Beschikbaarheidbijdrage (medische) vervolgopleidingen 2020
Gelet op artikel 57, eerste lid, onderdeel e, van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg), stelt de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) beleidsregels vast met betrekking tot het uitoefenen van de bevoegdheid tot het toekennen van een beschikbaarheidbijdrage als bedoeld in artikel 56a van de Wmg.
Op grond van artikel 56a, tweede lid, onder a, van de Wmg geeft de NZa
op aanvraag toepassing aan artikel 56a, eerste tot en met zevende lid
van de Wmg. Gelet op artikel 59, aanhef en onder e, van de Wmg, heeft de minister van VWS, ten behoeve van de vervolgopleidingen tot (medisch) specialist als bedoeld in artikel 1, tweede lid van deze beleidsregel, een viertal aanwijzingen op grond van artikel 7 van de Wmg aan de NZa gegeven. Deze aanwijzingen dateren van 17 september 2012, 17 oktober 2013, 6 juli 2016 en 26 juni 2018 en hebben respectievelijk als kenmerk MC-U-3131142, 132010-106827-MC, 984591-152516-MC en 1355023-177350-PZo. Deze aanwijzingen zijn gepubliceerd in de Staatscourant onder nummer 20041, 30705, 36918 en 37253.
Gelet op artikel 59, aanhef en onder e, van de Wmg, heeft de minister van VWS, ten behoeve van de ziekenhuisopleidingen als bedoeld in artikel 1.3 van deze beleidsregel, een aanwijzing op grond van artikel 7 van de Wmg aan de NZa gegeven. Deze aanwijzing dateert van 28 juni 2013 en heeft als kenmerk 125996-105636-MC.
Gelet op artikel 59, aanhef en onder e, van de Wmg heeft de minister van VWS, ten behoeve van de medische opleidingen tot sportarts, klinisch neuropsycholoog en arts voor verstandelijk gehandicapten, een aanwijzing op grond van artikel 7 Wmg aan de NZa gegeven. Deze aanwijzing dateert van 30 juni 2015 en heeft als kenmerk 776201-137544-MC.
Op de beschikbaarheidbijdrage zijn titel 4.2 (‘subsidies’) en 4.4 (‘bestuursrechtelijke geldschulden’) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG van toepassing. De beschikbaarheidbijdrage wordt beschikbaar gesteld uit het Zorgverzekeringsfonds (Zvf) en het Fonds langdurige zorg (Flz).
Toelichting
Algemeen
Om zorg als omschreven bij of krachtens de Zorgverzekeringswet (Zvw) of Wet langdurige zorg (Wlz) beschikbaar te hebben, zijn (medische) vervolgopleidingen noodzakelijk. In het Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG (een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 56a van de Wmg) zijn daarom de (medische) vervolgopleidingen aangewezen die in aanmerking kunnen komen voor een beschikbaarheidbijdrage (artikel 2 van het Besluit en onderdeel B, onder 1, van de bijlage bij het Besluit).
Het ‘Uniform kader beschikbaarheidbijdrage NZa’ geldt als algemene beleidsregel voor meerdere beschikbaarheidbijdragen die de NZa verstrekt, waaronder de beschikbaarheidbijdrage voor (medische) vervolgopleidingen. Dit betekent dat de NZa in beginsel haar beleid uitvoert volgens dit uniform kader, tenzij deze beleidsregel iets anders voorschrijft.
Artikelsgewijs
Artikel 1.12
Door middel van onderstaand voorbeeld wordt de vooropleiding uitgelegd:
De afdeling ‘maag-darm-leverziekten’ (mdl) verzorgt de opleiding tot mdl-arts. De opleiding tot mdl-arts duurt zes jaar en bestaat uit twee jaar (voor)opleiding interne geneeskunde en vier jaar (eind)opleiding mdl. Dit betekent dat de (medisch) specialist in opleiding niet de volledige opleiding interne geneeskunde dient af te ronden, maar twee jaar van deze opleiding volgt.
De vooropleiding hoeft niet per definitie voorafgaand aan de 'eindopleiding' te worden gevolgd.
Artikel 1.14
Als een (medisch) specialist in opleiding om inhoudelijke redenen doorstroomt naar een andere opleidende zorgaanbieder, wordt dit vastgelegd bij de desbetreffende registratiecommissie. Een (medisch) specialist in opleiding op een doorstroomplaats kan niet worden vervangen.
Artikel 3
Deze beleidsregel is van toepassing op alle erkende opleidende zorgaanbieders die de (medische) vervolgopleidingen verzorgen.
Artikel 4.1
- Nadat de NZa een aanvraag heeft ontvangen van een erkende opleidende zorgaanbieder, beoordeelt zij deze en geeft beschikkingen af. De NZa geeft afzonderlijke beschikkingen af voor opleidingen die bekostigd worden uit het Zvf (vanuit de Zvw gefinancierde opleidingen) en het Flz (vanuit de Wlz gefinancierde opleidingen). De beschikbaarheidbijdrage wordt per kalenderjaar verstrekt.
- De (medisch) specialist in opleiding tot arts verstandelijk gehandicapten, specialist ouderengeneeskunde, gezondheidszorgpsycholoog voor gehandicaptenzorg en verpleeghuis, klinisch psycholoog gehandicaptenzorg en psychotherapeut gehandicaptenzorg worden bekostigd uit het Flz. De andere in het Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG genoemde opleidingen worden bekostigd uit het Zvf.
Artikel 4.2
Alleen opleidende zorgaanbieders die erkend zijn, kunnen in aanmerking komen voor een beschikbaarheidbijdrage. Een opleidende zorgaanbieder ontvangt van een registratiecommissie een erkenning om een vervolgopleiding tot (medisch) specialist te verzorgen. Het college van de betreffende registratiecommissie stelt eisen aan een opleiding en de betreffende registratiecommissie controleert of opleidende zorgaanbieders zich hieraan houden. Bij de opleidingen in de ggz, genoemd in artikel 1.2 onder e, worden de erkenningen verstrekt door de Registratiecommissie Commissie Registratie en Toezicht (CRT) of door de opleidingsinstellingen als genoemd in artikel 1.2. Bij de ziekenhuisopleidingen ontvangen opleidende zorgaanbieders een erkenning van het CZO.
Artikel 4.3
Alleen de uren waarin een (medisch) specialist in opleiding is, vallen onder de beschikbaarheidbijdrage. Stel dat een arts in opleiding meer uren werkt dan hij/zij in opleiding is, bijvoorbeeld bij een parttime opleiding maar met een volledige deelname in het dienstenrooster, dan tellen deze extra uren naast de parttime-opleidingsuren niet mee in het gerealiseerde aantal fte.
Enkele rekenvoorbeelden voor het berekenen van fte’s:
Pieter is in een jaar fulltime in opleiding tot cardioloog in een UMC. Pieter is daar in dienst. Voor de fte bepaling in een UMC wordt een werkweek van 36 uur voor een AIOS gehanteerd. De tweede helft van het jaar (dat staat gelijk aan 0,5 jaar) doet Pieter zijn opleiding in een algemeen ziekenhuis, waar de cao een werkweek voor een AIOS van 38 uur omvat. De cao van het ziekenhuis waar Pieter in dienst is (het UMC met een 36- urige werkweek) blijft gedurende zijn opleidingsjaar leidend voor de fte berekening. De berekening van het aantal gerealiseerde fte voor het hele jaar is als volgt:
0,5 * 36/36 = 0,5 fte voor het eerste half jaar
0,5 * 36/36 = 0,5 fte voor het tweede half jaar
Totaal voor het jaar = 1 fte
Nog een rekenvoorbeeld
Jantine is 1 september 2017 gestart met haar opleiding tot klinisch psycholoog. Ze heeft in 2017 voor 4 maanden opleiding gevolgd, dat staat gelijk aan 0,33 jaar. Ze is voor 32 uur per week in dienst, maar wordt 27 uur per week opgeleid (dit is het maximum conform het opleidingsregister). Uit de geldende cao blijkt dat een fulltime plaats 36 uur omvat. Het aantal fte dat voor Jantine in de aanvraag ingevuld mag worden is dan:
0,33 * 27 / 36 = 0,25 fte
Nog een rekenvoorbeeld
Hans is in een jaar fulltime in opleiding tot cardioloog in een algemeen ziekenhuis. Hans is daar in dienst. Voor de fte bepaling in een algemeen ziekenhuis wordt een werkweek van 38 uur voor een AIOS gehanteerd. De tweede helft van het jaar (dat staat gelijk aan 0,5 jaar) zet Hans zijn opleiding voort in een UMC, waar de cao een werkweek van 36 uur voor een AIOS omvat. De cao van het ziekenhuis waar Hans in dienst is, is leidend voor de fte berekening. De berekening van het gerealiseerde aantal fte voor het hele jaar is als volgt:
0,5 * 38/38 = 0,5 fte voor het eerste half jaar
0,5 * 38/38 = 0,5 fte voor het tweede half jaar
Totaal voor het jaar = 1 fte
Artikel 4.5 sub e
Het is mogelijk om een boventallige doorstromer een instroomplaats toe te wijzen. Vanaf het moment dat de boventallige doorstromer is toegewezen aan een rechtmatige instroomplaats, kan deze persoon na afloop van dat jaar subsidiabel doorstromen. Dit moet bij de betreffende registratiecommissie kenbaar gemaakt worden en geregistreerd.
Artikel 4.5 sub g
Een aanvraag mag alleen worden ingediend door de opleidende zorgaanbieder bij wie de (medisch) specialist in opleiding geregistreerd staat volgens de registratiecommissie.
Artikel 4.7
Hieronder vindt u twee voorbeelden van een fusie tussen twee opleidende zorgaanbieders11, waaruit duidelijk wordt hoe de opleidende zorgaanbieders de aanvragen in moeten dienen in geval van fusie/overname en hoe de NZa beschikkingen afgeeft.
Voorbeeld 1:
Zorgaanbieder A (NZa-nummer 100) en zorgaanbieder B (NZa-nummer 150) fuseren op 10 juli 2017 tot zorgaanbieder C (NZa-nummer 200). Zij dienen als volgt aanvragen in:
Beide zorgaanbieders dienen een aanvraag in voor hun eigen beschikbaarheidbijdrage. Vóór 1 oktober 2016 dient zorgaanbieder A een aanvraag in tot verlening onder NZa-nummer 100 en zorgaanbieder B onder NZa-nummer 150. De NZa geeft op basis van deze aanvragen een beschikking af.
Beide zorgaanbieders dienen een aanvraag in voor hun eigen beschikbaarheidbijdrage. Vóór 1 juni 2018 dient zorgaanbieder A een aanvraag in tot vaststelling onder NZa-nummer 100 en zorgaanbieder B onder NZa-nummer 150. De NZa geeft op basis van deze aanvragen een beschikking af.
-
Verlening 2018 (en verdere verleningen)
De gefuseerde zorgaanbieder C dient vóór 1 oktober 2017 een aanvraag in onder NZa-nummer 200. De NZa geeft op basis van deze aanvraag één beschikking af.
-
Vaststelling 2018 (en verdere vaststellingen)
Zorgaanbieder C dient vóór 1 juni 2019 een aanvraag in onder NZa-nummer 200. De NZa geeft op basis van deze aanvraag één beschikking af.
Voorbeeld 2:
Zorgaanbieder A (NZa-nummer 300) en zorgaanbieder B (NZa-nummer 350) fuseren op 1 januari 2017 tot zorgaanbieder C (NZa-nummer 400).
Zij dienen als volgt aanvragen in:
-
Verlening 2017 (en verdere verleningen)
De gefuseerde zorgaanbieder C dient vóór 1 oktober 2016 een aanvraag in onder NZa-nummer 400. De NZa geeft op basis van deze aanvraag een beschikking af.
Beide zorgaanbieders dienen een aanvraag in voor hun eigen beschikbaarheidbijdrage. Vóór 1 juni 2017 dient zorgaanbieder A een aanvraag in onder NZa-nummer 300 en zorgaanbieder B onder NZa-nummer 350. De NZa geeft op basis van deze aanvragen een beschikking af.
-
Vaststelling 2017 (en verdere vaststellingen)
De gefuseerde zorgaanbieder C dient vóór 1 juni 2018 een aanvraag in onder NZa-nummer 400. De NZa geeft op basis van deze aanvraag een beschikking af.
Artikel 4.8
Het vergoedingsbedrag van de (medisch) specialist is gedurende de gehele opleiding gekoppeld aan het hoofdspecialisme. Voorbeeld: een psychiater in opleiding is in het kader van zijn of haar opleiding drie maanden in opleiding bij de afdeling neurologie. Bij het berekenen van de hoogte van de beschikbaarheidbijdrage wordt het aantal gerealiseerde fte vemenigvuldigd met het vergoedingsbedrag van de opleiding psychiatrie. Ook voor de drie maanden dat de psychiater in opleiding bij de afdeling neurologie in opleiding is, moet bij de berekening van het aantal gerealiseerde fte worden uitgegaan van het vergoedingsbedrag dat hoort bij psychiatrie.
Artikel 5
- De NZa streeft er naar om de aanvraagformulieren uiterlijk zes weken voor het verstrijken van de deadline te publiceren.De aanvrager dient het formulier tijdig en volledig in te vullen. Het is daarbij belangrijk dat de aanvrager de toelichting zorgvuldig leest, zodat de NZa een complete aanvraag ontvangt. De aanvrager gebruikt één formulier voor alle (medische) vervolgopleidingen gefinancierd uit het Zorgverzekeringsfonds en uit het Fonds langdurige zorg. Het formulier is voor zowel de opleidingen tot (medisch) specialist als de ziekenhuisopleidingen.
- De aanvraag is volledig als het formulier helemaal is ingevuld. De verklaring is rechtsgeldig wanneer deze is ondertekend door de Raad van Bestuur of bevoegde vertegenwoordiger van de opleidende zorgaanbieder. U kunt de volledige procedure voor het aanvragen van de beschikbaarheidbijdrage (medische) vervolgopleidingen teruglezen op de informatiekaart ‘Aanvraagproces beschikbaarheidbijdrage (medische) vervolgopleidingen’, te vinden op https://puc.overheid.nl/nza.
- Niet tijdige aanvragen voor verlening worden niet in behandeling genomen. Slechts in geval van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 4:84 Awb kan de NZa hiervan afwijken. Hiermee wordt bedoeld dat de NZa zal toetsen of de gevolgen voor de opleidende zorgaanbieder wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
- Met de verleningsbeschikking ontvangt de opleidende zorgaanbieder een voorlopige aanspraak op de beschikbaarheidbijdrage voor het verzorgen van de (medische) vervolgopleidingen.
Artikel 6.1
De Minister legt jaarlijks het maximum aantal instroomplaatsen (in personen en fte) voor opleidingen tot (medisch) specialist per specialisme per opleidende zorgaanbieder vast in het verdeelplan. De NZa toetst de individuele aanvragen van opleidende zorgaanbieders aan het verdeelplan. Wanneer de aanvraag het maximum aantal opleidingsplaatsen (medisch) specialist per opleiding van de opleidende zorgaanbieder in het verdeelplan overschrijdt, zal de NZa deze overschrijding afwijzen. Uitzondering hierop vormen de (opleidingen met een) vooropleidingen.
Artikel 6.2
Bij het berekenen van de beschikbaarheidbijdrage worden de instroomplaatsen voor (medisch) specialisten van opleidingen met een vooropleiding niet meegenomen omdat van tevoren niet duidelijk is waar de vooropleiding wordt gevolgd. Dit betekent dat de instroomplaatsen (medisch) specialist van de opleidingen met een vooropleiding niet worden bevoorschot gedurende het jaar. De realisatie van deze instroomplaatsen berekent en verrekent de NZa bij de vaststelling van de beschikbaarheidbijdrage na afloop van het jaar waarin de vooropleiding is verzorgd.
Artikel 6.3
De minister legt voor een aantal opleidingen in het verdeelplan het aantal doorstroomplaatsen (medisch) specialist per opleiding per zorgaanbieder vast. De NZa toetst de aanvraag voor deze doorstroomplaatsen (medisch) specialist ook aan het verdeelplan. Voor de doorstroomplaatsen (medisch) specialist van opleidingen die niet opgenomen zijn in het verdeelplan, toetst de NZa niet aan het verdeelplan.
Artikel 6.6
Om recht te doen aan de verschillen in kosten tussen kleine en grote instellingen, met kleine en grote aantallen opleidelingen, wordt voor de ggz-opleidingen gebruik gemaakt van drie staffels. Het gaat om de volgende opleidingen: de opleiding tot Gz-psycholoog, psychotherapeut, klinisch psycholoog, klinisch neuropsycholoog, psychiater in de ggz, klinisch geriater in de ggz en de verpleegkundig specialist ggz. De staffel geldt per opleiding.
Een instelling ontvangt voor de eerste 10 fte opleidelingen van één van bovengenoemde opleidingen het vergoedingsbedrag uit de eerste staffel, vanaf 10 tot en met 23 fte opleidelingen het vergoedingsbedrag uit de tweede staffel en boven 23 fte opleidelingen het vergoedingsbedrag uit de derde staffel.
Drie voorbeelden:
-
Een instelling die 15,2 fte Gz-psycholoog opleidt, ontvangt 10 keer het vergoedingsbedrag voor de Gz-psycholoog uit de eerste staffel en 5,2 keer het vergoedingsbedrag uit de tweede staffel.
-
Een instelling die 8 fte Gz-psycholoog opleidt en 4 fte verpleegkundig specialist ggz, ontvangt acht keer het vergoedingsbedrag uit de eerste staffel voor de Gz-psycholoog en vier keer het vergoedingsbedrag uit de eerste staffel voor de verpleegkundig specialist ggz.
-
Een instelling die 34 fte Gz-psycholoog opleidt, ontvangt 10 keer het vergoedingsbedrag voor de Gz-psycholoog uit de eerste staffel, 13 keer het vergoedingsbedrag voor de Gz-psycholoog uit de tweede staffel en 11 keer het vergoedingsbedrag voor de Gz-psycholoog uit de derde staffel.
Artikel 6.7
Voor indexering van de vergoedingsbedragen voor de opleiding tot medisch specialist en de ziekenhuisopleidingen wordt de verhouding aangehouden van 70% van de index voor de personele kosten en 30% van de index voor de materiële kosten.
Voor indexering van de vergoedingsbedragen voor de ggz-opleidingen wordt de verhouding aangehouden van 72% van de index voor personele kosten, 21% van de index voor de materiële kosten en 7% van de index voor het NHC-deel.
Voor de vergoedingsbedragen voor de opleiding tot huisarts wordt de verhouding gehanteerd van 97% van de index voor de personele kosten en 3% voor de materiële kosten.
De index voor de personele kosten is gebaseerd op het percentage dat de overheid vaststelt: de overheidsbijdrage in de Arbeidskostenontwikkeling (ova). Het Centraal Planbureau berekent het percentage op basis van de cao's en loonkostenontwikkeling in de markt.
De index voor de materiële kosten is gebaseerd op het prijsindexcijfer particuliere consumptie uit het Centraal Economisch Plan (CEP) van het Centraal Planbureau.
De index voor het NHC is vastgesteld op 2,5 procent volgens de beleidsregel ‘Normatieve huisvestingscomponent (nhc) en normatieve inventariscomponent (nic) gespecialiseerde ggz, forensische zorg en langdurige zorg’.
De vergoedingsbedragen worden afgerond op een veelvoud van 100 euro.
Artikel 7.1
De NZa ontvangt van het CZO een overzicht met opleidingsgegevens van het jaar t-2. Dit overzicht wordt in februari door het CZO opgesteld over het voorgaande subsidiejaar. In dit overzicht staat per opleidende zorgaanbieder voor welke opleidingen zij in aanmerking komen voor een beschikbaarheidbijdrage. De opleidende zorgaanbieder dient een aanvraag in voor de ziekenhuisopleidingen. Dit gebeurt in hetzelfde aanvraagformulier als voor (medische) vervolgopleidingen.
Artikel 7.2
De NZa verleent een beschikbaarheidbijdrage voor instroomplaatsen en gediplomeerden van ziekenhuisopleidingen, wanneer deze zijn opgenomen in de opleidingsopgave van het CZO van jaar t-2.
Met de beschikking ontvangt de opleidende zorgaanbieder een verlening van de beschikbaarheidbijdrage voor het bekostigen van de instromers en gediplomeerden. Het opleidingsoverzicht van het CZO wordt voor de verlening opgesteld over jaar t-2. Dit betekent dat de subsidie voor gediplomeerden niet in het opleidingsjaar zelf wordt ontvangen, maar een of twee jaar erna, afhankelijk van het moment van ontvangst van het diploma. Dit wordt in figuur 1 en met het voorbeeld toegelicht:
Figuur 1. Schematische weergave verlening en vaststelling ziekenhuisopleidingen
Voorbeeld
Bovenstaande weergave laat het verband zien tussen de ontvangst van de gegevens van het CZO door de NZa en het verlenen van de beschikbaarheidbijdrage voor ziekenhuisopleidingen:
- De verlening 2017 vindt plaats in oktober 2016
- De meest recente realisatiecijfers in oktober 2016 zijn de realisatiecijfers over het jaar 2015. Deze cijfers ontvangt de NZa in februari 2016 van het CZO.
- 2017 = jaar t
- 2018 = jaar t-2
Artikel 8
Opleidende zorgaanbieders worden gedurende het jaar tot 85% bevoorschot. Hier is voor gekozen zodat het merendeel van de opleidende zorgaanbieders na afloop van het jaar zo min mogelijk hoeft terug te betalen.
De opleidende zorgaanbieder kan met de verleningsbeschikking op grond van artikel 56a WMG een beschikbaarheidbijdrage in rekening brengen bij Zorginstituut Nederland door het formulier ‘Opgave Bankrekeningnummer beschikbaarheidbijdrage’ van Zorginstituut Nederland in te vullen en naar het Zorginstituut op te sturen, met een kopie van de verleningsbeschikking bijgevoegd.
Zorginstituut Nederland is de beheerder van het Zvf en het Flz en is verantwoordelijk voor het verzorgen van de betalingen.
Artikel 9.1
Vanwege het grote belang van tijdig indienen, kan de NZa een kortingsmethodiek hanteren indien de aanvraag voor vaststelling van de beschikbaarheidbijdrage niet tijdig en/of niet compleet wordt ingediend. De kortingsmethodiek staat beschreven in het Uniform kader beschikbaarheidbijdrage NZa.
Artikel 9.3
Het verleende bedrag is bepalend voor de grens van €125.000. Voorbeeld: Zorgaanbieder A leidt twee (medisch) specialisten op, die in september starten met de opleiding. Zorgaanbieder A krijgt bij de verlening 2 fte verleend, dat boven de €125.000 uitkomt. Bij de vaststelling valt het bedrag lager dan €125.000 euro uit, omdat de (medisch) specialisten halverwege het subsidiejaar gestart zijn. Zorgaanbieder A dient wel een Assurance-rapport aan te leveren omdat het verleende bedrag hoger is dan €125.000.
Als een opleidende zorgaanbieder een aanvraag tot vaststelling doet van een beschikbaarheidbijdrage voor zowel een vervolgopleiding tot (medisch) specialist als een ziekenhuisopleiding, telt het bedrag in de verleningsbeschikking voor de ziekenhuisopleiding niet mee voor het bepalen van de grens van €125.000. Vanaf deze grens moet er een assurancerapport worden aangeleverd. Zie het volgende voorbeeld met fictieve bedragen:
- Zorgaanbieder A vraagt een beschikbaarheidbijdrage aan voor één opleideling cardiologie en ontvangt hiervoor een verleningsbedrag van €150.000. Zorgaanbieder A moet vervolgens tijdens de vaststelling een assurancerapport aanleveren.
- Zorgaanbieder B vraagt een beschikbaarheidbijdrage aan voor één opleideling cardiologie en ontvangt hiervoor een verleningsbedrag van €100.000 en voor meerdere seh-verpleegkundigen in opleiding vanuit de ziekenhuisopleidingen. Zorgaanbieder B ontvangt hiervoor een verleningsbedrag van €200.000. De totale aanvraag is €300.000.
- Zorgaanbieder B hoeft tijdens de vaststelling geen assurancerapport aan te leveren, omdat ziekenhuisopleidingen niet meetellen voor de eis een assurance-rapport aan te leveren vanaf €125.000.
- Zorgaanbieder C vraagt een beschikbaarheidbijdrage aan voor meerdere seh-verpleegkundigen in opleiding vanuit de ziekenhuisopleidingen en ontvangt hiervoor een verleningsbedrag van €300.000. Zorgaanbieder C hoeft tijdens de vaststelling geen assurancerapport aan te leveren, omdat ziekenhuisopleidingen niet meetellen voor de eis een assurance-rapport aan te leveren vanaf €125.000.
