Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-551, 17 oktober 2018, beroep
Uitspraakdatum:17-10-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-551

 

betreft: [klager]            datum: 17 oktober 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.G.J.E. Lut, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 19 maart 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting Ter Apel, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft het feit dat klager in de inrichtingswinkel alleen Halal-kip kan kopen en geen andere kip (TA 2018-117).

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager is van mening dat de Halal-kip die in de inrichtingswinkel wordt verkocht op inhumane wijze is geslacht en daar verzet hij zich tegen. De directeur schendt volgens klager zijn zorgplicht doordat alleen die kip wordt verkocht.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet nader toegelicht.

 

3.         De beoordeling

De beroepscommissie is anders dan de beklagrechter van oordeel dat een beslissing van de directeur op een verzoek van een gedetineerde om de winkellijst aan te passen kan worden aangemerkt als een beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. Nu echter niet is gebleken dat klager de directeur een dergelijk verzoek heeft gedaan alvorens hij beklag indiende, is de beroepscommissie van oordeel dat klager bij gebreke van een beslissing van de directeur niet-ontvankelijk diende te worden verklaard in zijn beklag. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter, met wijziging van de gronden.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. C.M. van der Bas en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 17 oktober 2018

                             

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven