Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-320, 31 augustus 2018, schorsing
Uitspraakdatum:31-08-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          : S-320

Betreft : [verzoeker]    datum: 31 augustus 2018

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Arnhem.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van beslissingen van de directeur van voormelde p.i. van 28 augustus 2018, inhoudende a)         de oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel gedurende veertien dagen, ingaand op 28 augustus 2018 om 11.00 uur en eindigend op 11 september 2018 om 11.00 uur, wegens bezit van een mobiele telefoon, een simkaart en een oplader;
b)         de terugplaatsing van verzoeker naar het basisprogramma (degradatie) per 28 augustus 2018; en
c)         de overplaatsing naar een andere inrichting.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de mededeling van verzoeker dat hij op 29 augustus 2018 een klaagschrift heeft ingediend alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 30 augustus 2018.

 

1.         De beoordeling

Ten aanzien van de verzoeken onder a. en b. stelt de voorzitter voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissingen waartegen beklag is ingediend in strijd zijn met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk zijn dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissingen.

Ten aanzien van het verzoek onder a. blijkt uit de inlichtingen van de directeur dat de disciplinaire straf is opgelegd wegens het bezit van een mobiele telefoon, een simkaart en een oplader. In het onderliggende schriftelijke verslag staat uitdrukkelijk vermeld dat

het betreffende verslag niet aan verzoeker is aangezegd. Op grond van het bepaalde in de artikelen 50 en 51 van de Pbw kan geen disciplinaire straf worden opgelegd indien het daaraan ten grondslag liggende verslag niet is aangezegd. Gelet daarop acht de voorzitter de bestreden beslissing van de directeur, voorlopig oordelend, genomen in strijd met een wettelijk voorschrift. Het verzoek onder a. zal daarom worden toegewezen.

Ten aanzien van het verzoek onder b. overweegt de voorzitter dat bij het nemen van een beslissing tot terugplaatsing van een gedetineerde in het basisprogramma de directeur volgens vaste rechtspraak van de beroepscommissie het gedrag dient te benoemen dat tot de bestreden beslissing heeft geleid en dat deze een kenbare belangenafweging dient te maken. Uit de inlichtingen van de directeur blijkt dat een belangenafweging heeft plaatsgevonden waarbij het negatieve gedrag van verzoeker sinds zijn plaatsing in het plusprogramma op 17 mei 2018 is afgezet tegen de onderdelen waarop hij ‘groen’ scoort en dat daarbij alle relevante aspecten van het gedrag van verzoeker zijn meegenomen.

Als negatief gedrag zijn hierbij verschillende gedragingen benoemd, te weten meerdere incidenten waarvoor aan verzoeker disciplinaire straffen zijn opgelegd, wegens twee positieve scores op het gebruik van cannabis, werkweigering, betrokkenheid bij de invoer van een handelshoeveelheid softdrugs, het bezit van een mobiele telefoon, simkaart en oplader alsmede verbale agressie naar het personeel.

Tegen deze achtergrond heeft de directeur, naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, in redelijkheid kunnen beslissen tot terugplaatsing van verzoeker in het basisprogramma. Het verzoek onder b. zal dan ook worden afgewezen.

Ten aanzien van het verzoek onder c. overweegt de voorzitter dat een beslissing tot overplaatsing is voorbehouden aan de selectiefunctionaris. Er is derhalve geen sprake van een beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. Om die reden kan verzoeker niet worden ontvangen in zijn verzoek onder c.

 

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek onder a. toe en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

De voorzitter wijst het verzoek onder b. af.
De voorzitter verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek onder c.

Aldus gedaan door mr. R.H. Koning, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Warntjes, secretaris, op 31 augustus 2018.

                               

secretaris                                                                    voorzitter

 

Naar boven