Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2744/GA, 12 juni 2019, beroep
Uitspraakdatum:12-06-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-19/2744/GA

betreft: [klager]            datum: 12 juni 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.I. Kool, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 8 januari 2019 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Almelo, en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 15 mei 2019, gehouden in de p.i. Lelystad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.I. Kool, en de heer […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Almelo. Als toehoorder was aanwezig mevrouw […], senior secretaris bij de Raad. Klager is in de gelegenheid gesteld binnen een week na de zitting nadere schriftelijke inlichtingen te verschaffen. Op 20 mei 2019 is nadere informatie door de Raad ontvangen. De directeur heeft op 21 mei 2019 schriftelijk gereageerd. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:         

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de inbeslagname van klagers telefoons (KA-2018-125). De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De klacht is gericht tegen de inbeslagname van mobiele telefoons, die in klagers cel zijn aangetroffen, en de wijze waarop er daarna mee is omgegaan, ex artikel 45, vijfde lid, van de Pbw. Het bezit van een mobiele telefoon is op grond van de huisregels niet toegestaan, maar het bezit ervan levert geen strafbaar feit op. Uit voornoemd artikel volgt dat een gedetineerde in dergelijke gevallen niet het eigendomsrecht verliest, maar dat de directeur bij inbeslagname vier mogelijkheden heeft. Desgevraagd heeft klager steeds vernomen dat de telefoons waren toegevoerd aan de preciosa. Bij overplaatsing van de p.i. Almelo naar de p.i. Lelystad bleek echter dat de goederen daar geen deel van uitmaakten. De telefoons bleken vermist en deze vermissing dient te worden toegerekend aan de directeur (zie ook RSJ 3 december 2015, 15/2272/GA). De stelling van de directeur dat de telefoons zich bij het GRIP zouden bevinden, wordt niet onderbouwd. Volgens klager zijn er onder hem zes telefoons in beslaggenomen, wat ook blijkt uit de door hem overgelegde afschriften van aan hem uitgereikte schriftelijke mededelingen van disciplinaire straffen. Er zijn er inmiddels vier getraceerd, maar twee niet. Omdat er twee telefoons zijn weggeraakt, wordt verzocht om een tegemoetkoming van € 50,= (2 x € 25,=). De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Drie telefoons, waarvan eerder gedacht werd dat ze zich in de preciosa bevonden, bleken zich te bevinden in de teamkamer van de teamleiders. Deze zullen naar de p.i. Zutphen worden verstuurd, zodat ze daar in de preciosa van klager kunnen worden geplaatst. Een vierde telefoon is door de politie in beslag genomen. De andere telefoons zijn inderdaad weg. De directeur gaat akkoord met het voorstel van klager hem € 50,= toe te kennen voor de vermissing van die twee telefoons.

3.         De beoordeling

Klager klaagt over de omstandigheid dat (minstens) zes telefoons, na inbeslagname ex artikel 45, vijfde lid, van de Pbw, vermist zijn geraakt. Op basis van het dossier is vast komen te staan dat (ten minste) zes telefoons zijn aangetroffen op klagers cel en in beslag zijn genomen. Drie telefoons bevinden zich in de teamkamer en zullen worden verstuurd naar de p.i. waar klager op dit moment verblijft. Eén telefoon is in beslag genomen door de politie. Ten aanzien van deze telefoons kan de directeur geen verwijt worden gemaakt en wordt het beroep ongegrond verklaard. Nu kennelijk niet meer te achterhalen valt wat met de andere twee in beslag genomen telefoons is gebeurd, dient de vermissing van die telefoons aan de directeur te worden toegerekend. De beroepscommissie zal het beroep ten aanzien van de vermissing van die twee telefoons dan ook gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter in zoverre vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Zij zal aan klager een tegemoetkoming toekennen ter hoogte van het door klager gewenste en door de directeur toegezegde bedrag.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de vermissing van vier telefoons ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de vermissing van twee telefoons gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart dit beklag gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, drs. H. Heddema en mr. R.H. Koning, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 12 juni 2019.

 

secretaris         voorzitter

 

Naar boven