Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-1028, 4 oktober 2018, beroep
Uitspraakdatum:04-10-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          : R-1028

Betreft : [klager]          datum: 4 oktober 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 19 juli 2018 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof toegewezen, in die zin dat klager wordt toegestaan eenmaal per drie maanden en onder begeleiding zijn partner te bezoeken die eveneens gedetineerd is.

2.         De standpunten

Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft verzocht zijn partner maandelijks te mogen bezoeken. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft hiertegen geen bezwaar, toch wordt zijn verzoek niet ingewilligd omdat de vrijhedencommissie van de inrichting anders adviseert. Klager en zijn vrouw zijn al 26 jaar samen. Zij hebben twee kinderen van 16 en 19 jaar. Klager, zijn vrouw en kinderen lijden onder de detentie, temeer omdat zij alle vier weten dat klager en zijn vrouw onschuldig zijn veroordeeld. Zij zijn er van overtuigd dat in hoger beroep dit zal worden rechtgezet. Het is in het belang van klager, zijn vrouw en kinderen dat het verzoek van klager nogmaals in overweging wordt genomen.  

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Op grond van artikel 27 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting kan incidenteel verlof voor een bezoek aan een gedetineerde levenspartner slechts worden verleend, indien de gedetineerden elkaar ten gevolge van de detentie ten minste drie maanden niet hebben ontmoet. Klager is tweemaal eerder in aanmerking gekomen voor onderling gedetineerdenbezoek na een positief advies van het OM van 2 november 2017 over regulier onderling gedetineerdenbezoek. In onderhavige zaak is het OM niet benaderd om een advies uit te brengen over het verzoek van klager tot boven-regulier bezoek aan zijn vrouw. De vrijhedencommissie van de inrichting heeft op 19 juli 2018 negatief geadviseerd over het verzoek van klager tot maandelijks bezoek aan zijn vrouw, omdat op grond van de regeling onderling gedetineerdenbezoek eens per drie maanden kan plaatsvinden. Dit advies is in de bestreden beslissing overgenomen.

3.         De beoordeling

Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar met aftrek, wegens moord. Hij heeft hoger beroep ingesteld.  Zijn fictieve einddatum valt op of omstreeks 9 september 2023.

Op grond van artikel 27, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) kan incidenteel verlof voor een bezoek aan de gedetineerde levenspartner slechts worden verleend indien de gedetineerden elkaar ten gevolge van de detentie ten minste drie maanden niet hebben ontmoet. Onder verwijzing naar het vorenstaande is klager onder begeleiding incidenteel verlof toegestaan. Klager wil echter zijn vrouw maandelijks bezoeken.

De beroepscommissie stelt vast dat geen sprake is van een medische indicatie voor een onderling gedetineerdenbezoek met een hogere frequentie dan eens per drie maanden. Derhalve is er geen grond om af te wijken van het uitgangspunt als neergelegd in artikel 27, eerste lid, van de Regeling. De beslissing van de Minister kan derhalve bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 4 oktober 2018

       

   

 

 

 

secretaris         voorzitter

Naar boven