Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 00/0871/TB, 6 november 2000, beroep
Uitspraakdatum:06-11-2000

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 00/871/TB

betreft: [...] datum: 6 november 2000

U I T S P R A A K

van de beroepscommissie uit de sectie terbeschikkingstelling van de Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing, bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (BVT), inzake het beroep, ingediend doormr. P-P.F. Tummers namens

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van:

De Minister van Justitie, verder te noemen de Minister.

B E V I N D I N G E N E N O V E R W E G I N G E N :

1. De bestreden beslissing
De Minister heeft op 2 mei 2000 beslist tot klagers plaatsing in de Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen.

2. De procedure
De beroepscommissie heeft kennis genomen van onder meer de navolgende stukken:
- het beroepschrift d.d. 9 mei 2000, ingekomen op het secretariaat d.d. 9 mei 2000;
- de schriftelijke inlichtingen en opmerkingen d.d. 28 juli 2000 van de Minister.

Klager is ter zitting van 27 september 2000 door de beroepscommissie gehoord. Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.
De Minister is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt mondeling toe te lichten, maar heeft daarvan geen gebruik gemaakt.

3. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege (tbs). Hij staat sinds 29 september 1998 op de wachtlijst voor plaatsing in een tbs-inrichting. Zijn tbsis op 29 november 1998 aangevangen. Op 7 april 2000 heeft het Dr. F.S. Meijers Instituut te Utrecht (MI) de Minister geadviseerd klager te plaatsen in de Dr. S. van Mesdagkliniek. De Minister heeft conform dit advies beslist. Deplaatsing van klager in de genoemde inrichting was ten tijde van de mondelinge behandeling van dit beroep nog niet gerealiseerd. Klager verblijft in afwachting van zijn plaatsing in het huis van bewaring paviljoen 4a „Demersluis“te Amsterdam.

4. De standpunten
4.1. Het standpunt van klager
Klager heeft bezwaar tegen de beslissing dat hij zal worden geplaatst in de Dr.S. van Mesdagkliniek. Hij heeft een voorkeur voor plaatsing in de GGzE-locatie, voorheen „De Grote Beek“ in Eindhoven, waar hij eerder geruime tijdheeft verbleven. Het moment waarop hij in een tbs-inrichting zal worden geplaatst maakt hem niet zoveel uit, de setting is in discussie. In het verzoek opname d.d. 12 juli 1999 van het MI aan de Dr. S. van Mesdagkliniek is tenaanzien van het selectiecriterium „beheers-/vluchtrisico“ aangegeven: „bovengemiddeld tot extreem“. Klager bestrijdt dat hij vluchtgevaarlijk is. Hij wil daarom naar een andere kliniek. Het incident waarop de kwalificatievluchtgevaarlijk kennelijk is gebaseerd is niet als vluchtpoging te beschouwen. Tijdens zijn verblijf in het MI ter selectie voor een tbs-inrichting heeft klager op de sportplaats in het bijzijn van de sportleraar een medebewoner -die overigens graag weg wilde - op zijn handen laten staan om die medebewoner te laten zien dat de muur te hoog was om overheen te gaan. De sportleraar had die medebewoner en klager eigenlijk tot deze activiteit uitgedaagd en stonderbij te lachen.
De Minister had het incident moeten natrekken om de beslissing beter te motiveren. In de rapportage van het MI is aangegeven dat de vluchtpoging zou zijn gedaan in februari 1998.
Die datum klopt niet, daarmee is een fout gemaakt.
Nu de grondslag ontbreekt en de tijdlijn een hiaat vertoont mag de Minister niet uitgaan van de aanwezigheid van een verhoogd vluchtrisico. Bovendien is op klagers registratie-kaart door de inrichting waar hij nu verblijftaangegeven dat hij niet vluchtgevaarlijk is.
Gewezen op de in de rapportage van het MI vermelde agressieve activiteiten merkt de raadsman op dat die incidenten niet goed zijn te praten, maar dat regelmatig een patroon van agressie voorkomt bij mensen die tbs opgelegd krijgen.

4.2. Het standpunt van de Minister
Krachtens artikel 12 BVT dient een spoedige opname in een tbs-inrichting te worden bewerkstelligd met inachtneming van de in artikel 11 BVT gestelde eisen. Hieraan is uitvoering gegeven door selectie van klager voor plaatsing in deDr. S. van Mesdagkliniek. Het plaatsingsbesluit is gegeven na toetsing door het MI van deze selectie aan de eisen van artikel 11 BVT.
Het MI heeft de Dr. S. van Mesdagkliniek bij brief van 12 juli 1999 om opname van klager verzocht. In deze brief en de rapportage d.d. 24 januari 2000 over klagers verblijf in het MI van 1 april 1999 tot 27 mei 1999 heeft het MIaangegeven dat klager wordt gediagnos-ticeerd als hebbende een zwakgeïntegreerde persoonlijkheidsstructuur en een persoonlijk-heidsstoornis met paranoïde, narcistische en anti-sociale kenmerken. Klager heeft een geringefrustratietolerantie, een gestoorde impulsregulatie en een labiele agressiehuis-houding. Daarnaast beschikt hij over een manipulatief, egocentrisch perspectief en is hij sterk geneigd te externaliseren. Hij beschikt in verstandelijkopzicht over laaggemiddelde capaciteiten. Tijdens zijn detentie heeft klager meermalen agressief gedrag jegens personeel en medegedetineerden vertoond. Dit resulteerde in diverse overplaatsingen. Hij was betrokken bij devoorbereiding van een ontsnapping waarbij gijzelneming niet zou worden geschuwd. Het risico van impulsief agressief gedrag of vluchtgedrag acht het MI dan ook aanzienlijk. Op grond van de voorgeschiedenis concludeert het MI dat ersprake is van een bovengemiddeld tot extreem beheersrisico. Daarom is er voor klagers verpleging een setting noodzakelijk die hem voldoende structuur en begeleiding kan bieden. Vanuit deze optiek is klager op 12 juli 1999 door hetMI ter opname aangeboden aan de Dr. S. van Mesdagkliniek. In december 1999 is klager in het kader van een intakegesprek bezocht door medewerkers van deze kliniek. Daaruit is naar voren gekomen dat klager geïndiceerd is voor opnameop de Very Intensive Care (VIC) afdeling. De kliniek heeft de Minister op 26 januari 2000 bericht bereid te zijn tot opname van klager.
Klagers indicatie voor de VIC-afdeling brengt met zich mee dat zijn wachttijd tot de plaatsing langer is dan van andere tbs-gestelden. Hij kan niet snel op de VIC-afdeling worden geplaatst, daar de doorstroming van de populatie opdeze afdeling lager is dan die op andere afdelingen.
In zijn reactie op het opnameverzoek d.d. 12 juli 1999 van het MI heeft klager verbolgen gereageerd op het voorstel hem in de Dr. S. van Mesdagkliniek te plaatsen.

5. De beoordeling
Bij de plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Minister, op grond van artikel 11, tweede lid, van de BVT in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Uitgangspunt van het op grond van het IBO II-rapport door de Minister geformuleerde beleid is dat alle tbs-inrichtingen geoutilleerd zijn voor iedere ter beschikking gestelde, met uitzondering van een aantal speciale categorieën, teweten, vrouwen, zwakbegaafden en extreem beheers- en vluchtgevaarlijke ter beschikking gestelden.

De beslissing tot plaatsing van klager in de Dr. S. van Mesdagkliniek is genomen overeenkomstig het daartoe strekkende plaatsingsadvies d.d. 7 april 2000 van het MI. Dit advies verwijst naar het opnameverzoek d.d. 12 juli 1999 vanhet MI aan de genoemde kliniek, waarin in zakelijke termen onder meer klagers geslacht, zijn intelligentie en de ten aanzien van hem gestelde diagnose zijn vermeld en omtrent een beheers-/vluchtrisico is aangegeven dat ditbovengemiddeld tot extreem is.

In het rapport van het MI d.d. 24 januari 2000 (op bladzijde 8) is aangegeven dat klager blijkens zijn voorgeschiedenis meermalen tot agressief gedrag is gekomen, ook ten opzichte van hulpverleners. Het rapport vermeldt (opbladzijde 7) onder meer een incident, waarbij klager een verpleegkundige in „De Grote Beek“ te Eindhoven een gebroken neus heeft geslagen. Voorts is (op bladzijde 8) aangegeven dat klager in het huis van bewaring betrokken isgebleken bij de voorbereiding van een ontsnapping, waarbij gijzelneming niet zou worden geschuwd. Het risico van impulsief gedrag - of vluchtgedrag - wordt, met name indien de behandeldruk toeneemt, aanzienlijk geacht. Ten aanzienvan de behandel-wijze van klager wordt een nader omschreven gedragstherapeutische aanpak geadviseerd.

Klager verblijft thans op paviljoen 4a van het huis van bewaring „Demersluis“ , een penitentiaire inrichting voor gedetineerden die een extreem beheersrisico vormen.

De beroepscommissie is op grond van haar onderzoek en het hiervoor overwogene van oordeel dat de bestreden beslissing niet als in strijd met de BVT en evenmin als onredelijk en onbillijk kan worden aangemerkt.
Dit geldt niet slechts ten aanzien van het gestelde vluchtgevaar, maar ook ten aanzien van klagers meermalen agressief gebleken gedrag. Aannemelijk is dat klagers aanwezigheid in een tbs-inrichting een aanzienlijk beheersrisicovormt. In dit kader dient in aanmerking te worden genomen dat de Dr. S. van Mesdagkliniek in een hogere mate van beveiliging kan voorzien dan de inrichting van klagers voorkeur, de GGzE-locatie, voorheen de „Grote Beek“, teEindhoven.

Op grond van het bovenstaande komt de beroepscommissie tot de volgende beslissing.

6. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, dr. M. Smit en mr. E.J. Hofstee, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Swart-Babbé, secretaris, op 6 november 2000.

secretaris voorzitter

Nummer: 00/871/TB

Betreft: [...], verder klager te noemen.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie uit de sectie terbeschikkingstelling van de Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing, bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden,van 27 september 2000, gehouden in de penitentiaire inrichtingen "Over-Amstel" te Amsterdam.
Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. N. Jörg.
leden: dr. M. Smit en mr. E.J. Hofstee.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. C.F. Swart-Babbé.

Gehoord is klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. P-P.F. Tummers.

Door en namens klager is - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Klager heeft bezwaar tegen de beslissing dat hij zal worden geplaatst in de Dr.S. van Mesdagkliniek. Hij heeft een voorkeur voor plaatsing in de GGzE-lokatie in Eindhoven, waar hij eerder geruime tijd heeft verbleven. Het momentwaarop hij in een tbs-inrichting zal worden geplaatst maakt hem niet zoveel uit, de setting is in discussie. In het verzoek opname d.d. 12 juli 1999 van het MI aan de Dr. S. van Mesdagkliniek is ten aanzien van het selectiecriterium„beheers-/vluchtrisico“ aangegeven: „bovengemiddeld tot extreem“. Klager bestrijdt dat hij vluchtgevaarlijk is. Hij wil daarom naar een andere kliniek. Het incident waarop de kwalificatie vluchtgevaarlijk kennelijk is gebaseerd isniet als vluchtpoging te beschouwen. Tijdens zijn verblijf in het MI ter selectie voor een tbs-inrichting heeft klager op de sportplaats in het bijzijn van de sportleraar een medebewoner - die overigens graag weg wilde - op zijnhanden laten staan om die medebewoner te laten zien dat de muur te hoog was om overheen te gaan. De sportleraar had die medebewoner en klager eigenlijk tot deze activiteit uitgedaagd en stond erbij te lachen.
De Minister had het incident moeten natrekken om de beslissing beter te motiveren. In de rapportage van het MI is aangegeven dat de vluchtpoging zou zijn gedaan in februari 1998.
Die datum klopt niet. Waarschijnlijk is daarmee een fout gemaakt.
Nu de grondslag ontbreekt en de tijdlijn een hiaat vertoont mag de Minister niet uitgaan van de aanwezigheid van een verhoogd vluchtrisico. Bovendien is op klagers registratiekaart door de inrichting waar hij nu verblijft aangegevendat hij niet vluchtgevaarlijk is.
Gewezen op de in de rapportage van het MI vermelde agressieve activiteiten merkt de raadsman op dat die incidenten niet goed zijn te praten, maar dat regelmatig een patroon van agressie voorkomt bij mensen die tbs opgelegd krijgen.

secretaris voorzitter

Naar boven