Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1277/TA, 28 januari 2019, beroep
Uitspraakdatum:28-01-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:           R-18/1277/TA

betreft: [klager] datum: 28 januari 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van het hoofd van FPC Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de inrichting, gericht tegen een uitspraak van 9 juli 2018 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 7 december 2018, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting […]. Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft het niet treffen van voldoende maatregelen tegen overlast door rooklucht (PZ 2018/005). De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten

Het hoofd van de inrichting heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Aan de inspanningsverplichting van de inrichting wordt op dit gebied voldaan. Op de LFPZ wonen veel mannen die roken. Op alle kamers van de verpleegden is een luchtverversingssysteem en een Dauerlüftung aanwezig die verversing van lucht mogelijk maken wanneer de balkondeur van de kamer is gesloten. Deze twee systemen zijn echter niet opgewassen tegen bewoners die stevig roken, waardoor het van belang is dat rokende bewoners hun kamer ook dagelijks luchten door het openzetten van hun balkondeur. Daarnaast worden bewoners aangesproken door het personeel indien zij hun kamerdeur niet sluiten tijdens het roken. Dit levert echter onvoldoende resultaat op, de rokende bewoners houden hun kamerdeur veelal het liefste open. Zo krijgen zij optimaal het leven op de afdeling mee en bestrijden zij ook de negatieve associaties van een gesloten kamerdeur. De klacht van klager heeft de aandacht en de inrichting spant zich in door te zoeken naar een oplossing om de belangen van klager en andere niet-rokers te beschermen. Ondertussen is het rookbeleid opnieuw onder de aandacht gebracht en aan het personeel is gevraagd dit beleid zo goed als mogelijk te handhaven. De situatie is inmiddels verbeterd, maar nog niet optimaal. Om de overlast van roken tegen te gaan is een taskforce luchtkwaliteit opgericht waaraan klager deelneemt. In januari 2019 zal een onderzoek plaatsvinden naar de luchtkwaliteit in de inrichting. Rookoverlast is een lastig probleem waarvan de oplossing nu eenmaal tijd vergt, hiervoor is een cultuuromslag nodig. Voor de bewoners is roken vaak het enige wat zij hebben, het gaat om hun kwaliteit van leven. Mede gelet op de krappe personeelsbezetting levert de handhaving van het rookbeleid een spanningsveld op. Volledig toezicht is niet mogelijk. Het optreden tegen de overlast van roken gaat niet zo ver als bij geluidsoverlast. Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Het nieuwe rookbeleid is in mei 2017 ingegaan. De eerste maanden werd het rookbeleid goed nageleefd, na verloop van tijd werd het minder. De regels hoeven blijkbaar niet steeds te worden nageleefd. Klager meent dat sprake is van tegenstrijdige regels. Bij geluidsoverlast wordt wel opgetreden, bij rookoverlast niet. Ook het personeel houdt zich niet aan de regels. Zij roken op de kamers van de bewoners, terwijl dat niet mag. Klager noemt als voorbeeld dat hij in de woonkamer aan het eten was terwijl het personeel op het balkon van een kamer aan het roken was. De deur was open waardoor de rook naar binnen ging. Er is sprake van veel rook op de gangen nu daar niet wordt afgezogen en in de woonkamer. De inrichting is al vanaf mei 2017 bezig met het rookbeleid. Wat betreft het handhaven heeft het personeel zelf aangegeven geen politieagent te zijn. Klager heeft fysiek ook echt last van de rook.

3.         De beoordeling

Gelet op artikel 10, eerste lid, onder a van de Tabaks- en rookwarenwet en artikel 6.2, eerste lid, onder a van het Tabaks- en rookwarenbesluit is de inrichting verplicht een rookverbod in te stellen, aan te duiden en te handhaven, behalve in de ruimten waar geen inbreuk mag worden gemaakt op de persoonlijke levenssfeer. In artikel 8.4.6 van de huisregels van de inrichting is het volgende bepaald:

“Op grond van de Tabakswet heeft de kliniek een rookverbod ingesteld voor alle ruimtes. Alleen in uw eigen verblijfskamer mag door u worden gerookt alsmede in daarvoor aangewezen rookruimtes. Dit geldt ook voor de elektronische sigaret”. Met ingang van mei 2017 is het volgende aan de afdelingsregels van de LFPZ Zeeland toegevoegd:

“15. Roken

Roken is schadelijk voor de gezondheid van u en de mensen in uw omgeving. De Pompestichting zet zich actief in voor het bevorderen van de gezondheid van zowel haar medewerkers als van haar patiënten/bewoners (LFPZ|). Het is toegestaan dat u op uw eigen kamer rookt. Om de overlast van rook voor uw medebewoners (en medewerkers) zoveel mogelijk te beperken rookt u met een gesloten kamerdeur. Omdat u echter ook door stafleden of andere medewerkers op uw kamer bezocht wordt, kunnen door uw rookgedrag problemen ontstaan. Want medewerkers hebben immers recht op een rookvrije omgeving. Daarom wordt van u het volgende verwacht als u een afspraak met een medewerker op uw kamer heeft:
- een uur voor de afspraak rookt u niet meer op uw kamer
- u lucht uw kamer door de balkondeur open te zetten (…)”.

Klager stelt overlast van tabaksrook te hebben, doordat in weerwil van bovengenoemde afspraken medeverpleegden met een open deur roken. Klager verwijt de inrichting hiertegen niet handhavend op te treden. Betrokkenen worden slechts gewezen op de gemaakte afspraken.

Zoals in RSJ 20 december 2016, 16/3295/TA overwogen, stelt de beroepscommissie voorop dat zij niet bevoegd is te bepalen dat in de inrichting een algeheel rookverbod of een ander rookbeleid dan het huidige moet worden ingesteld. Die bevoegdheid ligt bij het hoofd van de inrichting. Voorts heeft de beroepscommissie niet de middelen tot haar beschikking om te kunnen beoordelen of het in de inrichting geldende rookbeleid voldoet aan de regels en eisen neergelegd in de Tabaks- en rookwarenwet en de daaruit voortvloeiende regelgeving. De bevoegdheid om toe te zien op de naleving van voornoemde wet- en regelgeving ligt primair bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit en die autoriteit heeft de geëigende middelen ter beschikking om het vorenstaande te kunnen beoordelen. In beroep staat ter beoordeling de vraag of het hoofd van de inrichting in redelijkheid voldoende maatregelen heeft genomen om de overlast die klager ondervond, te voorkomen. De beroepscommissie overweegt hieromtrent het volgende. De beroepscommissie stelt vast dat de inrichting ter uitvoering van het beleid een aantal technische voorzieningen heeft getroffen teneinde rookoverlast zoveel mogelijk te voorkomen. Het hoofd van de inrichting verwijst naar het op alle kamers aanwezige luchtverversingssysteem en Dauerlüftung die verversing van lucht mogelijk maken wanneer de balkondeur van de kamer is gesloten. Ook stelt de beroepscommissie vast dat in de huis- en afdelingsregels voorschriften zijn opgenomen, die de overlast kunnen verminderen of voorkomen. Echter, zonder effectieve handhaving kan naar het oordeel van de beroepscommissie geen sprake zijn van een effectief rookbeleid. Uit de stukken en het besprokene ter zitting van de beroepscommissie is gebleken dat het hoofd van de inrichting geen andere (orde)maatregelen wil overwegen dan het aanspreken van de verpleegden indien zij in strijd met de huis- en afdelingsregels tijdens het roken de kamerdeur openhouden. Wat er ook zij van het hiervoor door het hoofd van de inrichting gehanteerde argument dat voor veel verpleegden het roken een belangrijk onderdeel van hun kwaliteit van leven vormt, de strekking van de wet- en regelgeving rondom het (anti)rookbeleid is het tegengaan van de hinder voor hen die niet roken. Klager stelt van de rook hinder te ondervinden en mag vanwege zijn afhankelijke positie verwachten dat de inrichting voldoende maatregelen neemt om de overlast te voorkomen. In het bijzonder is onvoldoende gebleken dat -en de wijze waarop- inspanningen zijn verricht om tot adequate handhaving van het rookbeleid te komen. Het beroep van het hoofd van de inrichting zal daarom ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. M.J.H. van den Hombergh, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 28 januari 2019

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven