Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-481, 2 november 2018, beroep
Uitspraakdatum:02-11-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-481

Betreft:            [klager]            datum: 2 november 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.C. van Hoogmoed, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 15 mei 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een zogenaamd stapeltraject (plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i) gevolgd door deelname aan een penitentiair programma (p.p.)) afgewezen.

2.         De feiten

Klager is sinds 29 augustus 2016 gedetineerd. Hij verblijft in de locatie Norgerhaven te Veenhuizen. Op 31 juli 2017 is door de rechtbank te Amsterdam een bevel gevangenhouding afgegeven ter zake de overlevering van klager aan de Duitse autoriteiten na afloop van de detentie. Uit de overgelegde stukken blijkt dat dit bevel op 15 augustus 2018 door de rechtbank te Oberhausen is opgeheven.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Klagers verzoek tot plaatsing in een stapeltraject is ten onrechte afgewezen. Klager verblijft bijna twee jaar in detentie en vertoont goed gedrag. Klager heeft deelgenomen aan diverse cursussen en is voorzitter geweest van de Gedetineerdencommissie. Gesteld wordt dat klager overgeleverd zal worden aan Duitsland, echter heeft de rechtbank te Oberhausen het overleveringsbevel thans opgeheven. Er is door de selectiefunctionaris ten onrechte gesteld dat er geen einddatum voor klager te bepalen was. Dit was enkel gebaseerd op het feit dat klager nog gehoord moest worden in de Duitse strafzaak. Daar was op dat moment nog geen vervolgingsbeslissing over genomen. Voorts is klagers vriendin zwanger en zal klager op korte termijn vader worden. Namens klager is verzocht om een tegemoetkoming.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.

Klager is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier en een half jaar, wegens witwassen en oplichting. Klagers einddatum is thans bepaald op 7 november 2018.

Klagers verzoek om plaatsing in een stapeltraject is afgewezen op grond van het bevel gevangenhouding van 31 juli 2017 van de rechtbank te Amsterdam, ter zake de overlevering van klager aan Duitsland in verband met een verdenking van oplichting. Klagers gedrag en de zwangerschap van zijn vriendin maken dit niet anders. Hangende het beroep is het overleveringsbevel door de rechtbank te Oberhausen op 15 augustus 2018 opgeheven. De selectiefunctionaris heeft de locatie Norgerhaven hierover op 3 oktober 2018 geïnformeerd. Gelet op klagers einddatum heeft het opstarten van een gestapeld traject geen zin meer. Klager komt wel in aanmerking voor algemeen verlof.

4.         De beoordeling

4.1.      In zeer beperkt beveiligde inrichtingen of afdelingen kunnen gedetineerden worden geplaatst die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, die in geval de veroordeling onherroepelijk is ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan dan wel in geval de veroordeling nog niet onherroepelijk is een tijd in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is aan de helft van de opgelegde gevangenisstraf, die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres, die een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden met ingang van 1 maart 2014, Stcrt. 2014, nr. 4617).

4.2.      Op grond van artikel 2, tweede lid, onder a van de Regeling komen voor plaatsing in een z.b.b.i. niet in aanmerking (onder meer) gedetineerden ten aanzien van wie vaststaat dat zij na detentie zullen worden uitgezet of uitgeleverd.

4.3.      Naar het oordeel van de beroepscommissie dient, gelet op de betekenissen die in de Uitleveringswet en de Overleveringswet worden gegeven aan de begrippen “uitlevering” en “overlevering”, in voormeld artikel “uitgeleverd” tevens te worden verstaan “overgeleverd”.

4.4.      Uit de onderliggende stukken blijkt dat de overlevering van klager aan Duitsland op 31 juli 2017 door de rechtbank te Amsterdam is toegestaan. Om die reden kwam klager niet in aanmerking voor plaatsing in een z.b.b.i. Het toekennen van regimaire vrijheden zou zich niet verdragen met het feit dat een gedetineerde na zijn detentie wordt overgeleverd. De redactie van de uitsluiting in artikel 2, tweede lid, van de Regeling moet naar het oordeel van de beroepscommissie ook zo worden verstaan, dat de selectiefunctionaris geen beleidsvrijheid toekomt. De selectiefunctionaris wordt geen ruimte gelaten om anders te beslissen. Gelet op het vorenstaande kan de destijds genomen beslissing door de selectiefunctionaris bij afweging van alle toen in aanmerking komende belangen en formele regelgeving, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep is dus ongegrond.

Ten overvloede merkt de beroepscommissie op dat het gegeven dat het bevel tot overlevering van klager aan Duitsland per 15 augustus 2018 is opgeheven en er derhalve een nieuwe situatie is ontstaan, het voorgaande niet anders maakt. Overigens is de beroepscommissie met de selectiefunctionaris van oordeel dat de tijd die voor klager in detentie resteert te kort is om de mogelijkheden van detentiefasering opnieuw te kunnen beoordelen en realiseren.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, in tegenwoordigheid van J.A. van der Veen, secretaris, op 2 november 2018.

 

            secretaris                                                                    voorzitter

 

 

 

 

Naar boven