Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/4214/GA, 20 augustus 2018, beroep
Uitspraakdatum:20-08-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/4214/GA

betreft: [Klager]           datum: 20 augustus 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. D.N.A. Brouns, namens

[Klager], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 1 november 2017 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht, voor zover daarbij aan klager een tegemoetkoming is toegekend,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

De raadsman verzoekt namens klager hem in de gelegenheid te stellen het beroep nader mondeling toe te lichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, nu zij zich op basis van de stukken voldoende ingelicht acht op het beroep te beslissen

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van de tegemoetkoming

De beklagcommissie heeft een tegemoetkoming van € 125,= toegekend vanwege de gegrondverklaring van klagers beklag betreffende het te lang moeten wachten op een CT-scan in het ziekenhuis, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven (PD-2017-431).

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

De tegemoetkoming is niet proportioneel gelet op een uitspraak van de beroepscommissie (RSJ 7 maart 2017, 16/4036/GM). In die zaak had klager drie maanden met pijn rondgelopen en ook daar is een tegemoetkoming van € 125,= toegekend. In het onderhavige geval heeft klager negen maanden met pijn rondgelopen.

Het standpunt van de directeur omtrent de hoogte van de tegemoetkoming luidt als volgt.

Door klager wordt de tijd aangehaald dat hij rondgelopen heeft met pijn. Door de directeur kan echter niet worden beoordeeld in hoeverre de ene last zich verhoudt met de andere. Evenmin kan hij beoordelen of sprake is geweest van een periode van negen maanden van aanhoudende pijn. Een tegemoetkoming is niet op zijn plek, nu niet overgegaan had kunnen worden tot een gegrondverklaring van het beklag.

 

3.         De beoordeling

De beroepscommissie stelt voorop dat enkel door klager beroep is ingesteld. Het beroep richt zich tegen de hoogte van de toegekende tegemoetkoming. Ter beoordeling in beroep is dan ook enkel de vraag of de beroepscommissie zich kan verenigen met de toegekende tegemoetkoming. Het beklag zal in beroep niet opnieuw ten gronde worden beoordeeld.

De beklagcommissie heeft vastgesteld dat de directeur zijn zorgplicht heeft geschonden doordat twee afspraken van klager in het ziekenhuis door toedoen van het personeel geen doorgang hebben gevonden en het in de lijn van die zorgplicht had gelegen dat de directeur in samenspraak met de medische dienst zo snel mogelijk een nieuwe afspraak had geregeld. De beroepscommissie kan zich verenigen met de hoogte van de toegekende tegemoetkoming. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingesteld.

 

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, J. Schagen MA en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van

mr. R. Smeijers, secretaris, op 20 augustus 2018.

 

 

                                       

            secretaris         voorzitter

 

 

 

Naar boven