Artikel 10.1
De NZa houdt bij de vaststelling van de definitieve beschikbaarheidbijdrage van de opleidingen tot (medisch) specialist rekening met het verdeelplan, waarbij;
- Opleidingen niet altijd per 1 januari van het jaar beginnen; (medische) specialisten in opleiding kunnen ook gedurende het jaar met de opleiding starten. Daarnaast kan het voorkomen dat de opleidende zorgaanbieder minder instroomplaatsen (medisch) specialist heeft gerealiseerd dan voorafgaand van het jaar is aangevraagd;
- Gedurende het jaar (medische) specialisten in opleiding die een doorstroomplaats (medisch) specialist bezetten, kunnen wisselen van opleidende zorgaanbieder, volgens de regels van de registratiecommissies. Deze wijzigingen moeten vooraf worden doorgegeven aan de registratiecommissies. De wijzigingen worden na afloop door de NZa verwerkt bij de vaststelling van de beschikbaarheidbijdrage.
- De NZa heeft geen beschikking afgegeven voor de verlening van de beschikbaarheidbijdrage van de opleidingen met een vooropleiding. Daarom vindt de bekostiging van deze opleidingen volledig achteraf plaats.
- Bij enkele (medische) vervolgopleidingen is het toegestaan dat een (medisch) beroepsbeoefenaar in opleiding met de eindopleiding begint en op een later moment start met de vooropleiding. Als uit het opleidingsschema van de (medisch) specialist in opleiding blijkt dat hij/zij begint met de eindopleiding, dan kan de beschikbaarheidbijdrage alleen worden verstrekt aan de opleidende zorgaanbieder die de instroomplaats (medisch) specialist toegewezen heeft gekregen.
Artikel 10.1 onderdeel a
Bij een vervanging in het instroomjaar kan bij de vaststelling het aantal fte niet hoger zijn dan in het verdeelplan staat. Alleen het aantal personen kan hoger zijn dan het verdeelplan. Dit is alleen toegestaan als aangetoond kan worden dat er sprake is van vervanging in het instroomjaar.
Artikel 10.2 onderdeel f
De NZa berekent de salariscomponent op basis van de op 1 januari geldende cao van jaar t, rekening houdend met de wettelijke premies, heffingen en pensioenpremies.
Artikel 10.4
- Zodra de vergoedingen bekend zijn, publiceert de NZa de vergoedingen per opleiding op https://puc.overheid.nl/nza. De vergoedingsbedragen voor de Gz-psycholoog, psychotherapeut, klinisch psycholoog, klinisch neuropsycholoog, psychiater in de ggz, klinisch geriater in de ggz en verpleegkundig specialist ggz worden door de NZa vastgesteld en staan in Bijlage 1 van deze beleidsregel.
- Periodiek worden de vergoedingsbedragen voor de beschikbaarheidbijdrage (medische) vervolgopleidingen herijkt. In de komende jaren voert de NZa kostenonderzoeken naar de andere (medische) vervolgopleidingen uit om de hoogte van de vergoedingsbedragen te kunnen herijken. Deze onderzoeken maken inzichtelijk welke kosten opleidende zorgaanbieders daadwerkelijk maken voor het verzorgen van opleidingen en welke activiteiten hierbij horen. Op basis daarvan kan bepaald worden wat passende vergoedingsbedragen zijn. Bij kostenonderzoeken stelt de NZa in samenwerking met de betrokken organisaties in de verschillende sectoren de kostenbepalende aspecten van opleidingen vast, waarbij ook aandacht besteed wordt aan mogelijk meer opleidingsspecifieke kostenaspecten (zoals bijvoorbeeld onbetaald verlof en eigen bijdragen van opleidelingen).
Artikel 12
De vaststelling van de beschikbaarheidbijdrage voor ziekenhuisopleidingen kent hetzelfde proces als de vaststelling voor de beschikbaarheidbijdrage voor de vervolgopleiding tot (medisch) specialist. De NZa houdt bij de definitieve vaststelling van de beschikbaarheidbijdrage voor ziekenhuisopleidingen rekening met de opleidingsopgave van het CZO.
De volledige procedure voor het aanvragen van de beschikbaarheidbijdrage (medische) vervolgopleidingen staat beschreven op de informatiekaart ‘Aanvraagproces beschikbaarheidbijdrage ziekenhuisopleidingen’, te vinden op https://puc.overheid.nl/nza/.