Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-19/986/SGA, 16 januari 2019, schorsing
Uitspraakdatum:16-01-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          : S-19/986/SGA

Betreft : [verzoeker]    datum: 16 januari 2019

 

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde p.i. van 4 januari 2019, inhoudende de weigering van verzending van drie kerstkaarten.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 4 januari 2019 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 14 januari 2019.

 

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Uit de inlichtingen van de directeur blijkt dat de directeur op grond van artikel 36,

vierde lid, van de Pbw de verzending heeft geweigerd van drie kerstkaarten gericht aan bij de p.i. onbekende adressen. Het afdelingshoofd heeft in opdracht van de directeur aan verzoeker gevraagd om aan te geven wie de geadresseerden op voormelde kaarten waren. Hierop is verzoeker in woede uitgebarsten en wilde hij het afdelingshoofd niet verder te woord staan. Verzoeker heeft in het verleden misbruik gemaakt van zijn rechten op grond van artikel 36, eerste lid, van de Pbw. Hij heeft daarbij zonder toestemming geprobeerd contact te leggen met relaties van slachtoffers en de advocaat van de slachtoffers. Gelet hierop en hierbij in aanmerking genomen dat de directeur door verzoekers weigering zelf meer duidelijkheid te geven niet heeft kunnen controleren in hoeverre belangen genoemd in artikel 36, vierde lid, van de Pbw in de weg zouden staan aan de verzending van voormelde kerstkaarten, heeft deze de bestreden beslissing genomen. 

Gelet op het voorgaande overweegt de voorzitter, voorlopig oordelend, dat de directeur de bestreden beslissing in redelijkheid kon nemen. De voorzitter overweegt verder dat op grond van artikel 58, tweede lid, onder a, van de Pbw de directeur ten aanzien van deze beslissing verzoeker onverwijld een schriftelijke mededeling had moeten uitreiken.

Het achterwege blijven van deze mededeling doet aan het voorlopig oordeel van de voorzitter niet af. De voorzitter gaat ervan uit dat de directeur, voor zover dit nog niet is gebeurd, verzoeker alsnog de vereiste schriftelijke mededeling zal overleggen. 

Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

 

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

 

Aldus gedaan door mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Warntjes, secretaris, op 16 januari 2019.

 

 

 

 

 

                       secretaris          voorzitter

 

Naar boven