Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3461/GA, 19 juli 2018, beroep
Uitspraakdatum:19-07-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          17/3461/GA

betreft: [klager]            datum: 19 juli 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. M. de Reus, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 29 september 2017 van de beklagcommissie bij de  locatie Roermond, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de beslissing van de directeur tot degradatie naar het basisprogramma (R-2017-170).

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.

Het beklag is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard nu wel degelijk sprake is van een beklagwaardige beslissing ex artikel 60, eerste lid, van de Pbw.

Voorts is het tijdsverloop tussen enerzijds de gestelde pleegdatum van het feit en anderzijds de degradatiebeslissing zodanig dat dit aspect door de directeur betrokken had moeten worden bij de te maken belangenafweging. Tevens had klagers einddatum en het feit dat hij op korte termijn in aanmerking zou kunnen komen voor detentiefasering, meegewogen moeten worden in de belangenafweging.

Uit het aanvullende beroepschrift van 10 januari 2018 blijkt dat klager op 22 december 2017 is vrijgesproken van het tenlastegelegde.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3.         De beoordeling

De beroepscommissie stelt vast dat op 1 augustus 2017 de directeur van de locatie Roermond heeft besloten klager op grond van artikel 1 d in samenhang met artikel 1e, aanhef en onder b, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (verder: de Regeling) te degraderen naar het basisprogramma.

Zoals reeds in RSJ 25 augustus 2016, 16/1737/GA is overwogen, anders dan in de Nota van Toelichting is vermeld, is een beslissing tot degradatie een beklagwaardige beslissing in de zin van artikel 60, eerste lid, van de Pbw. Derhalve vernietigt de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart zij klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag.

In artikel 1e, aanhef en onder b. van de Regeling is bepaald dat gedetineerden die vervolgd worden voor het in detentie plegen dan wel medeplegen van misdrijven uitgesloten zijn van promotie of het plusprogramma. Indien de vervolging niet leidt tot een veroordeling wordt de uitsluiting ongedaan gemaakt.

Naar het oordeel van de beroepscommissie kunnen, zoals reeds is overwogen in

RSJ 25 augustus 2016, 16/4091/GA, goede gronden aanwezig zijn voor uitsluiting van deelname aan het plusprogramma, maar het enkele feit van een vervolging of veroordeling kan, gelet op het belang dat in de Pbw aan resocialisatie wordt gehecht, zonder enige afweging niet als zodanig worden aangemerkt.

Er kunnen zich immers omstandigheden voordoen die een inbreuk op de Regeling rechtvaardigen en die nopen tot een – kenbare – belangenafweging van de directeur alvorens hij beslist een gedetineerde te degraderen. Deze omstandigheden kunnen zijn: de aard en de ernst en de al dan niet opzettelijkheid van de strafbare gedraging waarvoor een gedetineerde vervolgd wordt, de resterende tijdsduur van de detentie, het tijdsverloop dat met de vervolging sinds de gedraging gemoeid is en het gedrag dat een gedetineerde structureel in de detentiesituatie vertoont.

Naar het oordeel van de beroepscommissie had de directeur dan ook ten aanzien van klager voorafgaand aan de degradatiebeslissing een schriftelijk kenbare belangenafweging moeten maken. Nu hiervan niet is gebleken, moet de degradatiebeslissing als onvoldoende gemotiveerd worden aangemerkt. Het beroep zal gegrond worden verklaard.

De beroepscommissie  zal de beslissing waarover is geklaagd vernietigen en de directeur opdragen met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe schriftelijke en gemotiveerde beslissing te nemen binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.

Zij vernietigt de beslissing waarover is geklaagd en draagt de directeur op met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. C.M. van der Bas en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 19 juli 2018.

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

Naar boven