Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-19/2105/SGA, 16 augustus 2019, schorsing
Uitspraakdatum:16-08-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          : S-19/2105/SGA

Betreft : [verzoeker]    datum: 16 augustus 2019

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. M.A.M. Karsten, namens […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in het Detentiecentrum Rotterdam.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 12 augustus 2019, inhoudende de verlenging van een eerder opgelegde ordemaatregel met veertien dagen afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel met observatie door middel van cameratoezicht, ingaande 12 augustus 2019 om 16.00 uur en eindigend op 26 augustus 2019 om 16.00 uur, in verband met verzoekers eigen veiligheid. 

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 14 augustus 2019 (kenmerk: DC-2019-000534) alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 15 augustus 2019.

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Door verzoekers raadsman is aangevoerd dat niet is voldaan aan de formele vereisten genoemd in artikel 57 van de Pbw in die zin dat verzoeker niet is gehoord voorafgaand aan de oplegging van de ordemaatregel. Uit de bestreden beslissing en de schriftelijke inlichtingen van de directeur volgt dat verzoeker voorafgaand aan de verlenging van de ordemaatregel door de gedragsdeskundige is gehoord, en om die reden niet is gehoord door de directeur. Die handelwijze is niet overeenstemming met het bepaalde in artikel 57, eerste lid, onder c en j, van de Pbw, waarin is bepaald dat een gedetineerde gehoord dient te worden door de directeur. Nu de bestreden beslissing is genomen in strijd met de wet, zal het verzoek worden toegewezen.

Daarnaast merkt de voorzitter op dat uit de bestreden beslissing of de schriftelijke inlichtingen van de directeur onvoldoende is gebleken dat de noodzaak bestaat voor het verlengen van het verblijf in afzondering en het cameratoezicht. In de beslissing wordt gesteld dat verzoeker vanwege zijn gemoedstoestand en uit voorzorg onder cameratoezicht wordt geplaatst. Dit wordt niet nader geconcretiseerd. In de toelichting van de directeur staat dat de maatregelen zijn verlengd op advies van de psycholoog. Ook daar wordt geen nadere uitleg verstrekt. Uit beide onderbouwingen blijkt niet de noodzaak voor de verlenging van de opgelegde maatregelen.

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van J.A. van der Veen, secretaris, op 16 augustus 2019.

secretaris         voorzitter

Naar boven