Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-471, 5 november 2018, beroep
Uitspraakdatum:05-11-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-471

betreft: […]      datum: 5 november 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.W. Verbaas, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 9 maart 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Scheveningen,,alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 september 2018, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is gehoord klagers raadsman mr. F.W. Verbaas. Als toehoorder was aanwezig mr. […], secretaris bij de Raad.

Namens de raadsman is reeds op voorhand te kennen gegeven dat klager niet ter zitting zal verschijnen. De directeur van voormelde locatie heeft op 20 september 2018 schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en een reactie gegeven op het beroepschrift.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft een ordemaatregel van één week observatie door middel van cameratoezicht, uitgeoefend in klagers patiëntenkamer, wegens het feit dat klager weigert te eten en te drinken, ingaande op 29 november 2017 (SC 2017/463).

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het beroep was ingesteld vanwege de vraag of oplegging van cameratoezicht bij een honger- en dorststaking nodig is. Gelet op de reactie van de directeur van 20 september 2018 op het ingestelde beroep, inhoudende onder meer dat sprake was van suïcidaliteit bij klager, is de raadsman van mening dat dit voldoende reden is om over te gaan tot het opleggen van cameratoezicht. Klager was niet psychotisch of onaanspreekbaar. Er was naar de mening van de raadsman dan ook geen reden om af te zien van het horen van klager voorafgaand aan het opleggen van de maatregel.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht. Voordat besloten wordt om aan een gedetineerde camerabewaking op te leggen, laat de directeur zich mondeling adviseren door een arts. In de beschikking van de ordemaatregel zijn de beweegredenen summier toegelicht. De arts doet dat uitgebreid in Microhis. Desgevraagd heeft de directeur Somatische Zorg van het Justitieel Complex voor Somatische Zorg (JCvSZ) deze beweegredenen op verzoek van de directeur als volgt samengevat: “Er is een suïcidepoging beschreven in de medische voorgeschiedenis (2017) alsmede zijn scheermesjes in zijn kleding en een zelfgemaakte strop op cel gevonden voorafgaande aan de opname in het JCvSZ. De geconsulteerde psychiater in het JCvSZ oordeelde op 30-11-2017 als volgt: suïcidaliteit wordt nog wel verhoogd ingeschat, advies om cameratoezicht en stripcel te behouden.”

3.         De beoordeling

De directeur heeft op grond van artikel 24a van de Pbw beslist tot toepassing van cameratoezicht. Hiervoor is het regime van afzondering vereist. Klager is echter niet in afzondering geplaatst op grond van artikel 24 van de Pbw en klager verbleef, gelet op de inhoud van de ordemaatregel, in een individueel regime. Het onderhavige cameratoezicht kon en had derhalve niet in het kader van een ordemaatregel op grond van artikel 24a van de Pbw mogen worden opgelegd, maar had zijn grondslag moeten vinden in artikel 34a van de Pbw.

Voorts had op grond van het bepaalde in artikel 57, eerste lid, van de Pbw de gedetineerde moeten worden gehoord door de directeur, alvorens hij beslist tot het opleggen van cameratoezicht. Klager is in strijd met de wet niet gehoord alvorens is beslist tot cameratoezicht. Voorts dient op grond van het bepaalde in artikel 58, eerste lid, van de Pbw, een schriftelijke mededeling van de beslissing tot het opleggen van cameratoezicht onverwijld aan klager te worden uitgereikt. Uitgangspunt is daarbij dat een dergelijke mededeling binnen 24 uur wordt uitgereikt. Uit de stukken blijkt niet of, en zo ja wanneer, de mededeling aan klager is uitgereikt, zodat de beroepscommissie niet kan beoordelen of deze tijdig aan klager is uitgereikt.

Het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien maakt dat het beklag reeds gegrond is.

De beroepscommissie acht termen aanwezig voor toekenning van een tegemoetkoming aan klager. Bij de bepaling van de hoogte van de toe te kennen tegemoetkoming weegt zij het navolgende mee. Ingevolge het bepaalde in artikel 34a, eerste lid en onder c, van de Pbw kan de directeur bepalen dat de gedetineerde die in een individueel regime is geplaatst dag en nacht door middel van een camera wordt geobserveerd indien dit ter bescherming van

de geestelijke of lichamelijke toestand van de gedetineerde noodzakelijk is. Uit de stukken komt naar voren dat klager in het JCvSZ is binnengekomen als honger- en dorststaker. Voorts blijkt uit de reactie van de directeur van 20 september 2018 dat bij klager sprake was van suïcidaliteit. Een suïcidepoging is beschreven in de medische voorgeschiedenis (2017) alsmede zijn scheermesjes in zijn kleding en een zelfgemaakte strop op klagers cel gevonden voorafgaande aan de opname in het JCvSZ. Gelet op het voorgaande had de directeur in redelijkheid kunnen besluiten om klager onder cameratoezicht te plaatsen. Gelet op het hiervoor overwogene zal de beroepscommissie de tegemoetkoming vaststellen op € 15,=.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.

Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 15,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. dr. P. Jacobs en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 5 november 2018.                                                     

 

secretaris                                                voorzitter

 

 

 

 

Naar boven