Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/2127/GV, 28 februari 2019, beroep
Uitspraakdatum:28-02-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-18/2127/GV

betreft: [klager]            datum: 28 februari 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.B.O. van Soest, namens  […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 5 november 2018 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

 

2.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De selectiefunctionaris heeft als onbevoegd orgaan een beslissing genomen op klagers verzoek. In klagers geval had de directie moeten beslissen. Het betreft thans het tweede verzoek om algemeen verlof en het eerste verzoek is door de directeur afgewezen. Het Openbaar Ministerie (OM) en de directeur adviseerden beiden positief. In artikel 17, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) is opgenomen dat de Minister beslist op het eerste verzoek om algemeen verlof  als het OM, al dan niet verplicht geraadpleegd, anders dan de directeur van mening is dat algemeen verlof niet moet worden verleend. In onderhavige zaak doet zich het geval voor genoemd in artikel 17, eerste lid, onder b van de Regeling. Echter betreft het in onderhavige zaak niet het eerste verzoek maar het tweede verzoek en daarom is het eerste lid van voornoemd artikel niet van toepassing. Niet is vereist dat een verzoek om algemeen verlof eerder moet zijn goedgekeurd en het verlof goed is verlopen. Klager heeft nooit verlof genoten daarom kan er thans geen sprake zijn van vervolgverlof. Derhalve is artikel 17, tweede lid, van de regeling in onderhavige zaak van toepassing. Het betreft het eerste verzoek waarin de directeur positief tegenover algemeen verlof staat, maar artikel 17, eerste lid, van de Regeling spreekt hier niet over. Het artikellid spreekt louter over een eerste verzoek om algemeen verlof ongeacht of dit is toegewezen of niet en wie al dan niet positief of negatief heeft geadviseerd, er zijn immers vele mogelijke smaken en hier wordt bij het lezen van het artikellid geen rekening mee gehouden. Nu het het tweede verzoek om algemeen verlof betreft en geen sprake is van vervolgverlof, is sprake van een overig geval en vermeldt artikel 17, tweede lid, van de Regeling duidelijk en ondubbelzinnig dat in alle overige gevallen de beslissing omtrent het verlenen van verlof door de directeur wordt genomen. In onderhavige zaak is dan ook louter de directeur bevoegd.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Uit de memorie van toelichting van het artikel 17, tweede lid, van de Regeling blijkt het uitgangspunt dat de beslissing omtrent algemeen verlof wordt genomen door de directeur van de inrichting waar de gedetineerde verblijft. Slechts in de gevallen genoemd in artikel 17, eerste lid, van de Regeling beslist de Minister. Het advies van het OM zal bij de behandeling van verzoeken om algemeen verlof doorgaans alleen worden gevraagd wanneer het OM door het plaatsen van een executie-indicator heeft aangegeven bij beslissingen omtrent het tijdelijk verlaten van de inrichting betrokken te willen blijven. Uit hetgeen is bepaald in artikel 17, van de regeling vloeit voort dat indien het eerste verlof niet positief is verlopen of door de Minister is afgewezen, de Minister over het volgende verlofaanvraag beslist. Klager stelt dat hij nooit verlof heeft genoten en er dan ook geen sprake kan zijn van vervolgverlof. Het betreft hier echter een volgende verlofaanvraag. De selectiefunctionaris was wel degelijk bevoegd te beslissen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag gelet op een positieve urinecontrole van 23 oktober 2018 en het reclasseringsadvies.

Het OM heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

De politie heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

 

3.         De beoordeling

Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijf jaar en vijf maanden met aftrek, wegens diefstal met geweld. Aansluitend dient hij de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke invrijheidstelling van vier maanden te ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 17 maart 2019.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Klagers eerste verlofaanvraag is afgewezen. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.

Namens klager is aangevoerd dat de bestreden beslissing onbevoegd is genomen nu niet aan de Minister de bevoegdheid toekomt om een beslissing ex artikel 17, tweede lid van de Regeling  af te geven maar deze is voorbehouden aan de directeur. De beroepscommissie is van oordeel dat artikel 2 van de Regeling weliswaar bepaalt dat de Minister beslist over verzoeken omtrent verlof in de gevallen bedoeld in de artikelen 17, eerste lid, 32 en 39 van de Regeling en dat in de overige gevallen de directeur beslist maar dat dit niet betekent dat de Minister zijn beslissingsbevoegdheid in die gevallen verliest. Uit de toelichting op artikel 2 van de Regeling blijkt dat de beslissing omtrent een verlofaanvraag zoveel mogelijk op inrichtingsniveau genomen dient te worden, maar dat ook in gevallen waarin de directeur bevoegd is om te beslissen de Minister in individuele gevallen de beslissing altijd aan zich kan houden. Ook uit de formulering van artikel 2, tweede lid, van de Regeling, alsmede artikel 17, derde lid, van de Regeling blijkt dat de directeur namens de Minister beslist. Derhalve betreft dit een van de Minister afgeleide bevoegdheid en kan niet worden geconcludeerd dat de Minister onbevoegd zou zijn om een dergelijke beslissing te nemen.

Klager heeft zich in 2016 onttrokken aan detentie en is in 2018 in Italië aangehouden. Op 23 oktober 2018 heeft klager bij de afname van een urinecontrole positief gescoord op het gebruik van drugs. Uit het reclasseringsadvies blijkt dat klagers recidiverisico als hoog wordt ingeschat en er een gerede kans is dat klager zich nogmaals zal onttrekken aan detentie. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve is de beslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a., b., c. en d. van de Regeling evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van de Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 28 februari 2019

                               

                                                                                         

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

 

Naar boven