Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-182, 1 augustus 2018, schorsing
Uitspraakdatum:01-08-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          : S-182

Betreft : [verzoeker]    datum: 1 augustus 2018

 

 

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

 

[…], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught.

 

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde p.i. van 26 juli 2018, inhoudende de terugplaatsing (degradatie) naar het basisprogramma per 26 juli 2018.

 

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de mededeling van de Commissie van Toezicht van 31 juli 2018 dat het schorsingsverzoek als klaagschrift wordt aangemerkt, alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 30 juli 2018.

 

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Uit de inlichtingen van de directeur blijkt dat de bestreden beslissing is genomen op grond van een belangenafweging, waarbij verzoekers negatieve gedrag is afgewogen tegen zijn structurele gedrag, waaronder het positieve gedrag. Als negatief gedrag is hierbij benoemd een incident op 12 juli 2018, waarbij verzoeker een disciplinaire straf is opgelegd wegens de invoer van een mobiele telefoon. Voorts is aangegeven dat verzoeker ‘rood’ scoort bij zijn mentor op het onderdeel ‘gedrag’ en bij zijn casemanager op het onderdeel ‘motivatie voor een delictvrije toekomst’.

Noch uit de bestreden beslissing, noch uit de nadere toelichting van de directeur of uit de onderliggende stukken komt naar voren waarin dit ‘rode’ gedrag precies heeft bestaan, anders dan het bovenvermelde incident. Van ‘oranje’ gedrag is in de beslissing geen melding gemaakt. Uit de nadere toelichting van de directeur en de onderliggende stukken komt wel naar voren dat er sprake is geweest van ‘oranje’ gedrag in de locatie Roermond, bestaande in het onttrekken aan toezicht.

In beginsel levert een enkele ongewenste gedraging geen grond op voor degradatie.

Wat er ook zij van de nadere toelichting van de directeur, gezien het bovenstaande is naar het voorlopig oordeel van de voorzitter niet, althans onvoldoende gebleken dat bij de beslissing tot degradatie meer dan incidenteel ongewenst gedrag is meegewogen.

Dit gedrag levert geen grond op voor degradatie. Daarmee is de beslissing van de directeur onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd, zodat de tenuitvoerlegging daarvan voor schorsing in aanmerking komt.

Het verzoek zal daarom worden toegewezen.

 

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

 

Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Warntjes, secretaris, op 1 augustus 2018.

 

 

                       secretaris          voorzitter

 

Naar boven