Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-137, 8 november 2018, beroep
Uitspraakdatum:08-11-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-137

betreft: [klager]            datum: 8 november 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen de uitspraak van 24 januari 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie De Schie te Rotterdam, betreffende het insluiten van klager tijdens de voor geestelijke verzorging bestemde uren, omdat hij niet aan deze activiteit wenst deel te nemen (S-2017-000510), alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag, op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

De beroepscommissie heeft de directeur van bovengenoemde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsvrouw mr. M.C. Levy, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De beoordeling

Klager verzoekt in de gelegenheid te worden gesteld het beroep nader mondeling toe te lichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, nu zij zich op basis van de stukken voldoende ingelicht acht op het beroep te beslissen.

Klager verbleef ten tijde van het indienen van onderhavige klachten op de Terroristenafdeling (TA) van de locatie De Schie, alwaar een individueel regime geldt. Uit de huisregels onder paragraaf 2.3 blijkt dat een gedetineerde gedurende de tijd dat hij niet deelneemt aan de aangeboden activiteiten in zijn verblijfsruimte wordt ingesloten. Het beklag ziet daarmee op een voor alle in de inrichting verblijvende gedetineerden geldende algemene regel. Tegen een algemene regel staat in beginsel geen beklag open, tenzij die regel in strijd is met hogere wet- of regelgeving.

Op grond van artikel 22, eerste lid, van de Pbw worden gedetineerden in een individueel regime in de gelegenheid gesteld aan activiteiten deel te nemen. Overigens houden zij zich in de voor hen persoonlijk bestemde verblijfsruimte op. Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat het insluiten van klager tijdens de voor geestelijke verzorging bestemde uren, omdat hij niet aan deze activiteit wenst deel te nemen, niet strijdt met hogere wet- of regelgeving. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagrechter zal worden bevestigd met wijziging van de gronden.

2.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. E. Lucas en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van M.G. Bikker, secretaris, op 8 november 2018

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven