Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-395, 23 oktober 2018, beroep
Uitspraakdatum:23-10-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         R-395

Betreft:            [klager]            datum: 23 oktober 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.G.C. van Riet, namens […..], verder te noemen klaagster, gericht tegen een op 20 februari 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft klaagster in haar bezwaar gericht tegen de beslissing haar over te plaatsen vanuit de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) van de locatie Ter Peel te Sevenum naar de gevangenis van de locatie Ter Peel niet-ontvankelijk verklaard.

2.         De feiten

Klaagster is sedert 31 mei 2017 gedetineerd. Zij verbleef in de z.b.b.i van de locatie Ter Peel. Op 21 december 2017 is zij overgeplaatst naar de gevangenis van de locatie Ter Peel, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt. Op 3 januari 2018 is zij overgeplaatst naar de z.b.b.i. van de penitentiaire inrichting (p.i.) Utrecht locatie Nieuwersluis.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klaagster is het beroep als volgt toegelicht.

Klaagster heeft belang bij een inhoudelijke behandeling door de selectiefunctionaris omdat zij, ingeval zij in het gelijk gesteld wordt, recht heeft op een compensatie. Daarnaast kan en mag het niet zo zijn dat een bezwaarschrift tegen een beslissing tot terugplaatsing slechts door de ommekomst van werkingstijd niet-ontvankelijk verklaard zou kunnen worden.

De directie heeft het verzoek tot plaatsing in het gevangenisregime gemotiveerd door te verwijzen naar twee eerdere incidenten, een uitsluiting van activiteiten op 8 november 2017 en een rapport in verband met een niet verzegelde stijltang van 26 oktober 2017 alsmede het te laat terugkeren van verlof op 11 december 2017. Uit bij de beklagcommissie overgelegde stukken volgt dat er op 10 december 2017 sprake was van een overmachtssituatie waardoor klaagster noodgedwongen te laat is teruggekeerd. Gezien de omstandigheid dat er in het voortraject slechts sprake was van een uitsluiting van activiteiten alsmede een rapport over een stijltang, waarbij niet duidelijk is of ook enige sanctie is gevolgd terwijl er op 10 december 2017 sprake was van een overmachtssituatie, kan de beslissing van de selectiefunctionaris in redelijkheid geen stand houden.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Uit het door de directeur opgemaakte selectieadvies komt naar voren dat klaagster afspraken niet altijd na komt en driemaal een rapport heeft gekregen. Uit het laatste rapport blijkt dat zij met de locatie Ter Peel gebeld heeft om te melden dat zij niet tijdig terug kon keren omdat er geen treinen reden vanwege de weersomstandigheden. Haar is toen duidelijk gemaakt dat zij een bewijs moest vragen aan de NS en zo spoedig mogelijk naar de locatie Ter Peel moest terugkeren. Zij keerde een dag later terug om 11.55 uur, maar zonder het vereiste bewijsstuk. Zij was daarvoor al meerdere malen gewaarschuwd vanwege andere incidenten. Klaagster is geselecteerd voor de gevangenis locatie Ter Peel en tevens meteen geherselecteerd voor de z.b.b.i. van de p.i. Utrecht locatie Nieuwersluis, om daar een nieuwe start te kunnen maken. Klaagster is op 3 januari 2018 overgeplaatst naar de z.b.b.i. van de p.i. Utrecht, locatie Nieuwersluis.

4.         De beoordeling

4.1.      Klaagster verblijft sinds 3 januari 2018 in de z.b.b.i. van de p.i. Utrecht, locatie Nieuwesluis. In beginsel zou klaagster daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in het beroep, omdat daarmee het belang aan het beroep is komen te ontvallen. Nu in beroep echter is verzocht aan klaagster een tegemoetkoming toe te kennen, zal de beroepscommissie het beroep alsnog beoordelen.

4.2.      Op het moment dat de selectiefunctionaris zijn beslissing op bezwaar nam, verbleef klaagster weer in een z.b.b.i. In bezwaar is niet om een tegemoetkoming gevraagd. De beslissing van de selectiefunctionaris klaagster niet-ontvankelijk in het bezwaar te verklaren is dan ook juist. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke,

voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van

mr. I. Lispet, secretaris, op 23 oktober 2018.

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven