Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-432, 3 september 2018, beroep
Uitspraakdatum:03-09-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-432

betreft: [klager]            datum: 3 september 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van de locatie De Schie te Rotterdam, gericht tegen een uitspraak van 7 mei 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie De Schie, gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Klager en de directeur hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie van 13 juli 2018, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft het uitblijven van een gesprek tussen klager en de psycholoog (S-2017-000048).

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard en klager een tegemoetkoming van     € 10,= toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van de directeur en klager

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt toegelicht als onder 3. weergegeven.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

 

3.         De beoordeling

Ingevolge artikel 42, eerste lid, van de Pbw heeft een gedetineerde recht op verzorging door een aan de inrichting verbonden arts of diens vervanger. In artikel 42, derde lid, aanhef en onder a, van de Pbw is bepaald dat de directeur zorgdraagt dat de aan de inrichting verbonden arts of diens vervanger regelmatig beschikbaar is voor het houden van een spreekuur.

Klager heeft ten overstaan van de beklagrechter aangevoerd dat hij meer dan drie maanden op een gesprek met de psycholoog heeft moeten wachten en dat de verpleegkundige hem keer op keer te kennen heeft gegeven dat het nog lang zou kunnen duren voordat een gesprek zou kunnen plaatsvinden. Anders dan de beklagrechter heeft geoordeeld, is de directeur op de klacht van klager ingegaan en heeft hij de stelling van klager dat hij (ten tijde van het beklag) reeds meer dan drie maanden op de wachtlijst voor een gesprek met de psycholoog zou staan, gemotiveerd betwist. In beroep heeft de directeur andermaal toegelicht dat klager op 2 januari 2017 een verzoekbriefje heeft ingediend, waarna hij door de verpleegkundige is gesproken, die hem vervolgens naar de psycholoog heeft doorverwezen. Op 25 januari 2017 heeft een gesprek tussen klager en de psycholoog plaatsgevonden. De directeur heeft naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende aannemelijk gemaakt dat hij aan zijn zorgplicht ten aanzien van klager in het kader van artikel 42, eerste en derde lid, van de Pbw heeft voldaan. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard. Voorts zal de uitspraak van de beklagrechter worden vernietigd en het beklag alsnog ongegrond worden verklaard, waarmee de grondslag van de door de beklagrechter aan klager toegekende tegemoetkoming komt te vervallen. 

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J.G.A. van den Brand en U.P. Burke, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 3 september 2018.

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven