Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1708/GV, 4 december 2018, beroep
Uitspraakdatum:04-12-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-18/1708/GV

betreft: [klager]            datum: 4 december 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.A. Blok, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 24 september 2018 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.


1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.


2.         De standpunten

Door en namens klager is het beroep als volgt – samengevat – toegelicht.

Door middel van verlofverlening kan klager zich op zijn toekomst voorbereiden. In De Woenselse Poort heeft klager twee behandelingen positief afgerond en heeft zich daarnaast in de inrichting bereid getoond aan alle activiteiten en cursussen deel te nemen. Bovendien heeft klager meerdere onbegeleide verloven genoten, welke goed zijn verlopen. De bestreden beslissing berust niet op goede gronden, nu klagers verlofaanvraag op grond van oude feiten is afgewezen. Deze feiten zijn gedateerd en kunnen daarom niet aan de beslissing op klagers verlofaanvraag ten grondslag worden gelegd. Klagers positieve gedrag dient in de belangenafweging meegenomen te worden. Klager ziet deze belangenafweging niet, althans ziet deze onvoldoende in de beslissing naar voren komen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt – samengevat – toegelicht.

Niet is gebleken dat klager twee behandelingen in De Woenselse Poort positief heeft afgerond. Uit de ontslagbrief van de psychiater en psycholoog die aldaar werkzaam zijn, volgt dat is besloten direct met onbegeleid verlof te starten in verband met jegens klager geuite ernstige bedreigingen. Er is weinig zicht op de inhoud van deze verloven, omdat klager zich hierover niet wil uitlaten. Naast het ontbreken van enige behandelmotivatie is de verwachting dat klager niet meer openheid zal geven. Het algemeen belang bij de orde, rust en veiligheid in de samenleving prevaleert boven het belang van klager om zich voor te bereiden op zijn toekomst. Hierbij is doorslaggevende betekenis toegekend aan het door de reclassering als hoog ingeschatte recidiverisico en klagers bagatelliserende houding ten opzichte van de geïndiceerde behandeling van zijn agressie gerelateerde problematiek. De bestreden beslissing kan niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De reclassering heeft bij rapport van 20 september 2018 geadviseerd over de voorwaardelijke invrijheidstelling van klager. Daarin wordt het recidiverisico en het risico op het zich onttrekken aan voorwaarden als hoog ingeschat. Het risico op letselschade wordt als gemiddeld ingeschat.

De vrijhedencommissie heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. De in het advies van de officier van justitie genoemde omstandigheden behelzen zaken die in 2016 en 2017 hebben plaatsgevonden. Nadien heeft klager aan een behandeling meegewerkt. Tijdens zijn verblijf in de kliniek De Woenselse Poort heeft klager veel vrijheden genoten en heeft hij zich aan afspraken gehouden. Zijn inzet bij de arbeid zal door middel van een mentorgesprek verbeterd moeten worden.

De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Rotterdam heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Tijdens klagers verblijf in De Woenselse Poort heeft hij zich niet willen uitlaten over hoe hij onbegeleide verloven heeft doorgebracht en heeft hij dreigementen geuit. Klager heeft in het verleden laten zien niet met vrijheden om te kunnen gaan en heeft veelvuldig het vertrouwen beschaamd. Vanuit het oogpunt van het voorkomen van recidive en beveiliging van de maatschappij acht de officier van justitie het niet verantwoord dat klager algemeen verlof geniet, dan wel aan een penitentiair programma deelneemt.

De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.


3.         De beoordeling

Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaren met aftrek, wegens (gekwalificeerde) diefstal en (poging tot) diefstal met geweld. Aansluitend dient hij in het kader van de wet Terwee 28 dagen gevangenisstraf en eventueel een subsidiaire hechtenis van in totaal acht dagen te ondergaan. De (voorlopige) einddatum van klagers detentie is bepaald op 4 januari 2019.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.

Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.

In het kader van artikel 43, derde lid, van de Pbw is klager van 27 december 2017 tot 25 juli 2018 in de forensische kliniek De Woenselse Poort opgenomen. In een ontslagbrief van 25 juli 2018 van deze kliniek komt naar voren dat de behandelmogelijkheden binnen de klinische setting zijn uitgeput en dat een klinische opname als contra-geïndiceerd wordt gekwalificeerd. Hoewel met klager is gesproken over zijn criminele sociale netwerk wenst klager hiervan geen afstand te doen.

Verder is in voornoemde ontslagbrief vermeld dat klager wat betreft de invulling van zijn onbegeleide verloven geen openheid van zaken wil geven en dat hij bedreigingen jegens zijn behandelaars heeft geuit. Klagers klinische verblijf is vanwege het voorgaande met onmiddellijke ingang beëindigd.

Voorts volgt uit het reclasseringsadvies van 20 september 2018 dat het recidiverisico en het risico op het zich onttrekken aan voorwaarden als hoog wordt ingeschat. Het risico op letselschade wordt als gemiddeld ingeschat. Het door de reclassering ingeschatte recidiverisico is onder meer gebaseerd op de problemen die klager op het gebied van psychosociaal functioneren, de geschiedenis van antisociale gedragingen, financiën en drugsgebruik ondervindt. Vanwege klagers gebrekkige zelfinzicht kan een ambivalente houding ontstaan ten aanzien van behandeling en begeleiding.

De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze, ondanks het positieve advies van de vrijhedencommissie, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen.

Derhalve kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.


4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 


Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van M.G. Bikker, secretaris, op 4 december 2018.


 


 


 

            secretaris         voorzitter


 

Naar boven