Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-1029, 6 november 2018, beroep
Uitspraakdatum:06-11-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-1029

betreft: [klager]            datum: 6 november 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.B.O. van Soest, namens […], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 23 juli 2018 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt – samengevat – toegelicht.

Het verzoek tot strafonderbreking is ingediend, omdat klager graag bij de zitting in Groot-Brittannië aanwezig wil zijn, waarin wordt beslist over het eventuele uithuisplaatsen van zijn kinderen. Daarnaast zou hij graag drie maanden de tijd hebben om de zaken goed te regelen voor zijn ex-vrouw en zijn kinderen. Klager kan zich niet vinden in het standpunt van het Openbaar Ministerie dat het strafrestant te lang zou zijn, nu er slechts een restant van twee jaar is. Voorts is klager een belangrijke partij in de zaak en hij wil zijn kinderen steunen in deze moeilijke periode. Derhalve bestaat voldoende noodzaak voor het verlenen van strafonderbreking. Ook de directie van de p.i. Nieuwegein en de inrichtingspsychologe erkennen dit. Van vluchtgevaarlijkheid is tevens geen sprake. Klager is een first offender, hij heeft geleerd van zijn fout en de kans op recidive wordt laag geschat. Zijn gedrag in de inrichting is goed. Kortom, er bestaat noodzaak voor het verlenen van strafonderbreking en maatschappelijke belangen staan het verlenen van strafonderbreking niet in de weg.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt – samengevat – toegelicht.

Uit de stukken blijkt niet dat klager partij is in de zaak over zijn kinderen. Voorts kan hij schriftelijk zijn zienswijze inbrengen en beschikken de kinderen over een voogd. In de zaak wordt met behulp van de Engelse jeugdzorg bekeken of een familielid de zorg over de kinderen kan overnemen. Derhalve kunnen vraagtekens worden gezet bij de band die klager met zijn kinderen heeft. Voorts ontbreekt de noodzaak tot strafonderbreking voor het bijwonen van de zitting of andere activiteiten in dit kader en is geen sprake van een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling). De beslissing kan daarom, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De vrijhedencommissie heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

Het Openbaar Ministerie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek, omdat zij het strafrestant te groot acht.

De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.

3.         De beoordeling

Klager is in Zweden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2190 dagen, wegens het invoeren van (hard)drugs. Met behulp van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties is de straf overgedragen en wordt de straf verder ten uitvoer gelegd in Nederland. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 23 oktober 2020.

Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Uit artikel 5, eerste lid, van de Regeling volgt dat in bijzondere omstandigheden de Minister kan toestaan dat de gedetineerde aan wie strafonderbreking wordt verleend, in het buitenland verblijft.

Klager heeft verzocht om een strafonderbreking van drie maanden om aanwezig te kunnen zijn bij een zitting in Groot-Brittannië waarin wordt geoordeeld over een eventuele uithuisplaatsing van zijn kinderen, en voor het regelen van andere zaken, waaronder het bezoeken van instanties.

Hoewel de wens van klager bij de zitting aanwezig te kunnen zijn begrijpelijk is, is de noodzaak daartoe onvoldoende gebleken. Hiertoe overweegt de beroepscommissie als volgt. Partij in de rechtszaak is klagers ex-partner. Ter beoordeling ligt de vraag of zij in staat is zorg te dragen voor haar kinderen of dat familieleden de zorg op zich zullen nemen. Uit de voorhanden stukken blijkt niet dat klager geacht wordt bij de zitting aanwezig te zijn. Voorts is klager gevraagd schriftelijk te reageren. Derhalve is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat klagers aanwezigheid bij de zitting noodzakelijk is. Ten aanzien van de tweede grond, het regelen van zaken rondom de uithuisplaatsing, komt de beroepscommissie tot hetzelfde oordeel. Er is een voogd aangewezen en de kinderen zijn onder de aandacht van de Engelse jeugdzorg. Deze heeft, in het belang van de kinderen, de procedure versneld naar september. Ook blijkt uit het dossier dat een familielid zich bereid heeft geacht de zorg over de kinderen over te nemen.

Gelet op al het vorenstaande kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep is derhalve ongegrond.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 6 november 2018.

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven