Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-19/1329/SGA, 22 maart 2019, schorsing
Uitspraakdatum:22-03-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          : S-19/1329/SGA

Betreft : [verzoeker]    datum: 22 maart 2019

 

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van  […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 20 maart 2019, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, ingaande op 20 maart 2019 om 07.50 uur en eindigend op 25 maart 2019 om 07.50 uur, wegens een positieve uitslag bij een urinecontrole.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 20 maart 2019, de schriftelijke reactie van 21 maart 2019, ingediend namens verzoeker door mr. K. Bruns, alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 21 maart 2019.

 

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Uit de inlichtingen van de directeur volgt dat aan verzoeker een disciplinaire straf is opgelegd voor een positieve uitslag na een urinecontrole op het gebruik van THC (781) en als kreatininewaarde 9,1. Verzoeker is op 16 maart 2019 steekproefsgewijs geselecteerd voor het ondergaan van een urinecontrole. Namens verzoeker is gesteld dat hij het niet eens was met de procedure en heeft geweigerd het formulier te ondertekenen. Op het formulier stond geen informatie vermeld over het medicijngebruik van verzoeker, wat in strijd is met artikel 3 lid 6 van de Regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen (de Regeling). Uit het dagrapport van 16 maart 2019 volgt dat verzoeker wel urine heeft afgestaan, maar dat hij verder niet wilde meewerken aan de (administratieve) procedure. Dit is door het personeel alsnog gedaan. Namens verzoeker is gesteld dat de getestte urine niet van hem is, omdat er geen medicatie in de urine is aangetroffen, die verzoeker wel degelijk gebruikt.

De voorzitter overweegt als volgt.

In artikel 3, vijfde lid en zevende lid, van de Regeling is onder meer bepaald dat de gedetineerde onder toezicht van een ambtenaar of medewerker de urine verdeelt over twee aan hem verstrekte buizen. De gedetineerde sluit de buizen af en de gedetineerde plakt vervolgens stickers met een uniek registratienummer of unieke code op de twee buizen. Zowel de gedetineerde als het personeelslid plaatst een handtekening op het aanvraagformulier ter bevestiging dat de procedure correct is verlopen. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is uit de stukken, waaronder het dagrapport van 16 maart 2019, voldoende aannemelijk geworden dat niet is voldaan aan het bepaalde in artikel 3, vijfde en zevende lid, van de Regeling. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter heeft de directeur ten onrechte een disciplinaire straf aan verzoeker opgelegd voor een positieve uitslag bij een urinecontrole – nog steeds naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – nu het bepaalde in de Regeling niet is nageleefd. Gelet op het vorenstaande is, naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, de beslissing van de directeur zodanig onredelijk en onbillijk dat er een spoedeisend belang is Zodoende zijn termen aanwezig voor toewijzing van het verzoek.

De voorzitter overweegt ten overvloede dat de directeur – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – wel een disciplinaire straf had kunnen de opleggen voor het weigeren medewerking te verlenen aan een urinecontrole.

 

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

 

 

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van J.A. van der Veen, secretaris, op 22 maart 2019.

 

 

 

 

secretaris         voorzitter

 

Naar boven