Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/712/GA, 21 februari 2019, beroep
Uitspraakdatum:21-02-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-18/712/GA

 

betreft: [klager]            datum: 21 februari 2019

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift,  ingediend door mr. K. Bruns, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 1 juni 2018 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft het openen van geprivilegieerde post door personeel (LW-2018-102).
De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Klager heeft het beroep schriftelijk toegelicht. Er is wel sprake van een beslissing zoals bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. Personeel heeft uitvoering gegeven aan een bevoegdheid die artikel 36, tweede lid, van de Pbw en artikel 3, tweede lid, van de Regeling geprivilegieerde post gedetineerden specifiek hebben toegekend aan de directeur.

De directeur blijft bij het standpunt zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie.

 

3.         De beoordeling

Ingevolge artikel 36, tweede lid, van de Pbw is de directeur bevoegd om enveloppen of poststukken afkomstig van of bestemd voor de in artikel 37, eerste of tweede lid, van de Pbw genoemde personen of instanties (geprivilegieerde post) te openen, maar slechts in aanwezigheid van de betrokken gedetineerde. Dit is een bevoegdheid die de wet specifiek heeft toegekend aan de directeur. Het maakt vervolgens voor de vraag of sprake is van een klachtwaardige beslissing in de zin van de Pbw geen verschil of de directeur de controle op post al dan niet heeft opgedragen aan zijn personeelsleden. Evenmin maakt het voor de ontvankelijkheid verschil of de advocatenpost opzettelijk of per ongeluk is geopend.

In beide gevallen is sprake van een beslissing van de directeur als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. Gelet hierop had de beklagcommissie klager ontvankelijk moeten verklaren in zijn beklag. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagcommissie daarom vernietigen en de zaak in hoogste en laatste instantie inhoudelijk beoordelen.

Nu tussen klager en de directeur niet in geschil is dat is gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 36, tweede lid, van de Pbw, is het beklag gegrond.

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken,

komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal de tegemoetkoming vaststellen op € 5,=.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart het beklag gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 5,=.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J. Schagen MA en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. Warntjes, secretaris, op 21 februari 2019.

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven