Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-1755, 20 november 2018, beroep
Uitspraakdatum:20-11-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-1755           

Betreft:            [Klager]           datum: 20 november 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van [Klager], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 26 september 2018 genomen beslissing van de directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van het Justitieel Complex Zaanstad, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 november 2018, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is klager gehoord. Voorts zijn gehoord […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur, […], als psychiater verbonden aan het Justitieel Complex Zaanstad en […], als arts-assistent verbonden aan het Justitieel Complex Zaanstad.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

Het beroep betreft de beslissing van de directeur van 26 september 2018, inhoudende dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (verder: a-dwangbehandeling) voor de duur van drie maanden.

2.         De standpunten

Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager is het eens dat hij medicatie toegediend krijgt. Het helpt hem. Klager wil niet platgespoten worden, want hij heeft daarmee nare ervaringen. Klager wil zijn medicatie zelf innemen en niet middels een injectie. Verder wil hij een lagere dosering van zijn medicatie toegediend krijgen. Ten gevolge van zijn medicatie heeft hij erectieproblemen en is zijn sperma zwak. Klager is eerder elders behandeld en daar werd zijn medicatie afgebouwd, omdat het goed met hem ging. Zijn medicatie wordt in het PPC weer opgebouwd. Klager vindt zichzelf een netverzorgde man en is correct in de bejegening naar anderen toe.

Door en namens de directeur is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De huidige medicatie dient niet verlaagd te worden. Klager krijgt niet te veel medicatie. Er is bloed bij klager afgenomen, waaruit blijkt dat zijn lichaam goed op de huidige hoeveelheid medicatie reageert. Voor het overige wordt aangesloten bij hetgeen is aangevoerd in het verweer op het beroepschrift van klager.

3.         De beoordeling

Vanwege het ingrijpende karakter van de dwangbehandeling is in artikel 46e, tweede lid, van de Pbw bepaald dat de directeur, ten behoeve van zijn beslissing tot toepassing van dwangbehandeling, een verklaring van de behandelend psychiater dient over te leggen, evenals een verklaring van een psychiater die de gedetineerde met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht, maar niet bij diens behandeling betrokken is. Uit deze verklaringen dient te blijken dat de gedetineerde op wie de verklaring betrekking heeft, is gestoord in zijn geestvermogens en dat een geval als bedoeld in artikel 46d, onder a, van de Pbw, zich voordoet.

In de door de directeur verstrekte inlichtingen, waaronder de schriftelijke mededeling van de beslissing a-dwangbehandeling, de verklaring van de behandelend psychiater tevens uittreksel van klagers behandelplan en de verklaring van tweede psychiater die klager met het oog daarop klager kort tevoren heeft onderzocht, maar niet bij de behandeling betrokken was, komt het navolgende – kort en zakelijk weergegeven – naar voren.

Bij klager is sprake van een schizofrenie spectrumstoornis, een vermoeden van een verstandelijke beperking en een cannabisverslaving. Klager is momenteel ernstig psychotisch ontregeld en niet of nauwelijks aanspreekbaar. Hij is niet in staat afspraken te maken. Wanneer klager psychotisch is, laat hij bizar gedrag zien. Klager drinkt zijn urine of smeert zijn urine op verschillende goederen en gooit met bekers ontlasting naar het personeel. Hij maakt een verwarde indruk. Hij loopt vaak naakt in zijn cel, rijdt soms op een denkbeeldig paard of verstopt zich onder het matras. Hij is onrustig, druk en ontremd, praat in het luchtledige en waakt ’s nachts. Verder is hij erg achterdochtig naar anderen toe. Klager is zeer dwingend in het contact en dit kan leiden tot agressieve impulsdoorbraken. Klager heeft brand gesticht met behulp van een aansteker die hij naar binnen heeft gesmokkeld. Klager zou gezegd hebben tegen de medewerkers dat hij dood wil. Hij heeft ook gezegd tegen de medewerkers dat hij ze nog wel een keer krijgt. Klager maakt veelal een geagiteerde, oninvoelbare en slecht verzorgde indruk.

Met klager is geprobeerd het gesprek aan te gaan. Dit is vrijwel niet mogelijk vanwege zijn psychotisch toestandsbeeld. Klager is wisselend in zijn bereidheid tot vrijwillige inname van medicatie. Hij accepteert wel de sederende medicatie, maar hij weigert de noodzakelijke antipsychoticum.

Antipsychotica zijn bewezen effectief in het verminderen van psychotische achterdocht. Aangezien de agressie uit de psychose voorkomt, zal het gevaar op agressie ook verminderen, als de psychose wordt behandeld. De maatregel is proportioneel gezien de ernst van het gevaar en de ernstige lijdensdruk die ermee gepaard gaat. Het voortduren van deze psychose kan onbehandeld tot ernstige definitieve hersenschade leiden.

Beide psychiaters geven voorts te kennen dat bij klager sprake is van het in artikel 46a van de Pbw vermelde gevaar, te weten:

-           het gevaar dat de gedetineerde zich van het leven zal beroven of zichzelf ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen;

-           het gevaar dat de gedetineerde met hinderlijk gedrag agressie van anderen zal oproepen;

-           het gevaar dat de gedetineerde een ander van het leven zal beroven of hem ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen;

-           het gevaar voor de psychische gezondheid van een ander.

Op grond van de stukken is vast komen te staan dat klager een psychiatrische stoornis heeft en vanuit die stoornis gevaar veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de stoornis van zijn geestvermogens klager doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Voor de beroepscommissie is voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. De beslissing van de directeur bij klager een dwangbehandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw, toe te passen kan derhalve niet worden aangemerkt als onredelijk en onbillijk.

Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en drs. M.J. Selnick Marzullo, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Groot, secretaris, op 20 november 2018.

 

             

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven