Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-19/2168/SGA, 30 augustus 2019, schorsing
Uitspraakdatum:30-08-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          : S-19/2168/SGA

Betreft : [verzoeker]    datum: 30 augustus 2019

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van  […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting Vught. Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 27 augustus 2019, inhoudende de oplegging van een drietal aanvullende toezichtmaatregelen in het kader van verzoekers plaatsing op de GVM-lijst voor de duur van zes maanden, met ingang van 9 augustus 2019 en eindigend op 9 februari 2020. De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de schriftelijke mededeling van verzoeker dat hij op 27 augustus 2019 een klaagschrift heeft ingediend bij de commissie van toezicht, van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 27 augustus 2019 en van de brief van verzoeker van 28 augustus 2019.

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval. Ten aanzien van het opleggen van toezichtmaatregelen geldt het volgende. a. Er moet sprake zijn van een noodzaak voor het opleggen van de onderhavige toezichtmaatregelen; b. De directeur dient de gedetineerde voorafgaand aan de beslissing te horen; c. De directeur dient een eigen belangenafweging te maken en kan zijn beslissing niet slechts baseren op de plaats en status van verzoeker op de GVM-lijst; en d. De directeur dient een maandelijkse toets te plegen ten aanzien van de noodzaak van voortduring van de maatregelen. Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat bij beslissing van 27 augustus 2019 aan verzoeker een drietal aanvullende toezichtmaatregelen zijn opgelegd. Uit de bestreden beslissing en de inlichtingen van de directeur is niet aannemelijk geworden dat verzoeker daarover is gehoord. Daarnaast constateert de voorzitter dat de bestreden beslissing met terugwerkende kracht is opgelegd, in die zin dat de mededeling van de bestreden beslissing op 27 augustus 2019 is uitgereikt, ingaande op 9 augustus 2019, wat volgens de Pbw niet kan. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is de voorbereiding van de bestreden beslissing onvoldoende zorgvuldig geweest, zodat het verzoek voor toewijzing in aanmerking komt.

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende klaagschrift zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. A.M.G. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van J.A. van der Veen, secretaris, op 30 augustus 2019.

 

secretaris         voorzitter

Naar boven