Onderwerp: Bezoek-historie

Regeling wapens en munitie krijgsmachtpersoneel 1997
Publicatiedatum:01-01-1997Geldigheid:01-01-1997 t/m 12-03-2010Versie:vergelijk Status: Was geldig

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Regeling wapens en munitie krijgsmachtpersoneel 1997
De Minister van Defensie,

Gelet op artikel 3a, eerste en vierde lid, van de Wet wapens en munitie;

Besluit:

Artikel 1

Voor de toepassing van deze regeling wordt begrepen onder:

personen die deel uitmaken van of werkzaam zijn voor de krijgsmacht:

  • a. Nederlandse en niet-Nederlandse militairen in werkelijke dienst;relaties0
  • b. burgerambtenaren in dienst van de Minister van Defensie, belast met de uitoefening van de beveiligings- of bewakingstaak;relaties0
  • c. burgerambtenaren in dienst van de Minister van Defensie, werkzaam bij een materieelbeproevings- of onderhoudsafdeling danwel werkzaam bij een schietinrichting of vervoersdienst van wapens en munitie;relaties0
  • d. civiele contractspartijen, voor zover deze door Onze Minister van Defensie zijn belast met het vervoer van wapens of munitie. relaties0
relaties0relaties0

Artikel 2

  • 1. De categorie van personen, genoemd in artikel 1, onder a, is gerechtigd tot het vervoeren, voorhanden hebben, transformeren, herstellen, beproeven, doen binnenkomen of uitgaan van wapens of munitie van de categorieën II en III en het dragen van wapens van de categorieën II, III en IV voor zover het uitoefenen van de dienst zulks vereist of, voor zover het het dragen van een wapen van categorie III betreft, dat is voorgeschreven bij een tenue. Daarnaast is de categorie van personen, genoemd in artikel 1, onder a, gerechtigd tot het dragen, vervoeren en voorhanden hebben van een geluidsdemper voor zover de uitoefening van de dienst zulks vereist.relaties0
  • 2. Ten aanzien van niet-Nederlandse militairen in werkelijke dienst deel uitmakend van een krijgsmacht van een land dat niet is aangesloten bij de Noord-Atlantische verdragsorganisatie geldt het eerste lid slechts indien de desbetreffende krijgsmacht beschikt over een schriftelijke uitnodiging van Onze Minister van Defensie en is voldaan aan de door Onze Minister van Defensie bij de uitnodiging gestelde voorwaarden.relaties0
  • 3. De categorie van personen, genoemd in artikel 1, onder b, is gerechtigd tot het vervoeren of voorhanden hebben van wapens of munitie van de categorieën II en III en het dragen van wapens van de categorieën II, III en IV voor zover zij in bezit zijn van een door Onze Minister van Defensie afgegeven vergunning.relaties0
  • 4. De categorie van personen, genoemd in artikel 1, onder c, is gerechtigd tot het vervoeren, voorhanden hebben, transformeren, beproeven en herstellen van wapens of munitie van de categorieën II en III voor zover zij in bezit zijn van een door Onze Minister van Defensie afgegeven vergunning.relaties0
  • 5. De categorie van personen, genoemd in artikel 1, onder d, is uitsluitend gerechtigd tot het vervoeren, voorhanden hebben, doen binnenkomen of uitgaan van wapens of munitie van de categorieën II en III voor zover de opdracht daartoe door Onze Minister van Defensie blijkt uit door hen mee te voeren documenten. relaties0
relaties0

Artikel 3

  • 1. Aan de vergunning bedoeld in artikel 2, derde en vierde lid, kunnen voorschriften worden verbonden met betrekking tot:
    • a. het eventuele gebruik; enrelaties0
    • b. de opslag en het eventuele vervoer van het wapen of de munitie.relaties0
    relaties0
  • 2. Namens Onze Minister van Defensie zijn bevoegd de vergunning, bedoeld in artikel 2, derde lid, te verstrekken:
    • a. de commandanten regionaal militair commando ten aanzien van het binnen hun regio werkzame personeel van de Koninklijke landmacht, behorende tot de categorie van personen, genoemd in artikel 1, onder b;relaties0
    • b. de commandant der zeemacht in Nederland en de directeur materieel Koninklijke marine ten aanzien van het personeel van de Koninklijke marine, behorende tot de categorie van personen, genoemd in artikel 1, onder b;relaties0
    • c. de directeur operatiën van de Koninklijke marechaussee ten aanzien van het personeel van de Koninklijke marechaussee, behorende de categorie van personen, genoemd in artikel 1, onder b;relaties0
    • d. de directeuren materieel ten aanzien van het onder hun krijgsmachtdeel ressorterende personeel behorende tot de categorie van personen, genoemd in artikel 1, onder c;relaties0
    • e. de directeur van het sensor, wapen- en commandosystemen-bedrijf ten aanzien van het binnen dat bedrijf werkzame personeel van de Koninklijke marine, behorende tot de categorie van personen, genoemd in artikel 1, onder c. relaties0
    relaties0
relaties0

Artikel 4

Met ingang van inwerkingtreding van deze regeling berusten vergunningen, afgegeven op grond van de Regeling wapens en munitie krijgsmachtpersoneel van 19 september 1994 (Stcrt. 185), voor de duur van hun geldigheid of op artikel 2, derde lid, of op artikel 2, vierde lid, van deze regeling.

relaties0relaties0

Artikel 5

De Regeling wapens en munitie krijgsmachtpersoneel van 19 september 1994 (Stcrt. 185) wordt ingetrokken.

relaties0relaties0

Artikel 6

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 1997. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 30 december 1996 treedt zij in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt zij terug tot en met 1 januari 1997.

relaties0relaties0

Artikel 7

Deze regeling wordt aangehaald als Regeling wapens en munitie krijgsmachtpersoneel 1997.

relaties0relaties0

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage
23 december 1996
De
Minister
van Defensie,
J.J.C.
Voorhoeve
Naar boven