Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-19/2245/SGA, 13 september 2019, schorsing
Uitspraakdatum:13-09-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          : S-19/2245/SGA

Betreft : [verzoeker]    datum: 13 september 2019

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van  […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting Leeuwarden. Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 9 september 2019, inhoudende de oplegging van een ordemaatregel van uitsluiting van deelname aan arbeid voor de duur van veertien dagen, ingegaan op 9 september 2019 om 11:45 uur en eindigend op 23 september 2019 om 11:45 uur, wegens het verstoren van de orde, rust en veiligheid op de werkzaal door middel van het uitlokken van een medegedetineerde. De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 9 september 2019 (LW 2019-431) alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 12 september 2019.

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval. Verzoeker geeft aan dat hij niet heeft gescholden of gedreigd, maar dat hij alleen meermaals aan de werkmeester heeft gevraagd waarom hij een rapport heeft gekregen. Uit de inlichtingen van de directeur, waaronder het schriftelijk verslag van 6 september 2019, volgt dat aan verzoeker een ordemaatregel is opgelegd, omdat verzoeker met medegedetineerde R. probeerde medegedetineerde B. uit te lokken door het werk dat hij moest doen, verkeerd aan te leveren, en hem uit te maken voor ‘moordenaar’. Sinds medegedetineerde R. op werkzaal 3 werkt, doet verzoeker zijn werk niet goed. Hierna is verzoeker overgeplaatst naar een andere werkzaal. Door de directeur is niet aangegeven waarom de orde, rust en veiligheid – na de overplaatsing van verzoeker – nog steeds vereisen dat verzoeker wordt uitgesloten van de arbeid, nu niet is gebleken dat ook de betreffende medegedetineerden naar die werkzaal zijn overgeplaatst, dan wel dat verzoeker ook naar of met andere medegedetineerden vergelijkbaar gedrag heeft vertoond zoals is waargenomen op 6 september 2019. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter komt de bestreden beslissing daarom voor schorsing in aanmerking. Het verzoek zal daarom worden toegewezen.

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Vogel, secretaris, op 13 september 2019.

 

secretaris         voorzitter

 

Naar boven