Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1700/GA, 19 december 2018, beroep
Uitspraakdatum:19-12-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-18/1700/GA

betreft: [klager]            datum: 19 december 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.J. van Galen, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 30 augustus 2018 van de beklagcommissie bij de locatie Hoogvliet, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur van bovengenoemde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft:

a. de omstandigheid dat klager, nadat hij zich had onttrokken aan de detentie en in de inrichting was teruggekeerd, niet direct zijn vogel heeft teruggekregen en zijn vogelproducten is kwijtgeraakt (Ho-2018-000191);

b. de omstandigheid dat klager door toedoen van de inrichting zijn cd’s en spelletjes is kwijtgeraakt als gevolg waarvan klager schade heeft geleden (Ho-2018-000192);

c. de omstandigheid dat klager niet in de gelegenheid wordt gesteld met zijn vader via skype contact te onderhouden, terwijl dat in andere inrichtingen wel mogelijk is (Ho-2018-000234); en

d. betreft een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie (Ho-2018-000235). De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.

Klacht a: Hoewel klager bij terugkomst in de inrichting direct heeft gevraagd om zijn vogel, heeft een medegedetineerde deze vogel voor de duur van zes weken in zijn bezit gehad. Klager heeft zich slechts twee dagen onttrokken aan zijn detentie. Ondanks dat klager altijd goed voor de vogel heeft gezorgd, is zijn cel ontruimd. Klager heeft nooit aangegeven afstand van de vogel te willen doen. Het is onbegrijpelijk dat de directeur aangeeft dat klager geen verantwoordelijkheid heeft getoond en daarom een motivatiebrief moest schrijven alvorens de vogel terug te krijgen. Het is tevens onredelijk dat klager de spullen, die hij voor de verzorging van de vogel heeft aangeschaft, niet heeft teruggekregen. Indien de vogel direct na klagers terugkomst in de inrichting aan hem was gegeven, hadden deze spullen ook aan klager geretourneerd kunnen worden.

Klacht b: Klagers eigendommen zijn aan medegedetineerden weggegeven of anderszins door toedoen van de inrichting verdwenen. Aangezien klager slechts twee dagen niet in de inrichting verbleef, had het in de rede gelegen klagers spullen bij het BAD (binnenkomst afdeling delinquenten) op te slaan. De beklagcommissie heeft overwogen dat het ontruimingsverslag niet nauwkeurig is. Het is aannemelijk dat tijdens de ontruiming fouten zijn gemaakt en dat medegedetineerden gelegenheid hebben gehad klagers eigendommen te bemachtigen. Klager heeft niet al zijn eigendommen teruggekregen. De inrichting heeft dan ook onbehoorlijk en onrechtmatig gehandeld.

Klacht c: Op grond van artikel 24, onder l, van de European Prison Rules en de toelichting op dat artikel dient de inrichting zich in te spannen klager in de gelegenheid te stellen via skype contact met zijn vader te kunnen onderhouden. Nu het mogelijk is dat klagers vader binnen afzienbare tijd sterft, dient de inrichting een uitzondering te maken. Het feit dat de inrichting doorgaans gebruik maakt van FaceTime, maakt dat niet anders. Aangezien inrichtingspersoneel over tablets en smartphones beschikken, is skype contact gemakkelijk te realiseren. De directeur en de beklagcommissie hebben onvoldoende gemotiveerd waarom deze mogelijkheid niet kan worden geboden. Ook dient meer gewicht te worden toegekend aan klagers belang om zijn ernstig zieke vader te spreken.

Klacht d: De uitlatingen die klager heeft gedaan kunnen de opgelegde disciplinaire straf niet rechtvaardigen, daar de uitlatingen onvoldoende feitelijk en duidelijk zijn om te kunnen stellen dat sprake is van bedreiging. Op grond van de ‘Sanctiekaart 2016 landelijk’ wordt verbale agressie gesanctioneerd met een corrigerend gesprek, een waarschuwing en/of een disciplinaire straf van maximaal drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel. Niet is gebleken dat met klager over dit incident is gesproken dan wel dat hij een waarschuwing heeft gekregen. Gelet op de uitlating die klager heeft gedaan kon worden volstaan met een gesprek, een waarschuwing of met een disciplinaire straf voor de duur van minder dan drie dagen. Klager is derhalve buitenproportioneel gestraft.

Verzocht wordt een tegemoetkoming toe te kennen. De directeur heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Op grond van paragraaf 4.5.1 van de huisregels van de locatie Hoogvliet kan de directeur bepalen dat in het belang van de orde en veiligheid van de inrichting voorwerpen van cel moeten. Klager heeft zich onttrokken aan de detentie en heeft zijn vogel achtergelaten. Vanaf het moment dat klager in de inrichting terugkeerde, heeft hij om zijn vogel verzocht. Klager heeft geen instructie op zijn cel achtergelaten dan wel aan een medegedetineerde gevraagd de zorg van de vogel op zich te nemen. Door dusdanig te handelen, heeft klager geen verantwoordelijkheid voor het welzijn van zijn vogel genomen. Het was daarom vanzelfsprekend dat klager door middel van een motivatiebrief moest aantonen dat hij de verantwoordelijkheid van de verzorging van de vogel kan dragen. Indien klager dat niet had gedaan, was de directeur genoodzaakt de vogel uit te voeren.

3.         De beoordeling

Door en namens klager wordt verzocht in de gelegenheid te worden gesteld het beroep nader mondeling toe te lichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, nu zij zich op basis van de stukken voldoende ingelicht acht om op het beroep te beslissen. Klachten a en c: Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard. Klacht b: Paragraaf 4.5.1 van de huisregels van de locatie Hoogvliet bepaalt – voor zover relevant – het volgende. De directeur kan bepalen dat in het belang van de orde en veiligheid van de inrichting voorwerpen uit de cel worden verwijderd. De gedetineerde is verantwoordelijk voor de voorwerpen die zich in zijn verblijfsruimte bevinden. Goederen die na vertrek uit de inrichting worden achtergelaten worden na zes maanden vernietigd. In geval van vermissing van een voorwerp dat een gedetineerde met toestemming van de directeur in zijn verblijfsruimte heeft dan wel bij zich draagt, is de directeur tot een maximaal geldbedrag van € 500,= aansprakelijk, indien dit het gevolg is van handelen of nalatigheid van het inrichtingspersoneel. De directeur is niet aansprakelijk indien de vermissing het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de gedetineerde. Klager stelt dat bij de ontruiming van zijn cel persoonlijke eigendommen door toedoen van de inrichting zijn kwijtgeraakt dan wel aan medegedetineerden zijn weggegeven. De directeur heeft ter zitting van de beklagcommissie te kennen gegeven dat klagers invoer bij het BAD is aangeboden en dat klagers eigendommen aldaar zijn opgeslagen, zich in de fouillering bevinden of inmiddels aan klager zijn uitgereikt. Nog daargelaten het feit dat klager niet, althans onvoldoende, heeft onderbouwd welke goederen zijn vermist, is niet gebleken dat klagers eigendommen zijn vernietigd of aan medegedetineerden zijn gegeven. Tegen deze achtergrond kan niet worden gesteld dat de directeur voor de (vermeende) vermissing van de betreffende goederen verantwoordelijk kan worden gehouden. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd. Klacht d: Blijkens de ‘Sanctiekaart 2016 landelijk’ wordt verbale agressie gesanctioneerd met een disciplinaire straf van maximaal drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel. Uit het schriftelijk verslag en de schriftelijke mededeling van de disciplinaire straf volgt dat klager na een discussie met een verpleegkundige scheldend is weggelopen en zich verbaal agressief jegens de verpleegkundige heeft opgesteld. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de directeur, mede gelet op het bepaalde in de ‘Sanctiekaart 2016 landelijk’, in redelijkheid kunnen beslissen tot de opgelegde disciplinaire straf. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ter zake van de klachten a. en c. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

De beroepscommissie verklaart het beroep ter zake van de klachten b. en d. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. A. van Holten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van M.G. Bikker, secretaris, op 19 december 2018.

 

                                                

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven