Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-817, 8 november 2018, beroep
Uitspraakdatum:08-11-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

nummer:          R-817

betreft: [Klager]           datum: 8 november 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.W.M. Hopman, namens [Klager], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 29 maart 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Zwaag, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft klagers plaatsing in het basisregime (2017-87).

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager is overgeplaatst van de p.i. Krimpen aan den IJssel naar de p.i. Zwaag. In eerstgenoemde p.i. verbleef hij in het plusprogramma en hij meent dat hij daarom ook in Zwaag in het plusprogramma had moeten worden geplaatst. In een schriftelijk beslissing klager een ordemaatregel op te leggen die dateert van 27 maart 2017 (de beroepscommissie leest verbeterd: 7 maart 2017) staat dat klager toen in het plusprogramma verbleef. Klager was al op 6 januari 2015 gepromoveerd. De schriftelijke beslissing daartoe heeft klager overgelegd.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3.         De beoordeling

De beroepscommissie stelt aan de hand van de inhoud van de in deze procedure overgelegde stukken het volgende vast. Klager is geruime tijd gedetineerd geweest. Vast staat dat klager per 6 januari 2015 is gepromoveerd naar het zogeheten plusprogramma. Op enig moment is klager overgeplaatst naar FPK Assen. Het verblijf hier is niet goed verlopen, waarna klager op 8 februari 2017 is teruggeplaatst naar de p.i. Krimpen aan den IJssel. Op 17 maart 2017 is klager overgeplaatst naar de p.i. Zwaag. Dat hij op dat moment in het plusprogramma verbleef is, mede in het licht van het niet succesvolle verblijf in de FPK Assen, niet aannemelijk geworden en overigens ook ontkend vanwege de p.i. Krimpen aan den IJssel. Het beroep kan daarom niet slagen en zal ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J. Schagen MA en mr. J. de Lange, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Groot, secretaris, op 8 november 2018.

 

              

            secretaris         voorzitter

 

 

 

Naar boven