Onderwerp: Bezoek-historie

Aanpassing Afsluitdijk Waddenzeezijde
Ondertekeningsdatum:26-06-2019Geldigheid:26-06-2019 t/m 31-12-2023Status: Was geldig

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Geachte heer ,

Bij besluit van 18 januari 2016 is aan Rijkswaterstaat Midden-Nederland vergunning verleend op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nb-wet) (kenmerk: DGAN-NB/15050604) alle activiteiten en werkzaamheden die verband houden met de versterking van de Afsluitdijk in de periode van 1 januari 2017 t/m 31 december 2023.

Op 20 december 2018 ontving ik van u het verzoek de vergunning aan te passen.

Bj brief van 22 februari 2019 (kenmerk: DGNVLG-NV / 19053171) heb ik u verzocht het wijzigingsverzoek aan te vullen. Deze aanvulling heb ik op 7 juni 2019 (uw kenmerk: HB 3669750) ontvangen.

Wettelijk kader

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) in werking getreden. Op grond van artikel 9.4, lid 1, Wnb gelden vergunningen als bedoeld in artikel 19d, lid 1, van de Nb-wet als vergunningen als bedoeld in artikel 2.7, lid 2, Wnb.

Op grond van artikel 9.4, lid 2, Wnb gelden voorschriften, verbonden aan vergunningen als bedoeld in artikel 19d, lid 1, van de Nb-wet, als voorschriften als bedoeld in artikel 5.3, lid 1, Wnb.

Wijzigingsverzoek

Met de wijziging van de Waterwet in 2017 is een nieuwe normering voor waterveiligheid van kracht geworden. Om meer zekerheid te hebben dat de Afsluitdijk ook zal voldoen aan de nieuwe normering is er voor gekozen om bij het ontwerp van zwaardere hydraulische randvoorwaarden uit te gaan dan bij het opstellen van het basisplan was voorzien.

Naar nu blijkt is voor het ontwerp door de gewijzigde uitgangspunten op een paar locaties meer ruimte nodig buiten de in 2016 getrokken grenzen.

Effecten

De aangepaste werkwijze kan leiden tot 0,3 ha meer permanent verlies van habitattype H1110A (permanent overstroomde zandbanken (getijdengebied)) dan vergund en 0,6 ha permanent verlies van habitattype H1140A (slik- en zandplaten (getijdengebied).

Beoordeling

Op basis van de door u toegezonden aanvullende ecologische beoordeling ben ik van mening dat significante effecten door het verlengen van de periode van werkzaamheden uit zijn te sluiten. Ik stem in met de door u in het bij het verzoek gevoegde Passende Beoordeling van 5 juni 2019.

U toont daarin aan, dat er geen extra permanent verlies van 0,3 ha habitattype H1110A zal optreden, daar er van de eerde vergunde 5.1 ha nog 0,37 ha over is. Ik deel uw conclusie.

Bij de Prins Hendrik Dijk is 50ha H1140 Slik- en zandplaten aangelegd en is zich ook als zodanig aan het ontwikkelen. Het permanent verlies van 0,6 ha H1140 is hierdoor niet significant.

Ik merk nog het volgende op: autonome ontwikkelingen mogen sinds de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 ((ECLI:NL:RVS:2019:1063) niet meer in de Passende Beoordeling worden betrokken als mitigerende maatregel. Autonome ontwikkelingen mogen alleen worden betrokken in de Passende Beoordeling als instandhoudingsmaatregel om de toestand van de natuur te bepalen. Als het ware dus om de referentiesituatie te bepalen waartegen het project wordt beoordeeld. Dit is omdat autonome ontwikkelingen niet zijn verbonden aan het project. De autonome ontwikkeling moet zich daadwerkelijk hebben voorgedaan ten tijde van de Passende beoordeling en zal er dan ook geen twijfel meer mogen zijn over hoe de voordelen daarvan zich zullen manifesteren.

De door u ter nadere onderbouwing aangedragen autonome ontwikkeling ten aanzien van de zeespiegelstijging heb ik daarom niet bij de beoordeling betrokken.

Besluit

De bepalingen uit de aanvulling op de passende beoordeling van 5 juni 2019 zijn integraal onderdeel van onderhavig wijzigingsbesluit. Ik verleen dan ook vergunning voor het uitvoeren van de voorgenomen werkzaamheden conform de bijgevoegde passende beoordeling.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
namens deze:




drs. S.P. Band

MT-lid bij het Directoraat-Generaal Natuur, Visserij en Landelijk Gebied

Bezwaar

Tegen dit wijzigingsbesluit staat op grond van de Algemene wet bestuursrecht voor een belanghebbende de mogelijkheid open een bezwaarschrift in te dienen. Een bezwaarschrift moet binnen zes weken na bekendmaking van dit wijzigingsbesluit worden ingediend bij:

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Afdeling Juridische Zaken

Postbus 40219

8004 DE Zwolle

Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en moet ten minste de volgende elementen bevatten:

  1. de naam en het adres van de indiener;

  2. de dagtekening;

  3. een omschrijving van het wijzigingsbesluit waartegen het bezwaar gericht is, en

  4. de gronden van bezwaar.

Het is raadzaam een kopie van dit wijzigingsbesluit bij het bezwaarschrift te voegen.

Publicatie besluit

Op grond van artikel 8 van de Wet openbaarheid van bestuur zal het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit onderhavig besluit openbaar maken. De besluiten op grond van de Wnb, waaronder onderhavige, zullen, onder anonimisering van de persoonsgegevens, geplaatst worden op https://puc.overheid.nl/natuurvergunningen/

Naar boven