Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-1401, 19 november 2018, beroep
Uitspraakdatum:19-11-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-1401

Betreft:            [Klager]           datum: 19 november 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Broere, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen de (fictieve) weigering van de selectiefunctionaris een beslissing te nemen, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft op het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing zijn deelname aan een penitentiair programma (p.p.) te beëindigen, (aanvankelijk) geen beslissing genomen.

2.         De feiten

Klager is sedert 11 juli 2015 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Middelburg. Met ingang van 17 januari 2018 nam hij aan een p.p. deel, in het kader waarvan hij was ingeschreven bij de Extramurale Detentie (EMD) van de p.i. Middelburg. Op 23 mei 2018 is zijn deelname aan het p.p. beëindigd en is hij in de gevangenis van de p.i. Middelburg teruggeplaatst.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft op 6 juni 2018 een inhoudelijk bezwaarschrift ingediend tegen de bestreden beslissing van 23 mei 2018. Klager kan op grond van artikel 72, eerste en vierde lid, van de Pbw tegen een negatieve beslissing op zijn bezwaarschrift een beroepschrift indienen. In de laatste volzin van het eerste lid van artikel 72 van de Pbw wordt de weigering een beslissing te nemen daaraan gelijkgesteld. Nu de selectiefunctionaris niet binnen zes weken op het (inhoudelijke) bezwaarschrift heeft gereageerd, dient het beroep gegrond te worden verklaard en de selectiefunctionaris te worden opgedragen alsnog een beslissing te nemen. Klager heeft een groot belang bij een spoedige beslissing op zijn bezwaar, nu de betrokken instanties adviseren klagers fasering en resocialisatie zo spoedig mogelijk te laten doorgaan. Klager lijdt, nu hij van zijn vrijheid is beroofd, schade, omdat hij geen inkomsten door het werk bij zijn werkgever kan genereren. Deze arbeidsrelatie is door klagers detentie onnodig onder druk komen te staan. Daarbij komt dat klager een woning heeft, die hij graag wil behouden. Ook de persoonlijke contacten van klager lijden erg onder zijn detentie. Klager vreest dat zijn relaties aan een zijden draadje komen te hangen indien de selectiefunctionaris niet spoedig een beslissing neemt en klagers detentie ten onrechte blijft voortduren. Hij acht toekenning van een financiële compensatie, gelet op zijn zwaarwegende persoonlijke belangen, aangewezen. 

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager heeft geen belang meer bij zijn bezwaar, nu hij op 17 september 2018 in vrijheid is gesteld. Uit het selectieadvies volgt dat klager is voorgedragen voor beëindiging van zijn deelname aan het p.p. naar aanleiding van hetgeen in de vrijhedencommissie is besproken betreffende de dagvaarding tegen hem. Een gedetineerde die wordt vervolgd voor het plegen van een misdrijf tijdens zijn detentie, moet worden gedegradeerd. Deelname aan het plusprogramma is een voorwaarde voor deelname aan een p.p.

4.         De beoordeling

4.1.      Hoewel klager inmiddels in vrijheid is gesteld, zal de beroepscommissie het beroep inhoudelijk beoordelen, nu namens klager om toekenning van een financiële tegemoetkoming is verzocht. 

4.2.      De beroepscommissie stelt het volgende vast. De selectiefunctionaris heeft klagers deelname aan het p.p. op 23 mei 2018 beëindigd. Tegen die beslissing is namens klager – zo begrijpt de beroepscommissie – binnen de in artikel 17, tweede lid, in verbinding met artikel 61, vijfde lid, van de Pbw bedoelde termijn een (pro forma) bezwaarschrift ingediend. Gelet op het bepaalde in artikel 17, vierde lid, van de Pbw stelt de selectiefunctionaris de indiener van het bezwaarschrift binnen zes weken van zijn met redenen omklede beslissing schriftelijk op de hoogte. Nu klager binnen deze termijn geen beslissing op zijn bezwaarschrift had ontvangen, is namens hem op 23 juli 2018 een beroepschrift ingediend tegen de (fictieve) weigering van de selectiefunctionaris een beslissing op zijn bezwaarschrift te nemen. Vervolgens heeft de selectiefunctionaris op 21 september 2018 een beslissing op het namens klager ingediende bezwaarschrift genomen, inhoudende dat klager, nu hij op 17 september 2018 in vrijheid is gesteld, niet in zijn bezwaarschrift kan worden ontvangen. Nu de selectiefunctionaris de in artikel 17, vierde lid, van de Pbw bedoelde termijn (ruimschoots) heeft overschreden, zal het beroep gegrond worden verklaard. De selectiefunctionaris zal, nu klager inmiddels in vrijheid is gesteld, niet worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen. Nu de gevolgen van bestreden beslissing niet meer ongedaan kunnen worden gemaakt, zal aan klager een tegemoetkoming van € 25,= worden toegekend voor het door hem ondervonden ongemak als gevolg van de termijnoverschrijding.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij kent klager een tegemoetkoming van € 25,= toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 19 november 2018.

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven