Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-19/1297/SGA, 20 maart 2019, schorsing
Uitspraakdatum:20-03-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          : S-19/1297/SGA

Betreft : [verzoeker]    datum: 20 maart 2019

 

 

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting Vught.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 14 maart 2019, inhoudende de ontzegging van de toegang tot de inrichting voor twee met naam genoemde bezoekers, voor de duur van drie maanden, ingaande op 14 maart 2019 om 14.00 uur en eindigend op 14 juni 2019 om 14.00 uur, wegens mogelijke betrokkenheid van voornoemde bezoekers bij een recente ontvluchting.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 15 maart 2019 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 18 maart 2019.

 

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

De directeur heeft besloten om aan twee bezoekers de toegang tot de inrichting te ontzeggen voor de duur van drie maanden. Dit heeft hij gedaan in de vorm van een aan verzoeker opgelegde ordemaatregel. Artikel 24 van de Pbw biedt voor deze ordemaatregel echter geen grondslag, nog daargelaten dat een maatregel op grond van artikel 24 van de Pbw voor de duur van ten hoogste veertien dagen kan worden opgelegd, waarna deze eventueel kan worden verlengd. De beslissing om bezoek niet tot de inrichting toe te laten dient te zijn gegrond op het bepaalde in artikel 38, derde lid, van de Pbw. Gelet op het vorenstaande zijn er termen aanwezig voor toewijzing van het verzoek, nu de bestreden beslissing van de directeur een wettelijke grondslag mist.

Overigens blijkt uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur dat hij, zoals ook behoort te geschieden in een geval als het onderhavige, voornoemde bezoekers schriftelijk op de hoogte zal stellen van zijn beslissing om hen gedurende drie maanden niet tot de inrichting toe te laten en dat verzoeker van die schriftelijke mededeling een afschrift zal ontvangen. Voor verzoeker staat tegen die beslissing beklag open (RSJ 24 januari 2012, 11/2253/GA).

 

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het beklag zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 20 maart 2019.

 

 

 

 

 

secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven