Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/662/TB, 14 december 2018, beroep
Uitspraakdatum:14-12-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:           R-18/662/TB

betreft: [klager] datum: 14 december 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.R. Ytsma, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een beslissing van 11 mei 2018 van de minister voor Rechtsbescherming, verder te noemen de minister, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 november 2018, gehouden in Justitieel Complex Zaanstad, zijn klagers raadsman mr. A.R. Ytsma en namens de minister, […], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Justitie en Veiligheid, gehoord. 

Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was gezorgd, heeft klager daarvan geen gebruik gemaakt.

Als toehoorder was aanwezig […], werkzaam bij de Raad.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De minister heeft beslist klager na herbeoordeling te plaatsen in een longstayvoorziening van FPC Pompestichting (hierna de Pompestichting), welke beslissing de voortzetting van klagers verblijf in genoemde longstayvoorziening inhoudt.

2.         De feiten

Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 25 september 1998 veroordeeld tot 5 jaar gevangenisstraf en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager heeft na afloop van de gevangenisstraf in verschillende inrichtingen verbleven. Op 4 november 2005 is klager geplaatst in de longstayvoorziening van FPC Veldzicht. Op 29 december 2009 is klager geplaatst in de longstayvoorziening van de Pompestichting. Bij beslissingen van 29 december 2009, 19 september 2011 en 11 december 2014 is beslist tot voortzetting van klagers verblijf in de longstayvoorziening van de Pompestichting. Op 1 december 2017 is beslist tot plaatsing van klager ter observatie met ingang van 4 december 2017 in FPC Van der Hoeven Kliniek (hierna Van der Hoeven Kliniek).

Het hoofd van de Pompestichting heeft op 29 maart 2017 aangegeven geen mogelijkheden voor behandeling te zien en geadviseerd om klagers verblijf in de longstayvoorziening te continueren. De Landelijke Adviescommissie Plaatsing Longstay Forensische Zorg (LAP) heeft op 16 april 2018 geadviseerd de longstaystatus voort te zetten, onder de voorwaarde dat over een jaar (een tussentijdse) herbeoordeling plaatsvindt. Daarna heeft de minister de bestreden beslissing genomen. 

3.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.

De psychiater die klager heeft onderzocht in het kader van de hertoetsing longstay (de heer M.) is van mening dat klager niet het beveiligingsniveau van een FPC nodig heeft. Hij vond dat begeleid verlof overwogen moest worden. Plaatsing in de Pelmolen van de Van der Hoeven Kliniek klonk de psychiater als muziek in de oren en zou het proberen waard zijn. Klager verwijst daartoe naar het proces-verbaal van de verlengingszitting. Gelet hierop en gelet op de verklaringen van de overige deskundigen zou opheffing van de longstaystatus overwogen moeten worden. Dit past ook binnen het Beleidskader Longstay Forensische Zorg van 1 januari 2009: als er in de loop van de tijd nieuwe behandelmogelijkheden zijn, dienen die beproefd te worden. De Pelmolen is daar een goed voorbeeld van. Uit de zorgconferentie kwam ook naar voren dat klager het beveiligingsniveau van een longstayvoorziening niet nodig heeft, maar dat beveiligingsniveau 3 afdoende is.

Klager zou naar de locatie Zeeland van de Pompestichting worden overgeplaatst, maar dit ging niet door in verband met een medepatiënt die daar verbleef en klager beschuldigde van verkrachting. Klager heeft onlangs gehoord dat hij toch naar Zeeland wordt overgeplaatst en dat een verlofmachtiging is afgegeven. Klager is van mening dat hij de verlofmachtiging kan meenemen naar de Pelmolen of een andere longcarevoorziening. Hij wil graag dat er weer beweging in zijn traject komt.

Voor zover namens de minister is aangevoerd dat klager zich niet aan afspraken zou houden, voert klager aan dat de inrichting zich ook niet aan afspraken houdt. Maanden geleden tijdens de zorgconferentie is afgesproken dat er een neuropsychologisch onderzoek zou worden uitgevoerd, maar dit is nog altijd niet gebeurd.

Namens de minister is inzake het beroep het volgende standpunt – zakelijk weergegeven – naar voren gebracht.

In het kader van de driejaarlijkse herbeoordeling gaf het hoofd van de Pompestichting op 29 maart 2017 aan dat klagers behandelbaarheid nog steeds als beperkt wordt ingeschat. Klager is daarom aangeboden voor een observatieplaatsing zodat ook externe professionals de behandelbaarheid konden onderzoeken. De Pompestichting gaf aan dat opheffing van de longstaystatus niet aan de orde is voordat informatie uit de observatieplaatsing, het neurologisch onderzoek en de delictanalyse bekend zijn.  Uitkomst van de observatieplaatsing in de Van der Hoeven Kliniek is dat er geen aanknopingspunten worden gezien voor behandeling van klager. Het delictrisico is onverminderd aanwezig. Door de Van der Hoeven Kliniek is ook gekeken of uitstroom naar de Pelmolen mogelijk is. De Pelmolen hoort immers bij de Van der Hoeven Kliniek. Ook de Van der Hoeven Kliniek zag geen mogelijkheden tot resocialisatie en achtte verblijf in een longstayvoorziening passend. Op termijn kan mogelijk uitstroom naar een longcare-voorziening zoals de Pelmolen overwogen worden. Op dit moment wordt echter begeleid verlof als het maximaal haalbare gezien. Naar aanleiding hiervan heeft de Pompestichting een aanvraag gedaan voor aanpassing van het beveiligingsniveau naar ‘laag’. Ook de LAP heeft geadviseerd tot voortzetting van klagers longstay-plaatsing met een laag beveiligingsniveau, met als voorwaarde dat over een jaar weer een herbeoordeling plaatsvindt. Voorts heeft zowel psychiater M. als psycholoog Van A. geadviseerd tot voortzetting van klagers verblijf in een longstayvoorziening.

De minister is van mening dat door klager op zaken vooruit gelopen wordt. Komende periode wordt gebruikt om te kijken hoe de verloven vanuit de longstayvoorziening zullen verlopen en vervolgens kan worden bezien of uitstroom eventueel mogelijk is. Omdat de samenwerking tussen klager en de inrichting momenteel wisselvallig verloopt en klager bovendien lichamelijke klachten heeft, heeft hij het verlof nog niet kunnen praktiseren.

Ten slotte wenst de minister op te merken dat de bestreden beslissing is gebaseerd op alle stukken van vóór die datum en niet op stukken van daarna. De minister ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de beslissing van 11 mei 2018 niet juist was.

4.         De beoordeling

Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de minister, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:

a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en

b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Klager verblijft sinds 4 november 2005 in een longstayvoorziening en sinds 29 december 2009 in de longstayvoorziening van de Pompestichting.

In paragraaf 6.3 van het Beleidskader Longstay Forensische Zorg van 1 januari 2009, in werking getreden op 1 juni 2009, is bepaald dat door middel van een periodieke toets driejaarlijks door de LAP wordt beoordeeld of voortzetting van de longstaystatus nog gerechtvaardigd is. Bij deze toets is het van belang de behandelingsvatbaarheid van de ter beschikking gestelde te onderzoeken.

Uit de stukken volgt dat klager is gediagnosticeerd met een ernstige persoonlijkheidsstoornis en een stoornis in middelengebruik. Uit de pro justitia rapportages van psychiater M. van 27 juni 2017 en van psycholoog Van A. van 14 juli 2017 komt naar voren dat die deskundigen adviseren klagers longstaystatus met een jaar te verlengen.

Van 4 december 2017 tot 12 februari 2018 heeft klager ter observatie in de Van der Hoeven Kliniek verbleven. Uit het verslag daarvan komt – onder meer – naar voren dat geen aanknopingspunten zijn gevonden voor verdere behandeling. Een longstayvoorziening wordt passend geacht vanwege het ontbreken van behandeldruk en klagers hoge recidiverisico. Voor plaatsing in een longcarevoorziening, zoals de Pelmolen, moet sprake zijn van resocialisatieperspectief. Momenteel is uitstroom volgens de Van der Hoeven Kliniek niet haalbaar en lijkt begeleid verlof het maximaal haalbare. Volgens de Van der Hoeven Kliniek is niet te zeggen dat op veel langere termijn plaatsing elders niet mogelijk is.

Uit het verlengingsadvies van 29 maart 2017 van het hoofd van de Pompestichting volgt dat de behandelbaarheid van klager als beperkt wordt ingeschat. In reactie op het observatieverslag heeft het hoofd van de Pompestichting op 13 maart 2018 aangegeven dat uitstroom naar een transmurale voorziening van de Van der Hoeven Kliniek op termijn overwogen zou kunnen worden, maar thans niet is geïndiceerd nu er geen sprake is van behandeling of zicht op resocialisatie.

De LAP heeft in haar advies van 16 april 2018 geadviseerd om klagers longstaystatus voort te zetten, met als voorwaarde dat er over een jaar een (tussentijdse) herbeoordeling plaatsvindt.

Gelet op de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, bevindingen en adviezen is de beroepscommissie van oordeel dat de minister in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat een voortgezet verblijf van klager in een longstayvoorziening in de rede ligt. Vooralsnog zijn er geen redenen gebleken klager over te plaatsen naar een longcarevoorziening nu thans (nog) geen uitzicht bestaat op resocialisatie. Voor zover namens klager is verwezen naar hetgeen tijdens de verlengingszitting door psychiater M. is aangevoerd, overweegt de beroepscommissie dat zij hierin onvoldoende aanknopingspunten ziet voor het oordeel dat de minister niet tot de bestreden beslissing heeft kunnen komen.

Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, mr. M.J.H. van den Hombergh en mr. drs. J.P. Meesters, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 14 december 2018.

 

                                                            

 

 

secretaris                                                        voorzitter

 

Naar boven