeld, opent hij een nieuw zorgtraject met een nieuwe initiële dbc met depressie als primaire diagnose.
Onverzekerde diagnoses
Van een onverzekerde diagnose is sprake als het Zorginstituut Nederland heeft bepaald dat een diagnose niet onder de aanspraak van het basispakket van de Zvw valt.
Deze diagnoses kunnen wel als primaire diagnose worden geregistreerd. Als echter andere activiteiten zijn geregistreerd dan pre-intake, diagnostiek en algemeen indirecte tijd valt de dbc uit bij validatie. In de ozp lijst21 zijn twee prestaties opgenomen voor onverzekerde zorg. Ten aanzien van de vraag wat onverzekerde zorg is, zijn de uitspraken van Zorginstituut Nederland altijd leidend.
5.1.4 Registreren
5.1.4.1 Wie mogen registreren?
Alle behandelaren van wie het beroep op de openingsdatum van de dbc is opgenomen in de dbc-beroepentabel (Bijlage 3: Dbc-beroepentabel) mogen op de dbc diagnostiek en behandeling registreren zoals beschreven in de Activiteitenlijst (Bijlage 2: Activiteiten en verrichtingen en Bijlage 2A: Verkorte lijst Activiteiten en verrichtingen). Zie verder de toelichting vanaf 5.1.4.13.
5.1.4.2 – 5.1.4.11 Directe tijd, indirecte tijd en reistijd
De behandelaar moet bij het registreren van patiëntgebonden activiteiten aangeven of het om directe of indirecte (reis)tijd gaat. In de activiteiten- en verrichtingenlijst staat per activiteit aangegeven welke vormen van tijd geregistreerd mogen worden.
Let op
Niet-patiëntgebonden activiteiten kan de behandelaar niet op een dbc registreren. Dit zijn activiteiten zoals: scholing, algemene vergaderingen, intervisies over het functioneren van collega’s, productontwikkeling en het lezen van vakliteratuur.
Direct patiëntgebonden tijd
Dit is de tijd waarin een behandelaar, in het kader van de diagnostiek of behandeling22, contact heeft met de patiënt of met familieleden, gezinsleden, ouders, partner of andere naasten (het systeem) van de patiënt. Direct patiëntgebonden tijd kan bestaan uit:
- face-to-face contact
- telefonisch contact
- schriftelijk/e-mail contact
- chat, Skype etc.(direct contact via internet)
N.B. Een initiële dbc moet altijd direct patiëntgebonden tijd van een regiebehandelaar bevatten.
Indirect patiëntgebonden tijd
Dit is tijd die de behandelaar besteedt aan zaken rondom een contactmoment (de direct patiëntgebonden tijd), maar waarbij de patiënt (of het systeem van de patiënt) zelf niet aanwezig is. Voorbeelden van indirect patiëntgebonden tijd zijn:
- het voorbereiden van een activiteit (bijvoorbeeld van een sessie psychotherapie);
- verslaglegging in het kader van de activiteit (bijvoorbeeld psychiatrisch onderzoek);
- hersteltijd na een intensieve behandelsessie.
Indirect patiëntgebonden reistijd
Dit betreft tijd die de behandelaar besteedt aan het reizen van en naar de patiënt die buiten de instelling behandeling, begeleiding of verpleging ontvangt. De behandelaar mag alleen reistijd registreren als de reistijd in het teken staat van direct patiëntgebonden activiteiten. Verschijnt de patiënt niet (no show), dan mag de behandelaar de reistijd alsnog registreren.
· Let op
Tijd om binnen de eigen organisatie (AGB-code) de patiënt te bereiken mag niet geregistreerd worden als reistijd. Ook niet als de zorginstelling over meerdere locaties beschikt.
Algemeen indirecte tijd
Deze tijd is wel patiëntgebonden, maar heeft geen betrekking op de uitvoering van een directe behandelactiviteit. Algemeen indirecte tijd wordt bijvoorbeeld geregistreerd bij een multidisciplinair overleg of bij de eindverslaglegging van een behandeltraject. Het betreft de activiteiten met code 7.x. Zie figuur 6 ter illustratie.
Figuur 6: Opeenvolgende zorgtrajecten
Let op: dbc’s met alleen indirecte tijd
Het is niet mogelijk om dbc’s met alleen indirecte tijd te declareren. Dit betekent dat er altijd directe tijd geleverd moet worden in een dbc. Dit geldt voor zowel de initiële dbc’s als de vervolg-dbc’s.
Daarnaast geldt dat er in een initiële dbc altijd directe tijd door een regiebehandelaar moet zijn geregistreerd. Daarop zijn enkele uitzonderingen, zie artikel 5.3 Declaratiebepalingen dbc’s.
5.1.4.12 – 5.1.4.31 Registratie van activiteiten en verrichtingen op een dbc
Alle activiteiten die worden uitgevoerd in het kader van de zorg voor een patiënt moeten worden geregistreerd op een dbc. Er kan geregistreerd worden in de categorieën diagnostiek en behandeling, dagbesteding, verblijf, en verrichtingen. Per categorie wordt toegelicht wat kan worden geregistreerd, wie mag registreren en hoe dat moet gebeuren.
Tip: Het beste is om zo snel mogelijk na afloop van een activiteit of verrichting te registreren. Dit bevordert de betrouwbaarheid en juistheid van de geregistreerde dagbesteding.
Figuur 7: Zorgcategorieën
5.1.4.4 Diagnostiek en behandeling registreren
Diagnostische activiteiten en behandelactiviteiten in het kader van het behandelplan worden geregistreerd op basis van tijdschrijven. Een behandelaar mag alleen de patiëntgebonden tijd registreren die hij daadwerkelijk heeft besteed aan die activiteit.
Binnen de categorie diagnostiek en behandeling registreert de behandelaar verschillende soorten activiteiten. Het gaat dan om activiteiten in het kader van pre-intake, diagnostiek, behandeling, begeleiding, verpleging en algemeen indirecte tijd. Hierop kunnen verschillende vormen van tijd worden geregistreerd: direct patiëntgebonden tijd, indirect patiëntgebonden tijd en indirect patiëntgebonden reistijd.
5.1.4.7 – 5.1.4.12 Bijzonderheden bij het registreren van diagnostiek en behandeling
Aan het registreren van diagnostiek en behandeling is een aantal bijzonderheden verbonden:
5.1.4.7 Behandeltijd aan het systeem van de patiënt
Tijdens een behandeling kan ook behandeltijd besteed worden aan het ‘systeem’ van de patiënt. Met het systeem worden de familieleden, gezinsleden, ouders, partner of andere naasten van de patiënt bedoeld. Registreer deze bestede (in)directe tijd, in het kader van de behandeling van de diagnose/aandoening van de patiënt, op de dbc van de betreffende patiënt. Tijdsbesteding aan het systeem kan zowel met als zonder aanwezigheid van de patiënt plaatsvinden. Ook kan het zowel individueel als in een groep plaatsvinden. Er zijn zes varianten mogelijk, in Tabel 8 zijn de verschillende varianten toegelicht.
Varianten in behandelactiviteiten
|
Variant
|
Omschrijving
|
Patiënt individueel
|
Alleen de patiënt wordt behandeld
|
Patiënt in groep
|
De patiënt wordt behandeld in een groep
|
Systeem (gezin/paar/ouders) met patiënt individueel
|
De patiënt wordt behandeld in bijzijn van het systeem
|
Systeem (gezin/paar/ouders) met patiënt in groep
|
De patiënt wordt behandeld in een groep in bijzijn van het systeem
|
Systeem (gezin/paar/ouders) zonder patiënt individueel
|
Er wordt tijd besteed aan het systeem zonder dat de patiënt aanwezig is
|
Systeem (gezin/paar/ouders) zonder patiënt in groep23
|
Er wordt tijd besteed aan een groep van meerdere systemen van meerdere patiënten zonder dat de patiënten aanwezig zijn
|
Tabel 8: Varianten in behandelactiviteiten
5.1.4.8 Meerdere behandelvormen tegelijkertijd
Het kan voorkomen dat de behandelaar tijdens één sessie met een patiënt meerdere behandelvormen toepast, bijvoorbeeld het toepassen van farmacotherapie en psychotherapie. De behandelaar verdeelt dan de bestede tijd naar verhouding over deze behandelvormen.
5.1.4.9 Groepstherapie
Wanneer een patiënt groepstherapie krijgt waarbij twee of meer mensen tegelijkertijd behandeld worden, deelt de behandelaar zijn bestede tijd door het aantal deelnemers in de groepstherapie. Het maakt daarbij niet uit volgens welke wet (bijvoorbeeld Zvw, AWBZ of WMO) de behandeling van die patiënten in de groepstherapie gefinancierd wordt. Dus bij een behandeling van 160 minuten waaraan acht patiënten deelnemen, registreert de behandelaar 20 minuten op de dbc van een patiënt die, volgens de Zvw, zorg ontvangt.
5.1.4.10 Open inloopspreekuren
De behandelaar houdt een inloopspreekuur waarbij patiënten kunnen binnenlopen wanneer ze dat willen. In dat geval verdeelt de behandelaar de tijd die hij in totaal heeft besteed aan de patiënten evenredig over het aantal patiënten, dat hij tijdens het spreekuur heeft gezien. Dit betekent dat de tijd die de behandelaar niet aan de patiënten van het inloopspreekuur besteedt, ook niet op hun dbc mag registreren.
5.1.4.12 Onderlinge dienstverlening
De regiebehandelaar (opdrachtgever) kan een behandelaar uit een andere zorginstelling of (zelfstandig gevestigde) praktijk inschakelen (opdrachtnemer) om (een deel) van de prestatie uit te voeren, bijvoorbeeld voor het uitvoeren van een psychodiagnostisch onderzoek. In dat geval opent de opdrachtnemer geen eigen dbc voor de patiënt, maar de opdrachtgever (regiebehandelaar) registreert de activiteiten die de opdrachtnemer heeft uitgevoerd op de openstaande dbc van de patiënt. De bestede tijd moet wel op naam van de opdrachtnemer op de dbc geregistreerd worden. De opdrachtgever betaalt vervolgens de opdrachtnemer buiten de dbc-systematiek om. De dbc wordt na sluiting gedeclareerd. De reden voor deze werkwijze is dat zo alle bestede Zvw-zorg voor de behandeling van een diagnose binnen één dbc geregistreerd wordt.
Let op
Onderlinge dienstverlening is anders dan een second opinion.
Het tarief voor prestaties in het kader van onderlinge dienstverlening is vrij en moet overeengekomen worden door de opdrachtnemende en opdrachtgevende zorgaanbieder.
5.1.4.14 Somatische beroepen
In het kader van een behandeling moeten beroepen die onder het beroepencluster ‘somatische beroepen’ vallen, hun tijd ook verantwoorden via activiteiten die opgenomen zijn in de activiteiten- en verrichtingenlijst. Er zijn namelijk geen aparte somatische activiteiten opgenomen. Registreer dus de activiteit die het beste past bij de behandeling. Een voorbeeld hiervan is een arts die bij een patiënt lichamelijk en screenend (laboratorium)onderzoek doet. Deze tijd kan geschreven worden in het kader van diagnostiek, onder de activiteiten ‘lichamelijk onderzoek’ en ‘aanvullend onderzoek’.
5.1.4.15 Behandelaren die nog in een (vervolg)opleiding zijn
Deze groep registreert onder het beroep van de opleiding die ze op het moment van behandelen hebben afgerond.
Let op
Stagiairs en behandelaren die nog geen opleiding hebben afgerond die op de dbc-beroepentabel staat mogen niet registreren op het beroep waarvoor ze in opleiding zijn.
5.1.4.16 Beroepen die 24-uurscontinuïteitszorg leveren
Het hangt van de situatie af of activiteiten in een klinische setting geregistreerd mogen worden. De kosten van de zorg van sommige beroepen zitten namelijk al in het tarief van verblijf versleuteld.
24-uurs continuïteitszorg is de basiszorg die op klinische afdelingen van een instelling 24 uur per dag voor de patiënt beschikbaar is. Beroepen die 24-uurscontinuïteitszorg leveren, registreren hun bestede tijd (in het kader van behandeling) tijdens het verblijf van een patiënt niet volgens de activiteiten- en verrichtingenlijst. De inzet van deze beroepen is voor 100% verwerkt in het tarief van verblijf. Een instelling bepaalt zelf welke behandelaren deze zorg leveren en dus hun tijdsbesteding niet hoeven te registreren volgens de registratielijst.
Let op
- Wanneer medische, psychotherapeutische, agogische, psychologische, vaktherapeutische en somatische beroepen worden ingezet als (mede)behandelaar, is deze inzet niet versleuteld in het tarief van een verblijfsdag. Deze beroepen moeten wel hun bestede tijd registreren aan de hand van de activiteiten- en verrichtingenlijst.
- De kosten van aanwezigheid- en beschikbaarheidsdiensten van medische of andere beroepen zijn niet meegenomen in het tarief van verblijf. Zij moeten tijdens de diensten uitgevoerde activiteiten en verrichtingen ook met behulp van de activiteiten- en verrichtingenlijst registreren (bijvoorbeeld uitgevoerde activiteiten tijdens een inloopspreekuur).
5.1.4.17 – 5.1.4.21 Dagbesteding registreren
Het doel van dagbesteding is: ‘het bevorderen, behouden of compenseren van de zelfredzaamheid van de patiënt’. Binnen de (Zvw-gefinancierde) geneeskundige ggz is het van belang dat de dagbesteding:
- altijd in het kader is van de (psychiatrische) behandeling;
- terug te vinden is in het behandelplan van de patiënt, dat is opgesteld door de behandelaar.
Als dagbesteding kan dus binnen een dbc niet geregistreerd worden:
- een reguliere dagstructurering die in een 24-uurs verblijfssituatie wordt geboden;
- een welzijnsactiviteit zoals zang, bingo, uitstapjes en dergelijke.
5.1.4.17 Wie registreert
Iedereen onder verantwoordelijkheid van de regiebehandelaar kan binnen de dbc dagbesteding registreren. Voorwaarden om dagbesteding te registreren:
- Dagbesteding is in het kader van de (psychiatrische) behandeling.
- Dagbesteding is terug te vinden in het behandelplan opgesteld door de behandelaar.
- De patiënt is daadwerkelijk aanwezig.
5.1.4.18 Vormen van dagbesteding
Dagbesteding sociaal (ontmoeting)
De meest basale functie van een dagactiviteitencentrum is de ontmoetingsfunctie. De inloopfunctie is de meest ‘laagdrempelige’ functie in het kader van dag- en arbeidsmatige activiteiten. Aan de deelnemers worden over het algemeen geen strenge eisen gesteld voor wat betreft de deelname aan de inloop.
Dagbesteding activering
Deze vorm gaat verder dan het ontmoeten van anderen en omvat ook recreatieve, creatieve of sportieve activiteiten. Deze activiteiten worden over het algemeen groepsgewijs aangeboden. De deelname is niet verplicht, maar over het algemeen wel minder vrijblijvend. Voorbeelden van dagbesteding in het kader van activering zijn: tekenen, voetballen en tuinieren.
Dagbesteding educatie
Educatieve dagbesteding heeft als doel om de patiënt iets te leren. Bij de educatieve activiteiten is er over het algemeen sprake van een vast weekprogramma en een groepsgewijs aanbod. Denk bijvoorbeeld aan een computercursus, cursus boekbinden en gitaarles.
Dagbesteding arbeidsmatig
Bij arbeidsmatige dagbesteding zijn activiteiten gericht op het begeleiden van patiënten die aan het werk willen in het reguliere arbeidsproces, zoals het opdoen van arbeidsvaardigheden en -ervaring. Het gaat hierbij om onbetaalde werkzaamheden, soms wordt een beperkte onkostenvergoeding verstrekt.
Dagbesteding overig
- Alle dagbesteding die niet onder sociale, activerende, educatieve of arbeidsmatige dagbesteding valt maar wel wordt ingezet in het kader van de behandeling van een patiënt met een bepaalde primaire diagnose, kan onder overige dagbesteding worden geregistreerd.
5.1.4.19 – 5.1.4.21 Wat te registreren bij dagbesteding
Er moet bij het registreren van dagbesteding gebruik worden gemaakt van de codes die op de registratiedatum in de activiteiten- en verrichtingenlijst staan.
Let op
Dagbesteding wordt geregistreerd in uren en dus niet zoals bij diagnostiek- en behandelactiviteiten in minuten. Per uur dagbesteding worden 10 minuten opgeteld bij de bestede tijd in de dbc.
Let op
- Tijdens dagbesteding kan de behandelaar géén directe patiëntgebonden behandelactiviteiten registreren. Tijdens de uren dagbesteding worden patiënten namelijk niet behandeld of verpleegd.
- Dagbesteding mag tegelijkertijd geregistreerd worden met verblijfsdagen met overnachting.
- Dagbesteding mag niet geregistreerd worden met verblijf zónder overnachting.
5.1.4.22 – 5.1.4.28 Verblijf registreren
Wat valt er onder een verblijfsdag
Bij de registratie van een verblijfsprestatie gaat het om een ‘kale verblijfsdag’. In het tarief van een verblijfsprestatie zijn eten en drinken, verpleging en verzorging inbegrepen, maar de behandeling van een patiënt niet. De behandelactiviteiten tijdens een verblijfsdag moeten dus apart geregistreerd worden.
Wanneer verblijf registreren
Behandelaren moeten bij het registreren gebruik maken van de activiteitencodes die op de openingsdatum van de dbc in de activiteiten -en verrichtingenlijst staan. Verblijfsdagen (met of zonder overnachting) kunnen direct na de opnameperiode van de patiënt of op een later moment geregistreerd worden. Elke verblijfsdag moet een unieke registratiedatum hebben. Het is dus niet toegestaan om aan het einde van de looptijd van de dbc het totale aantal verblijfsdagen van meerdere opnameperiodes onder één code te registreren.
5.1.4.22 Wie registreert?
Alle behandelaren van wie het beroep op de openingsdatum van de dbc is opgenomen in de dbc-beroepentabel, mogen binnen de dbc verblijfsdagen registreren.
Wie registreert de deelprestatie verblijf met beveiligingsniveau 2 of 3
De beveiligde zorg wordt geleverd door een zorgaanbieder die een gesloten gespecialiseerde voorziening voor geestelijke gezondheidszorg exploiteert en beveiligde verblijfszorg levert aan het ministerie van Justitie en Veiligheid.
Als een zorgaanbieder niet over de benodigde voorziening beschikt, is het mogelijk om deze zorg via onderlinge dienstverlening te laten uitvoeren door een zorgaanbieder die wel een gesloten gespecialiseerde voorziening heeft. De opdrachtgevende zorgaanbieder declareert vervolgens de deelprestatie verblijf in beveiligde setting met beveiligingsniveau 2 of 3 op basis van onderlinge dienstverlening.
5.1.4.23 – 5.1.4.28 Onderscheid verblijf met/zonder overnachting
Bij de registratie van verblijf wordt verder onderscheid gemaakt tussen verblijf met een overnachting en verblijf zonder een overnachting. Verblijf wordt altijd geregistreerd op basis van dagen aanwezigheid24. Dagen dat de patiënt afwezig is mogen niet worden geregistreerd als verblijfsprestatie.
5.1.4.23 – 5.1.4.27 Verblijf met overnachting (vmo)
Een verblijfsdag met overnachting kan alleen geregistreerd worden als de patiënt op zijn laatst om 20:00 uur is opgenomen (zowel bij eerste opname als heropname) en ’s nachts in de instelling verblijft. De dag van opname en de daarop volgende nacht gelden als één verblijfsdag. De dag waarop de patiënt ontslagen wordt geldt niet als verblijfsdag. De grens van 20:00 uur geldt dus voor de eerste dag van de periode van opname. Voor de overige dagen geldt deze grens niet, maar moet de cliënt wel ’s nachts in de instelling verblijven.
Negen verschillende deelprestaties verblijf
Een verblijfsdag met overnachting wordt geregistreerd als deelprestatie. Naast de inzet van verzorgend opvoedkundig en verplegend (VOV-personeel) voorziet de productstructuur voor verblijf in beschrijving van de verblijfszorg. Voor de keuze van de deelprestatie van verblijf is de initiële zorgvraag van de patiënt leidend. Op basis van de zorgvraag van de patiënt wordt dié prestatie gekozen die het meest overeenkomt met de zorg die de patiënt nodig heeft.
Zie voor een uitgebreide beschrijving van de deelprestaties verblijf Bijlage 4: Deelprestaties verblijf.
Deelprestatie H (hic)
De hic is een acute opnameafdeling voor patiënten die een ernstige psychiatrische crisis doormaken en voor wie een gesloten opnamesetting nodig is. In een hic is de highcarefunctie (hc) en de intensivecarefunctie (ic) gecombineerd. Behandeling op een hic zal in veel gevallen een intermezzo zijn binnen een ambulant zorgtraject. Doel is het hervinden van stabiliteit en de eigen regie in een klimaat waarbij de mogelijke schadelijke invloeden van een opname tot het minimum worden beperkt en er weer stappen worden gezet naar herstel.
De patiënt verblijft in principe op een highcareafdeling. Wanneer de situatie daar om vraagt, kan er opgeschaald worden naar één-op-één begeleiding. Dit gebeurt in de ic-afdeling. Een-op-een begeleiding wordt ingezet met als doel (verergering van) crisissituaties, agressie en dwang en drang te voorkomen. Bij verdere escalatie kan nog worden opgeschaald naar een prikkelarme intensieve begeleidingsruimte. Dit kan bijvoorbeeld een extra beveiligde ruimte (ebr) of een extra beveiligde kamer (ebk) zijn. Kenmerkend voor de ic en de prikkelarme intensieve begeleidingsafdeling is dat zij in beginsel niet bezet zijn, maar beschikbaar zijn voor het geval dat opschaling noodzakelijk is.
Zie figuur hieronder voor toelichting op de gebruikte terminologie.
Figuur 8: Hic
Deelprestatie VMR (verblijf met rechtvaardigingsgrond)
De deelprestatie VMR staat voor verblijf met rechtvaardigingsgrond. Het Zorginsituut heeft geduid25 dat “er situaties denkbaar zijn waarin het medisch niet verantwoord is om een cliënt uit de instelling te ontslaan als de voor die cliënt noodzakelijke ambulante vervolgzorg, huisvesting of voorzieningen in het sociale domein niet beschikbaar zijn”. Dit zijn uitzonderlijke situaties waarbij het gerechtvaardigd is dat het verblijf voor een redelijke termijn wordt voortgezet ondanks dat dit verblijf niet meer “medisch noodzakelijk” is in verband met geneeskundige ggz. Het moet hier gaan om situaties waarbij ontslag uit de instelling medisch niet verantwoord is vanwege het ontbreken van de noodzakelijke ambulante zorg of vervolgvoorzieningen. Zorgaanbieder en zorgverzekeraar hebben wel geprobeerd de patiënt elders onder te brengen, maar zonder dat dit direct tot resultaat heeft geleid. De prestatie VMR moet voor deze patiënten een uitkomst bieden.
5.1.4.28 Verblijf zonder overnachting (vzo)
Een vzo-deelprestatie is bedoeld om zorg te registreren voor patiënten bij wie ondersteuning van vov-personeel nodig is voor een goed verloop van de diverse behandel- en/of diagnostiekactiviteiten. De vzo- deelprestatie is gebaseerd op een dagtarief, dat is bepaald op basis van de inzet van vov- personeel. De patiënt verblijft ’s nachts niet in de instelling.
De op de dag uitgevoerde behandel- en/of diagnostiekactiviteiten maken geen onderdeel uit van vzo en moeten dus apart geregistreerd worden op de dbc.
Zie Bijlage 4: Deelprestaties verblijf voor een specifieke beschrijving van de deelprestatie vzo.
5.1.4.29 – 5.1.4.33 Verrichtingen
Binnen de zorgcategorie verrichtingen wordt een onderscheid gemaakt tussen electroconvulsietherapie (ect) en ambulante methadon verstrekking (amv).
5.1.4.29 Wie registreert verrichtingen
Alle behandelaren van wie het beroep op de openingsdatum van de dbc is opgenomen in de dbc-beroepentabel, mogen binnen de dbc verrichtingen registreren.
5.1.4.30 Electroconvulsietherapie
Bij electroconvulsietherapie (ect) moet de behandelaar niet alleen de tijd registreren die hij hieraan besteedt, maar ook het aantal behandelingen ect. De behandeling kan namelijk niet helemaal bekostigd worden met de vergoeding voor de geschreven behandeltijd. Aan de verrichting ect zijn de volgende kosten toegerekend: materiële kosten (zoals afschrijving, onderhoud van ect-apparatuur en overige materialen), loonkosten van betrokken behandelaren die niet op de dbc-beroepentabel staan (zoals de anesthesist, anesthesieverpleegkundige en verkoeververpleegkundige) en de tijd die een patiënt na de behandeling door brengt op de verkoeverkamer.
Registratie ect
Als er sprake is van ect, dan bevat de dbc altijd twee zaken:
- Verrichting ect: het aantal behandelingen ect wordt geregistreerd volgens de activiteiten- en verrichtingenlijst.
- De activiteit electroconvulsietherapie: beroepen die voorkomen op de dbc-beroepentabel registreren de bestede tijd met behulp van de activiteitcode voor ect (Behandeling à Fysische therapie à electroconvulsietherapie).
Zijn niet beide zaken geregistreerd, dan valt de dbc uit in de validatie.
5.1.4.31 Ambulante verstrekking van methadon
Bij de verstrekking van methadon aan ambulante patiënten, moet de behandelaar niet alleen de tijd registreren die hij hieraan besteedt, maar ook het aantal verstrekkingen van methadon per kalendermaand. De behandeling kan namelijk niet geheel bekostigd worden met de vergoeding voor de geschreven behandeltijd. Het tarief van de verrichting ‘ambulante methadon’ is vastgesteld op basis van de gemiddelde inkoopprijs voor het medicijngebruik en is een vergoeding voor de medicijnkosten van de stof methadon per maand.
Registratie bij de verstrekking van methadon
De dbc moet twee zaken bevatten:
- Verrichting ambulante methadon: de behandelaar moet het aantal verstrekkingen ambulante methadon registreren. Dit is één verrichting per maand ongeacht de hoeveelheid methadon en frequentie van de verstrekkingen.
- De activiteit Farmacotherapie: bij de ambulante verstrekking van methadon moet de behandelaar de bestede tijd registreren op de activiteit ‘farmacotherapie’.
Zijn niet beide zaken geregistreerd, dan valt de dbc uit in de validatie.
Let op
Klinische verstrekking van methadon kan niet worden gedeclareerd. De kosten van klinisch verstrekte methadon zijn versleuteld in het tarief van verblijfsdagen.
5.1.5 Sluiten
Iedereen onder verantwoordelijkheid van de regiebehandelaar mag een dbc sluiten.
5.1.5.1 Taken regiebehandelaar bij sluiten dbc
Let op
Als de dbc wordt gesloten met sluitreden 5, kan de dbc zonder weergave van een diagnoseclassificatie afgesloten worden.
5.1.5.3 Afsluitredenen voor een dbc
Wanneer moet een dbc afgesloten worden, en met welke sluitreden
-Sluitreden 1:
als de patiënt:
- is overleden. In dit geval moet de dbc gesloten worden op de dag van overlijden. Het is niet toegestaan om nog patiëntgebonden activiteiten te registreren na de overlijdensdatum;
- is verhuisd en niet meer bereid is om te reizen voor de behandeling;
- langdurig niet meer op is komen dagen;
- 365 dagen geen zorg heeft ontvangen.
- Sluitreden 2:
als de patiënt voor de behandeling van de primaire diagnose wordt terug- of doorverwezen naar een andere instelling/praktijk.
- Sluitreden 3:
als de behandelaar en patiënt in overleg besluiten dat het behandeltraject voor de desbetreffende primaire diagnose is beëindigd.
- Sluitreden 5:
als de patiënt na de pré-intake, intake of diagnostiek niet in zorg terug komt of als de patiënt in crisis raakt en daarna in reguliere behandeling of uit zorg gaat.
- Sluitreden 9:
als de maximale looptijd van 365 dagen is bereikt (ongeacht of de patiënt gedurende die looptijd wel of niet zorg heeft ontvangen). Er moet een vervolg-dbc worden geopend met één van de volgende zorgtypen:
- (langdurige periodieke) Controle (201)
- voortgezette behandeling (202)
- uitloop (203)
Let op
Een uitzondering geldt voor het initiële zorgtype ‘second opinion’ (106). Deze dbc hoeft namelijk niet 365 dagen open te hebben gestaan wanneer een behandeling wordt overgenomen door een behandelaar na het uitvoeren van een second opinion. De initiële dbc met zorgtype ‘second opinion’(106) wordt afgesloten, om te vervolgen met een dbc met één van bovenstaande zorgtypen.
- Sluitreden 10:
als de zorg voor een patiënt over gaat naar een andere vorm van bekostiging. Deze sluitreden wordt gebruikt wanneer de behandeling in de gespecialiseerde ggz stopt vanwege de overgang naar een andere bekostigingsgrondslag (bijvoorbeeld Wlz).
Daarbij is een aanvullende voorwaarde dat er wordt verwacht dat de behandeling niet (op een later tijdstip) wordt voortgezet in de gespecialiseerde ggz. Wordt voortzetting van de behandeling (op een later tijdstip) wel verwacht, dan blijft de dbc openstaan.
Voorbeeld: wanneer de patiënt overgaat vanuit de gespecialiseerde ggz naar een behandeling binnen de forensische zorg en er wordt verwacht dat de patiënt niet meer terugkomt bij de gespecialiseerde ggz-zorgaanbieder voor een behandeling, wordt de dbc met deze sluitreden gesloten.
Wanneer de patiënt overgaat vanuit de gespecialiseerde ggz naar een behandeling binnen de forensische zorg, maar het is duidelijk dat de patiënt na het aflopen van de strafrechtelijke titel weer terugkomt in de gespecialiseerde ggz-behandeling bij dezelfde zorgaanbieder, dan mag de dbc niet gesloten worden.
- Sluitreden 19:
Een dbc afsluiten vanwege overgang naar de zzp-systematiek (binnen de Zvw).
Dit is het geval na 365 dagen aaneengesloten verblijf. Wanneer de patiënt langer dan 365 dagen aaneengesloten verblijft, moet de dbc gesloten worden en gaat de zorg voor de patiënt over op bekostiging door middel van zzp’s.
Een zorgtraject sluiten
Het zorgtraject moet gesloten worden wanneer een patiënt 365 dagen niet in zorg is geweest. Het zorgtraject moet dus 365 dagen na sluitingsdatum van de laatste dbc gesloten worden
5.1.6 Crisis-dbc buiten budget
Door de invoering van de budgetsystematiek voor de acute psychiatrische hulpverlening conform de generieke module, is er een ‘crisis-dbc binnen budget’ en ‘crisis-dbc buiten budget’ ingevoerd. De crisis-dbc binnen budget kan enkel worden gedeclareerd door of namens de budgethouder op grond van een individuele tariefbeschikking. Voor de ‘crisis-dbc’s binnen budget’ is er één zorgtype, 303: Acute psychiatrische hulpverlening binnen budget. Zie voor meer informatie over de budgetsystematiek de beleidsregel Budgetbekostiging acute psychiatrische hulpverlening en de nadere regel Informatieverstrekking vaststelling budget en bepalingen acute psychiatrische hulpverlening.
Bij een crisis-dbc buiten budget moet 1 van de volgende 3 zorgtypes worden geregistreerd:
304: Acute psychiatrische hulpverlening buiten budget – vervolg binnen budget
Dit zorgtype wordt geregistreerd als sprake is van acute psychiatrische hulpverlening, geleverd volgens de generieke module Acute psychiatrie.
Dit zorgtype geldt wanneer in een regio een regioplan is vastgesteld en er afspraken over de levering van acute psychiatrische hulpverlening zijn gemaakt en vastgelegd in een ingediende budgetaanvraag.
Dit zorgtype wordt gebruikt als de crisis-dbc’s binnen budget moet worden gesloten maar er nog sprake is van een crisissituatie. De crisis-dbc’s buiten budget met zorgtype 304 mogen alleen gedeclareerd worden door aanbieders die ook door of namens de gebudgetteerde zorgaanbieder de crisis-dbc’s binnen budget mogen declareren of door aanbieders die onderdeel zijn van het regioplan en via onderlinge dienstverlening voor de gebudgetteerde zorgaanbieder acute psychiatrische hulpverlening binnen budget leveren.
305: Acute psychiatrische hulpverlening buiten budget – zorgaanbieder geen onderdeel regioplan
Dit zorgtype wordt geregistreerd als sprake is van acute psychiatrische hulpverlening, geleverd volgens de generieke module Acute psychiatrie.
Dit zorgtype geldt wanneer in een regio een regioplan is vastgesteld en er afspraken over de levering van acute psychiatrische hulpverlening zijn gemaakt en vastgelegd in een ingediende budgetaanvraag, maar de zorgaanbieder die acute psychiatrische hulpverlening levert is geen onderdeel van het regioplan.
In principe dient alle acute psychiatrische hulpverlening te verlopen via de aanbieders die onderdeel zijn van het regioplan. Deze prestatie met zorgtype geeft zorgaanbieders die geen onderdeel zijn van het regioplan de mogelijkheid acute psychiatrische hulpverlening te leveren als dat noodzakelijk is. Dit betreft een uitzonderlijke situatie.
Dat de crisis-dbc buiten budget met zorgtype 305 maximaal 1 kalenderdag mag openstaan, geeft de aanbieder de tijd de patient acute psychiatrische hulpverlening te bieden en te zorgen voor overdracht aan een zorgaanbieder die onderdeel is van het regioplan.
Een vervolg crisis-dbc buiten budget met dit zorgtype is dan ook niet mogelijk.
306: Acute psychiatrische hulpverlening buiten budget – geen regioplan
Dit zorgtype wordt geregistreerd als sprake is van acute psychiatrische hulpverlening.
Dit zorgtype geldt wanneer in een regio geen regioplan is vastgesteld en er geen afspraken over de levering van acute psychiatrische hulpverlening zijn gemaakt en vastgelegd in een ingediende budgetaanvraag.
Zorgvraagzwaarte
5.4.12 Zorgvraagzwaarte-indicator
De wijze van aanlevering bestaat uit een wijze waarbij de zorgaanbieder aan de zorgverzekeraar declareert door tussenkomst van VECOZO B.V., verder aangeduid als ‘digitale declaratie’, en een wijze van aanleveren die niet geschiedt door tussenkomst van VECOZO, verder aangeduid als ‘papieren declaratie’.
Door de digitale wijze van aanlevering via VECOZO – en de daarbij behorende maskering van de zvzi – beschikt de zorgverzekeraar niet over de tot de verzekerde patiënt herleidbare zvzi als de kosten van gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg bij de zorgverzekeraar in rekening worden gebracht. Ten behoeve van de materiële controle krijgt de verzekeraar van Vektis C.V, verder te noemen Vektis, wel de beschikking over analyses op geaggregeerd niveau waarin de zorgvraagzwaarte indicatoren zijn verwerkt. VECOZO en Vektis treden bij de verwerkingen van de zorgvraagzwaarte indicatoren op als Trusted Third Party (TTP).
Deze wijze van aanlevering is voor advies voorgelegd aan het CBP. Het CBP heeft over de vormgeving van de aanlevering op 15 september 2015 positief geadviseerd.
De mogelijkheid voor de patiënt en de zorgaanbieder om een privacy verklaring als bedoeld in artikel 5.5.1 te ondertekenen blijft bij de component ‘zorgvraagzwaarte’ onverkort mogelijk. De zorgvraagzwaarte moet worden aangeduid met ‘999’.
Ook bij persoonlijkheidsstoornissen moet de zvzi worden aangeleverd. Dit aangezien er in het tweede rapport over zorgvraagzwaarte geen uitzondering meer wordt gemaakt voor de aanlevering van de zvzi bij persoonlijkheidsstoornissen.
Privacy
5.5. Uitzondering in geval van privacybezwaren
Naar aanleiding van een uitspraak28 van het College van Beroep voor het
bedrijfsleven d.d. 8 maart 2012 is besloten een ontheffingsmogelijkheid te creëren van de algemeen geldende verplichting om diagnose-informatie, dan wel tot de diagnose te herleiden informatie, op de dbc-factuur te vermelden. Hieraan is uitvoering gegeven middels een afzonderlijke uitzonderingsbepaling (artikel 5.5 van de nadere regel).
De ontheffingsmogelijkheid is vormgegeven door middel van een verklaring die door zowel zorgaanbieder als patiënt dient te worden ondertekend. De zorgaanbieder dient deze aan de zorgverzekeraar te sturen en een kopie van de verklaring in zijn administratie te bewaren. Het is overigens ook mogelijk dat de zorgaanbieder de verklaring in het bezit stelt van zijn patiënt en de patiënt vervolgens zelf, uiterlijk op het moment van indiening van de betreffende nota, de verklaring bij zijn zorgverzekeraar indient.
De noodzaak tot ondertekening van de verklaring door de patiënt vloeit voort uit de kenbaarheid (o.a. voor de zorgverzekeraar) van zijn wens om geen diagnose-informatie, of tot de diagnose herleidbare informatie, op de factuur te willen hebben staan. Hij geeft op deze manier aan gebruik te willen maken van de uitzonderingsbepaling van deze regeling.
De reden dat ook de zorgaanbieder de verklaring moet ondertekenen, is gelegen in het feit dat verplichting tot vermelding van de prestatiecode (diagnose-informatie) op de factuur, alsmede alle overige verplichtingen die uit de deze regeling voortvloeien, gericht zijn aan de zorgaanbieder en niet aan de zorgvrager (patiënt). De reikwijdte (zie ook artikel 1.1) van de nadere regel, inclusief de uitzonderingsbepaling, beperkt zich kortom tot zorgaanbieders. Door het ondertekenen van de verklaring geeft de zorgaanbieder te kennen dat hij van de uitzonderingsbepaling van de nadere regel gebruik wenst te maken.
Met artikel 3.5.4 faciliteert de NZa dat de zorgaanbieder een (van het maximumtarief) afwijkend tarief in rekening kan brengen, zodanig dat dit niet herleidbaar is naar de diagnose. Zorgaanbieder en zorgverzekeraar kunnen in onderling overleg afspreken op welke wijze dit wordt vormgegeven. De NZa schrijft niet voor hoe zo’n alternatieve betalingsprocedure er precies uit moet zien, aangezien er diverse varianten en subvarianten denkbaar zijn, die in de praktijk voor de ene zorgverzekeraar en/of zorgaanbieder wel en voor de andere zorgverzekeraar en/of zorgaanbieder juist weer niet voldoet. Wel schrijft de NZa voor dat de zorgverzekeraar binnen redelijke grenzen is gehouden om medewerking te verlenen aan de wens van een zorgaanbieder om tot een alternatieve betalingsprocedure te komen. Ook de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven geeft een aantal niet volledig uitgewerkte oplossingsrichtingen weer, die aanknopingspunten kunnen bieden om tot een dergelijke declaratie- en betalingsprocedure te komen.