Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2023/GA en 03/2080/GA, 7 november 2003, beroep
Uitspraakdatum:07-11-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2023/GA en 03/2080/GA

betreft: [klager] datum: 7 november 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 25 augustus 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Zuid van penitentiaire inrichtingen (p.i.) Haaglanden te 's-Gravenhage, gericht tegen een uitspraak d.d. 7 augustus 2003 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, welke uitspraak op 21 augustus 2003aan klager en de
directeur is verzonden,

en van een op 1 september 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager, gericht tegen de hiervoor genoemde uitspraak van de beklagcommissie bij voornoemde locatie Zuid d.d. 7 augustus 2003, voorzover deze de vaststelling van een tegemoetkoming betreft,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 oktober 2003, gehouden in de locatie Zoetermeer, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. B.P.J. van Riel, en de [...], unit-directeur bij de locatie Zuid voornoemd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een observatiecel gedurende de nacht, voor de duur van 3 dagen wegens het veroorzaken van geluidsoverlast gedurende de nacht.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en daarbij bepaald dat aan klager een tegemoetkoming van € 15,- zal worden verstrekt door de directeur van voornoemdelocatie Zuid.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Tijdens de behandeling van het beklag heeft het afdelingshoofd dat de directeur ter zitting vertegenwoordigde, een aantal stukken, de bestreden beschikking en de bijbehorende verslagen en meldingen niet aan de beklagcommissieovergelegd. Indien dat wel
zou zijn gebeurd, had de beklagcommissie het beklag waarschijnlijk ongegrond verklaard. Klager heeft op zijn verblijfsafdeling voor geluidsoverlast gezorgd. Dat blijkt uit de thans overgelegde verslagen. Er is geen rapport vangeluidsoverlast door een
op een lagere verdieping verblijvende gedetineerde. Klager zorgde al langer voor overlast op de afdeling. Gelet op de aard van de het regime van de afdeling had die overlast ook gevolgen voor de andere gedetineerden. Daarom is op 24juni 2003 besloten
in afzondering te plaatsen op de observatieafdeling. De betreffende beschikking is van latere datum. Alvorens de directeur tot de betreffende maatregel heeft besloten, is klager gehoord. Klager is op 24 juni 2003 door hetafdelingspersoneel in
afzondering geplaatst. Dat is gebeurd na een terugkoppeling met het directielid dat piketdienst had. Op het eerstvolgende moment, op 25 juni 2003, is klager gehoord door de directeur en op 25 juni 2003 is de betreffende beslissingaan klager uitgereikt.
Klager is op die 25e juni 2003 gehoord door de directeur, in bijzijn van het afdelingshoofd. De afzonderingsbeslissing is door de directeur genomen. Door de latere uitreiking van de op schrift gestelde beslissing zijn aan klagergeen rechtsmiddelen
ontnomen.

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op 24 juni 2003 kreeg klager te horen dat hij in afzondering werd geplaatst op de observatieafdeling voor de duur van drie dagen. Klager kreeg op 26 juni 2003 de schriftelijke beslissing uitgereikt. In de tussentijd heeft hij geendirectielid gesproken.
Op 25 juni 2003 was klager in zijn cel bezig met het snijden van een zeepsteentje, hij maakt daar schaakstukken van. Dat snijden maakt inderdaad wat geluid. Op 23 juni 2003 was klager door het personeel aangesproken overgeluidsoverlast. Die overlast
werd echter veroorzaakt door iemand in de cel onder die van klager. Klager is niet gehoord door de directeur en heeft geen kans gehad om zijn standpunt naar voren te brengen. Als klager wel zou zijn gehoord, waren er welaantekeningen van gemaakt door
de directeur. Klager heeft geen geluidsoverlast veroorzaakt. Klager is een persoon die graag met veel dingen bezig is. Dat wordt door het personeel kennelijk als lastig ervaren. Nu klager niet is gehoord, er onduidelijkheid is overde aanleiding van de
geluidsoverlast en de verslaglegging ook te wensen over laat, heeft de beklagrechter het beklag op goede gronden gegrond verklaard. De door de directeur overgelegde stukken maken dat niet anders. Klager heeft beroep ingesteld tegende hoogte van de
tegemoetkoming. Hij is van mening dat hij ook recht heeft op de vergoeding van de kosten van zijn raadsman.

3. De beoordeling
Niet is aannemelijk geworden dat er sprake was van concrete aanwijzingen dat klager de veroorzaker was van de geluidsoverlast. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voorzover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van deberoepscommissie niet tot
een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep van de directeur zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Indien de rechtsgevolgen van een vernietigde beslissing niet meer ongedaan te maken zijn, kan in daarvoor in aanmerking komende gevallen een tegemoetkoming worden vastgesteld voor het door betrokkene ondervonden ongemak. Alsmaatstaf daarvoor kunnen
dienen het eventueel gederfde loon en de gemiste faciliteiten. Genoemd ongemak bestond voor klager uit het gedurende drie nachten niet in zijn eigen cel kunnen verblijven maar in een observatiecel. De tegemoetkoming is niet bedoeldals schadevergoeding,
voor het verkrijgen waarvan andere wegen openstaan. Zo kan klager ingevolge de circulaire van 13 augustus 1993, kenmerk 383893/93/DJ, een verzoek om schadevergoeding richten aan de directeur van de desbetreffende inrichting, terwijlhij zich ook kan
wenden tot de civiele rechter.

De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de toegekende tegemoetkoming juist is. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van zowel klager als de directeur ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, J.L. Brand en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 7 november 2003

secretaris voorzitter

Naar boven