Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/746/TA, 14 januari 2019, beroep
Uitspraakdatum:14-01-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-18/746/TA

Betreft:            [klager]                                                                                  datum: 14 januari 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, eerste lid, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.J. de Groot, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 18 juni 2018 genomen beslissing van het hoofd van FPC Oostvaarderskliniek te Almere, verder te noemen de inrichting, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager, zijn raadsvrouw en het hoofd van de inrichting zijn uitgenodigd om ter zitting van de beroepscommissie van 24 oktober 2018 hun standpunt toe te lichten. Na toewijzing van klagers aanhoudingsverzoek zijn partijen vervolgens uitgenodigd ter zitting van de beroepscommissie van 21 november 2018 hun standpunt toe te lichten. Omdat klager vanwege zijn geestelijke toestand niet in staat was af te reizen naar de zitting, is een namens klager gedaan aanhoudingsverzoek opnieuw toegewezen. Op 24 december 2018 zijn klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. B.J. de Groot, en namens het hoofd van de inrichting, […], psychiater, en […], jurist, gehoord door de voorzitter van de beroepscommissie in FPC Oostvaarderskliniek. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

Het beroep betreft de beslissing van het hoofd van de inrichting van 18 juni 2018, inhoudende dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 16b, aanhef en onder a, van de Bvt (verder: a dwangbehandeling) voor de duur van drie maanden.

2.         De standpunten

Door en namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven –toegelicht. Niet is gebleken dat dwangmedicatie volstrekt noodzakelijk is om het gevaar voor agressie af te wenden. Gerefereerd wordt aan agressieve incidenten uit het verre verleden, daterend van april 2016 en van februari 2017. Uit de bijlage First opinion a dwangbehandeling blijkt dat men klager dwangmedicatie wil geven omdat dit minder kans geeft op agressieve incidenten. Klager leest dit als ‘voorkomen is beter dan genezen’. Uit het verslag van de Second opinion blijkt dat klager overkomt als een rustige man. Klager wil graag therapie in plaats van medicatie. Hij zou bijvoorbeeld graag muziektherapie of creatieve therapie willen volgen.

Inmiddels is de beslissing tot dwangmedicatie al meerdere keren verlengd. Klager wordt er moedeloos van. Hij vormt geen gevaar en heeft geen antipsychotica nodig. Rustgevende medicatie is voldoende. Zijn gedachten zijn complex en voor anderen moeilijk te begrijpen. Hij spreekt bijvoorbeeld over het heelal, over de geschiedenis en over ruimtereizen. Momenteel krijgt hij zijn medicatie niet meer toegediend via een depot, maar via drankjes en pillen. Klager denkt dat de inrichting hem wil vermoorden met medicatie. Na inname van de medicatie voelt klager zich duizelig; alsof hij gaat vallen. Dit gevoel houdt aan. Ook beïnvloedt de medicatie zijn motoriek. Klager is bijna de gehele dag onder invloed. Hij wil zelf de keuze kunnen maken om medicatie in te nemen. Door de dwangmedicatie en separaties wordt klager vanzelf gefrustreerd. Als hij vertrouwen had gekregen, had dit niet allemaal hoeven gebeuren. Ook is het op deze manier lastig om aan te tonen dat hij geen gevaar vormt. Namens het hoofd van de inrichting is de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.

Klager verblijft vanaf mei 2018 in FPC Oostvaarderskliniek. In de vorige inrichting van verblijf, het penitentiair psychiatrisch centrum (PPC) van Justitieel Complex Zaanstad, was ook sprake van dwangbehandeling met antipsychotica. Klager is bekend met schizofrenie. Het risico wordt met name bepaald door de psychotische symptomen, het cannabisgebruik, de antisociale persoonlijkheidskenmerken en de vele eerder door hem gepleegde mishandelingen. Klager verbleef eerder op speciale afdelingen voor patiënten die niet meer in de GGz terechtkunnen. Er is een lange weg te gaan, waarbij de instelling van medicatie geoptimaliseerd moet worden, hij abstinent van cannabis moet blijven en hij meer ziektebesef en inzicht in zijn psychosen en agressie moet leren krijgen. Klager wordt als gevaarlijk bestempeld, omdat hij plotseling zeer agressief kan worden, waarbij mensen levensgevaarlijk gewond kunnen raken. Deze agressie wordt niet altijd op tijd herkend. Ook is er een toename in de ernst van de agressie. In het PPC van Justitieel Complex Zaanstad heeft klager driemaal een medegedetineerde verwond, op meerdere momenten in 2017. Hij heeft op verschillende afdelingen een medegedetineerde plotseling hard geslagen. Ook heeft hij brandgesticht door post van zijn advocaat te verbranden. Hij was oninvoelbaar en zijn gedrag werd omschreven als vreemd en bizar. Ter zake van het laatste geweldsincident is hij veroordeeld voor poging tot zware mishandeling en is aan hem tbs met dwangverpleging opgelegd. Na binnenkomst in de inrichting is klager op een reguliere afdeling voor patiënten met psychotische stoornissen geplaatst. Ondanks dat sprake was van een depot olanzapine, reageerde klager snel geagiteerd en had hij sterk achterdochtige gedachten.

Klager is vervolgens overgeplaatst naar de intensieve begeleidingsafdeling. Ook daar liet klager een geprikkeld beeld zien en weigerde hij nog langer medicatie in te nemen. Zonder antipsychotica neemt de kans op agressie naar anderen snel toe. Gelet op de eerdere agressieve incidenten op alle beveiligingsniveaus tijdens psychotische decompensaties en klagers weigering medicatie in te nemen, werd het noodzakelijk geacht een dwangtraject te starten. In de loop van juli /augustus 2018 is overgestapt van olanzapine naar clozapine, omdat olanzapine onvoldoende effect had bij klager. Het blijkt echter heel lastig om klager in te stellen op de juiste dosis clozapine. Een hoogtherapeutische clozapinespiegel binnen de normaalwaarden werkt onvoldoende bij klager. Een tijd lang ging het goed met klager, maar toen was sprake van bloedspiegels ver boven de normale waarde (1400 µg/l). Klagers psychiater heeft daarom een clozapine-expert geraadpleegd die aangaf dat er kennelijk mensen zijn die alleen bij een heel hoge spiegel worden beïnvloed door de medicatie. Op dit moment wordt weer gekeken hoe klager reageert indien sprake is van een normale clozapinespiegel. Er wordt nog maar weinig effect van de medicatie gezien. Een aantal keren is klager gedesepereerd en is geprobeerd hem te laten terugkeren naar de afdeling, maar dit ging steeds na korte tijd weer mis. Klager heeft recent nog, op 14 december 2018, een sociotherapeut aangevallen. Ook in augustus, september en oktober 2018 is klager agressief geweest richting personeel. In augustus 2018 bijvoorbeeld gebeurde dit omdat de desbetreffende sociotherapeut volgens klager een slechte ziel had en in december 2018 viel klager een sociotherapeut aan omdat hij dacht dat hij vrouwen seksueel misbruikte. Klager is niet in te schatten en hij valt uit het niets aan. Klager problematiek is heel ingewikkeld voor de inrichting. De bedoeling is dat klager zodanig wordt ingesteld op medicatie dat het mogelijk wordt met hem aan behandeldoelen te werken. Het perspectief is echter ongunstig. Mocht medicatie onvoldoende werken, dan is de volgende stap, als ultimum remedium, wellicht elektroshocktherapie.

3.         De beoordeling

Op grond van artikel 16c in verbinding met artikel 16b, onder a, Bvt kan het hoofd van de inrichting beslissen tot het toepassen van a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat zonder die behandeling het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens de verpleegde doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. De a-dwangbehandeling is er vooral op gericht te voorkomen dat een verpleegde langdurig in een inrichting moet verblijven. Er behoeft geen sprake te zijn van (dreigend) onmiddellijk gevaar zoals bij de overige vormen van dwangbehandeling als bedoeld in artikel 26 Bvt en artikel 16b, onder b, Bvt. Het hoofd van de inrichting heeft de beslissing tot toepassing van a-dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater en van een psychiater die niet bij klagers behandeling betrokken is, maar klager kort daarvoor heeft onderzocht. Het hoofd van de inrichting heeft de verklaringen van de twee psychiaters overgelegd. Die verklaringen voldoen aan de vereisten die zijn neergelegd in artikel 16c, tweede lid, Bvt. Voorts heeft het hoofd van de inrichting een uittreksel uit het behandelingsplan overgelegd, waarin de mogelijkheid tot toepassing van a-dwangbehandeling is vermeld. Uit de stukken en wat tijdens de behandeling van de zaak is besproken komt naar voren dat behandelaars bij klager schizofrenie hebben vastgesteld en dat aan klager tbs met verpleging is opgelegd, omdat hij in een beveiligde instelling een medepatiënt ernstig had mishandeld. Na zijn plaatsing in het PPC van Justitieel Complex Zaanstad heeft klager verschillende keren medepatiënten en personeel aangevallen. Na zijn opname in FPC Oostvaarderskliniek reageerde klager snel geagiteerd en achterdochtig en werd hij op een afdeling voor intensieve zorg geplaatst. Klager weigerde vervolgens vrijwillig zijn medicatie in te nemen. Gelet op klagers voorgeschiedenis en de verklaringen van de psychiaters over klagers stoornis en zijn daaruit voortvloeiende gedrag en opstelling tegenover medepatiënten en personeel, kon naar het oordeel van de beroepscommissie in redelijkheid de inschatting worden gemaakt dat er bij het laten voortduren van de situatie een reëel gevaar bestond dat klager vanuit achterdocht agressief zou worden naar anderen en het niet mogelijk zou zijn om aan behandeldoelen te werken. De beroepscommissie acht bovendien aannemelijk geworden dat er geen minder bezwarende middelen waren dan dwangbehandeling, in aanmerking genomen dat klager op verschillende beveiligingsniveaus zich verscheidene keren zeer plotseling agressief heeft gedragen naar medepatiënten en personeel. Daarmee is naar het oordeel van de beroepscommissie sprake van gevaar voor de gezondheid of veiligheid van anderen. Onder deze omstandigheden is naar het oordeel van de beroepscommissie aannemelijk dat zonder een medicamenteuze behandeling het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens klager doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen en dat dan niet of nauwelijks aan behandeldoelen kan worden gewerkt en een langdurig verblijf in de inrichting dreigt. Gelet op de informatie uit de verklaringen van de psychiaters en het behandelingsplan is de beroepscommissie van oordeel dat de a dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond. Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, mr. M.J.H. van den Hombergh en mr. drs. J.P. Meesters, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 14 januari 2019.

 

                                                         

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven