Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-663 en R-664, 10 september 2018, beroep
Uitspraakdatum:10-09-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-663 en R-664

betreft: [klager]            datum: 10 september 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van de bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van, […], verder te noemen klager (R-663) en, de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein (R-664), gericht tegen een uitspraak van 7 mei 2018 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de p.i. Nieuwegein, waarbij aan klager een tegemoetkoming van € 20,= is toegekend, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Klager en de directeur hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie van 2 augustus 2018, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft het meenemen dan wel stelen van diverse kledingstukken door een medegedetineerde (NM-2018-211).

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van de directeur en klager

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

De kleding kan op meerdere manieren zijn verdwenen. Klager heeft zijn kleding op eigen risico meegegeven aan de reiniger om te wassen, terwijl hij er ook voor had kunnen kiezen zijn kleding zelf te wassen of deze uit te voeren. In de huisregels onder 4.4 staat opgenomen dat het wassen op eigen risico en op eigen kosten geschiedt. Klager verblijft al enige tijd in de inrichting en had de beschikking over de huisregels. Voorts verwijst de directeur in dit kader naar een uitspraak van de beroepscommissie (RSJ 24 november 2016, 16/1924/GA).

Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht.

Naar aanleiding van de mondelinge uitspraak van de beklagrechter reageerde de directeur dat hij in beroep zou gaan, omdat hij anders voor enorme bedragen aan kleding zou moeten gaan vergoeden. Deze reactie impliceert dat hij erkent dat vaker kleding vermist raakt of wordt gestolen. De directeur had navraag kunnen doen bij de p.i. waar de betreffende gedetineerde nu verblijft en zijn spullen kunnen laten doorzoeken. De directeur had bovendien kunnen voorkomen dat de kleding vermist zou raken. De kleding is immers achter een gesloten deur gezet in het bijzijn van een personeelslid. Enkel personeelsleden en de reiniger hebben toegang tot het washok. Het personeel had beter op moeten letten en dus is het de verantwoordelijkheid van de directeur dat de kleding is gestolen. De totale waarde van de gestolen kleding bedraagt voorts € 230,=. Klager wil een reëel aanbod doen en de helft van het totale bedrag voor eigen rekening nemen. Subsidiair verzoekt hij de uitspraak van de beklagrechter te bevestigen.

 

3.         De beoordeling

In de huisregels van de inrichting onder 4.4 is bepaald dat het wassen van eigen kleding op eigen risico geschiedt in de wasmachines op de afdeling, volgens de regeling zoals die op de afdeling geldt. Wassen geschiedt op eigen risico en op eigen kosten.

Klager heeft onweersproken gesteld dat hij kledingstukken mist nadat hij deze had afgegeven aan een reiniger om te worden gewassen. In beginsel is een gedetineerde verantwoordelijk voor zijn eigendommen in de inrichting, tenzij de directeur

verantwoordelijk moet worden gehouden. De beroepscommissie overweegt dat klager bekend was met het eigen risico met betrekking tot het reinigen van kleding door reinigers in de inrichting, zoals opgenomen in de huisregels van de p.i., evenals met de mogelijkheid om zijn kleding ter reiniging uit te voeren dan wel met de mogelijkheid om zelf zijn kleding te wassen. Evenwel heeft klager dit eigen risico aanvaard en heeft hij zijn kleding afgestaan aan de reiniger. De beroepscommissie is van oordeel dat in het onderhavige geval de directeur geen verwijt kan worden gemaakt voor de vermissing van klagers kledingstukken. Het beroep van de directeur zal daarom gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard. Het beroep van klager wordt derhalve ongegrond verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep van klager ongegrond (R-663).

De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur gegrond (R-664), vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M. Soffers, voorzitter, drs. H. Heddema en ing. M.J. Mulders, leden, in tegenwoordigheid van

mr. R. Smeijers, secretaris, op 10 september 2018.

 

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven