Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-664, 7 november 2018, schorsing
Uitspraakdatum:07-11-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          : S-664

Betreft : [verzoeker]    datum: 7 november 2018

 

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in het Justitieel Complex Zaanstad.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 1 november 2018, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel gedurende tien dagen, ingaand op 1 november 2018 om 12.00 uur en eindigend op 11 november 2018 om 12.00 uur, wegens het aantreffen van een smartphone en een oplader op de cel van verzoeker.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 2 november 2018 van mr. N. Hendriksen alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 6 november 2018.

 

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Uit de inlichtingen van de directeur, waaronder het schriftelijke verslag van 1 november 2018, blijkt dat in verzoekers cel een smartphone en een oplader zijn aangetroffen en dat verzoeker heeft toegegeven dat  de telefoon van hem was.

Om te onderzoeken of verzoeker gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheden van de smartphone tot het maken van video’s, foto’s en geluidsopnames en de verspreiding daarvan buiten de inrichting, is verzoeker de toegangscode van de smartphone gevraagd. Verzoeker heeft geweigerd deze code te geven. De directeur heeft in deze weigering een reden gezien om ten nadele van verzoeker af te wijken van de landelijk geldende Sanctiekaart, omdat hierdoor niet kan worden uitgesloten dat verzoeker met gebruikmaking van de technologische mogelijkheden van de smartphone de veiligheid en privacy binnen de inrichting in het algemeen, en in het bijzonder voor personeel en medegedetineerden in gevaar heeft gebracht.

Gelet op het voorgaande zijn geen termen aanwezig voor toewijzing van het verzoek, nu niet op voorhand kan worden gesteld dat de beslissing van de directeur onredelijk of onbillijk moet worden geacht. De voorzitter heeft daarbij in aanmerking genomen dat de directeur in de beschikking heeft gemotiveerd waarom ten nadele van verzoeker van de sanctiekaart is afgeweken. 

Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

 

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

 

Aldus gedaan door mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Warntjes, secretaris, op 7 november 2018.

 

 

                       secretaris          voorzitter

 

Naar boven