Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-214, 9 augustus 2018, schorsing
Uitspraakdatum:09-08-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          : S-214

Betreft : [klager]          datum: 9 augustus 2018

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Roermond.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie van 4 juli 2018, inhoudende de ontzegging van de toegang tot de inrichting van een bezoekster van verzoeker, voor de duur van drie maanden, ingaande op 4 juli 2018 en eindigend op 4 oktober 2018.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de schriftelijke mededeling van de commissie van toezicht van 6 augustus 2018 inhoudende dat het schorsingsverzoek tevens als klaagschrift is aangemerkt alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 7 augustus 2018 en 8 augustus 2018.

 

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Uit de inlichtingen van de directeur volgt dat bij de fouillering van de bezoekster van verzoeker, mw. C.B., in het ondergoed contrabande (een pil) is aangetroffen. De directeur heeft de bezoekster de toegang tot de inrichting ontzegd voor de duur van drie maanden. Op grond van artikel 58, tweede lid, onder b, Pbw geeft de directeur de gedetineerde onverwijld schriftelijk en zoveel mogelijk in een voor hem begrijpelijke taal een met redenen omklede, gedagtekende en ondertekende mededeling van de weigering van de toelating tot de gedetineerde van een bepaald persoon of bepaalde personen, bedoeld in artikel 38, derde lid, Pbw. Aan verzoekers bezoekster is op 4 juli 2018 een brief gestuurd dat haar de toegang tot de inrichting is ontzegd voor de duur van drie maanden. Verzoeker is hierbij ‘in de cc’ gezet. Hij heeft geen aparte beslissing ontvangen. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is hiermee niet voldaan aan artikel 58, tweede lid, Pbw dat vereist dat de directeur de gedetineerde van de weigering van toelating van bezoek onverwijld schriftelijk een met redenen omklede, gedagtekende en ondertekende mededeling geeft. Het enkel in kopie sturen aan verzoeker van het bericht van de directeur aan zijn bezoekster is daartoe onvoldoende. Gelet hierop dient het schorsingsverzoek te worden toegewezen.

 

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang, tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

 

 

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van J.A. van der Veen, secretaris, op 9 augustus 2018.

 

 

 

 

 

 

secretaris         voorzitter

Naar boven